20 oktober 2006

Over UFO's, doden en aardbeien

Als je morgen aardbeien meeneemt vertel ik je wat ik vandaag gezien heb. Dan vertel ik over de beelden van gisteren, beelden uitgezonden om op de televisie. Verhalen over elpees in een kast, stofzuigen en batterijen in de stofzuiger zijn totaal niet interessant. Misschien na een paar biertjes, maar verder zal ik ze je besparen. Ik vertel je morgen veel liever over de onvergankelijken. De heiligen van Italië die voor het publiek overleden liggen te zijn. Over hun perfect geconserveerde lichamen die al honderden jaren hetzelfde eruit zien. Geen botten en stof, maar vlees en een daadwerkelijk gezicht.

Daar zal ik je over vertellen als je die aardbeien meeneemt. De ideeën die ik van die onvergankelijken heb mogen ontvangen heeft ook wel een waarde in het verhaal. Misschien is het gewoon onzin, maar het was een gedachte die bij me opkwam. Ik zal die gedachte echt wel met je delen. Ik kan toch niet achterhouden dat die zogenaamde heiligen gewoon mensen zijn die bij de wederopstanding nog in perfecte staat willen zijn. Die zijn bang om als stof en botten de wereld te moeten bewandelen. Ze zijn bang voor de pijn die het zal doen. Daarom kozen ze om hun vlees te behouden. Maar dat had een prijs, met hun vlees moesten ze tot de wederopstanding verblijven in hun lichaam. Terwijl zij in hun lichamen lagen zouden de gefermenteerde mensen gewoon hun tijd af kunnen wachten in de verschillende hiernamaalsen waarin men maar wil geloven.

Dat vond ik best een amusante gedachte. Dat ze daar liggen in hun glazen kisten terwijl er honderden pelgrims per dag langskomen. Elk met hun verhaal en de onvergankelijken zijn gedwongen om naar allemaal te luisteren. Zelfs hun onderzoeken had ik aan gedacht. De wetenschappers die ze uitkleden, lekprikken en stukken huid verwijderen. De honderden foto's die van hun gemaakt werden brandde op het netvlies. Ze zouden elke naaldeprik voelen. Dat zou de prijs zijn die ze moesten betalen voor hun perfecte staat. Ik zou je allemaal over dat soort dingen vertellen. Niets meer, want hier zouden we al meer dan genoeg gesprekstof aan hebben. Ik weet niet of je het zou willen horen, maar dat zouden we vanzelf ondervinden gedurende een bakje aardbeien. Praten en aardbeien zijn nu eenmaal een perfecte combinatie. Dat weet iedereen en anders weet je het nu.

En als het hele lekkere aardbeien zijn kan ik ook nog een stukje van de sluier oplichten over de strip die ik hierdoor in mijn hoofd kreeg. Of tenminste het idee van een strip die een van de onvergankelijken als hoofdpersoon zou hebben. Ik heb altijd iets willen doen met een dood lichaam in de hoofdrol en dit zou een uitgelezen kans kunnen zijn. Maar dat is allemaal voor morgen, eerst de aardbeien en dan vertel ik het je allemaal. Alles vertel ik je erover. Breng die aardbeien nu maar.
Alsjeblieft! Dan vertel ik je nu over vandaag.

Vandaag zijn er andere dingen voorgevallen. Het was weer een dag dat ik een nieuw muziekje ontdekte. Gewoon een muziekje dat verder niet voor heel veel mensen weggelegd is, maar ik was er uitermate gecharmeerd van. Ik vind het leuk, de krakkende versie die het heeft. De hoge schattigheid en vooral de aanstekelijkheid van de teksten. Nu is dat laatste meestal een slechte zaak, teksten waar je lekker mee kan gaan lallen met een biertje in de hand zijn meestal niet van hoge kwaliteit. In veel gevallen zijn het interpretaties van een lied over een barkrul, stinkende oksels en een verloren liefde die wegzint in de armen van je beste vriend. Je beste vriend, de orgeldraaier. Dat is iets wat ik vandaag absoluut niet gehoord heb.

Vandaag was het onderwerp UFO's. Vliegende schotels die over het Amerikaanse landschap van de jaren zestig vlogen. Vreemde voorwerpen en wezens die het hoofd van een Amerikaanse huisvrouw op hol brachten. Dusdanig op hol dat ze er een plaat over maakte. Een plaat met hele schattige liedjes, ze mag dan geen zoetgevooisde stem hebben de eerlijkheid waarmee ze het brengt maakt het goud. Haar gitaarspel is niet van het hoogste gehalte, maar zelfs een Charles Manson kan niet tippen aan haar vingervlugheid. Alleen draait het eigenlijk allemaal om één ding: de teksten. Haar teksten hebben zo'n aanstekelijk karakter dat je het liefste uit volle borst wil gaan meezingen. Vooral als je de liederen een paar keer gehoord heb, even jezelf voorbij de plaatkraken gezet heb en verder luistert naar wat deze vrouw je eigenlijk te vertellen heeft hoor je wat ik bedoel. Het is echt iets wat het proberen waard is. Vooral als je het verhaal achter de plaat leest krijgt het nog meer karakter. Het gaat dan nog meer leven, ik kan je daar ook wel over vertellen maar degene wie de plaat in handen heeft kan het veel beter doen.

Daar kan je ook de vinylrip horen, neerladen en wederhoren. Hij is degene die het verhaal van de huisvrouw in de wereld bracht. Hij is degene die de plaat daadwerkelijk heeft dus waarom zouden we hem niet aan het woord laten. Ik weet niet hoe hij heet dus daarom gooien we de link erin onder de naam waar het allemaal om draait. De naam van de artiest die vandaag mijn hart stal. Zing je mee met Mollie Thompson als zij haar plaat "Heralding the Dawn" de wereld in zingt. Je krijgt er een beetje zon bij, zon die perfect bij de aardbeien past.

13 oktober 2006

Bezoeken aan een concert

Na een dag mijn urinevocht opsparen zag ik er al naar uit om de toiletten bij Paradiso te mogen betreden. Eerst moesten er nog allerlei andere rituelen afgerond worden voordat ik eindelijk mijn gewenste gang de trap af kon gaan maken. Mensen werden begroet, handen geschudt en wangen gezoend. Het was een waar genoegen om iedereen weer te zien en te spreken. Helaas genoeg waren er ook individuen die niet gespot konden worden waardoor de gebruikelijke rituelen niet uitgevoerd konden worden. Al kon het ook zijn dat zij mij niet herkenden door mijn geheel vernieuwde en zeer flitsend bevonden kapsel. Ik weet niet waar het aan lag, maar dat er iets lag was wel duidelijk en het waren niet de plastic bekertjes voor mijn voeten.

Uiteindelijk was het zover. Een stuks bier wierp ik achterover mijn keel in, meer om mezelf moed in te drinken dan omdat ik daadwerkelijk dorst had, en verliet de zaal om de trap af te lopen. Een beetje onwennig liep ik daar rond, alsof ik helemaal niet meer wist waar de toiletten waren. Ik gedroeg me als een toerist in eigen land, wel de taal kunnen spreken maar geen idee hebbend waar de klepels hangen. Toch lukt het me zonder al te veel problemen de toiletten te vinden.

Ik liep de ruimte binnen. Een man stormde een hokje uit en liet de deur achter zich openstaan welke met een zeer langzame gang weer begon te sluiten. Mijn gang door de toiletruimte bracht me naar het openstaande hokje. Nieuwsgiering waarom de persoon zo overhaast het hokje verliet pakte ik de deur beet om hem ver genoeg te openen om mijn inmiddels minderslanke postuur tussen de kier te proppen. Eigenlijk wilde ik liever de persoon vragen naar zijn overhaaste vertrek, maar de ongeschreven regels over te handelen in een toilet belette mij om een gesprek aan te knoppen met willekeurig aanwezig persoon. Ik moest mij wel verlaten op mijn visualiteit en grote inlevingsvermogen om een beeld te vormen naar het haastige gedrag van mijn voorganger. Inmiddels stond hij zijn handen te wassen en bevond ik mij in het hokje.

De twee muren omringde mij van vier kanten. Ik sloot de deur achter mij, de ruimte nog verder verkleinend tot ik alleen was met de toiletpot en de handdoekjeshouders. Ik keek vluchtig rond, een schoon toilet lag voor me. Maagdelijk was het niet meer wist ik, edouch zou ik zonder de informatie die ik bij binnenkomst had opgedaan kunnen zweren dat ik hier te maken had met een geheel ongebruik toilet. Ik zipte mijn broek los en urineerde even flink in de pot. Goudgeel vocht verliet mijn lichaam om zich te vermengen met het reeds aanwezige water in de toiletpot. Plots hoorde ik stemmen. Twee mannen verbraken de ongeschreven regels omtrend het toiletbezoek door een geanimeerd gesprek te voeren. Gezamelijk liepen ze het hokje naast mij binnen en het gesprek kreeg een andere invalshoek. De afloop maakte ik niet meer mee. Alle opgehoopte urine van één dag had mijn lichaam verlaten, de toiletinhoud lag goudgeel te glimmen tot de waterval van het doortrekken er een kolkende massa van maakte.

Ik opende de deur en liep terug naar de zaal zonder ook maar enig incident in het toilet meegemaakt te mogen hebben. Blijkbaar was de dinsdag niet de juiste dag geweest om een bezoek te brengen aan een openbaar toilet in de hoop daar war interessants mee te mogen maken. Of het mag gewoon nooit op mijn pad plaats hebben en is het toilet niet mijn plaats behalve om lichaamsuitscheidingen te laten verscheiden. De verdere avond verliep ook zonder incidenten.

Black Sun Productions zoog precies zoals ik al van ze verwacht had. Ik snap werkelijk niet wat mensen zo geweldig vinden aan deze band, zelfs de vergelijk ing met Coil wil ik niet trekken. Ze halen het niet eens bij de genialiteit van Coil. Black Sun Productions is gewoon een hele slechte imitatie van een band die ze nooit zullen zijn. Maar Val Denham daarin tegen was een genot om naar te luisteren, vooral omdat zo'n oude Godin op het podium toch ook een van mijn stille wensen is geweest. Eigenlijk werd dit al bij de introductie door Arjan Grolleman gezegd, dit was een avond gevuld met oude avant-garde legende's die het podium beklommen. Alleen jammer dat Black Sun Productions er stonden, zij hadden er totaal geen kijk op.

En Lydia Lunch. Dat was pure liefde. Ingehouden boosheid in de vorm van liefde. Het is jammer dat ze zo oud is anders zou ik bijna verliefd op haar geworden zijn. Dan zou ik haar in het toilet tegen gekomen willen zijn om daar dingen mee te maken die je normaal gesproken niet in een toilet meemaakt. Ach, ja.... Haar optreden van inspirationeel en vooral geweldig. Na het dieptepunt van Black Sun Productions was dit het hoogtepunt van de avond.

Psychic TV (of eigenlijk PTV3) kwam veel te laat op het podium. Veel te laat voor een dinsdagavond, veel te laat om lang te kunnen zien. Slechts één nummer mochten wij kijken voordat de zaal voorgoed verlaten werd. Zelfs tijd voor ene toiletbezoek nam ik niet meer. De teleurstellende ervaring eerder die avond wilde ik niet nog een keertje meemaken. Ik liet het erbij. Daarbij is Psychic TV toch een beetje vergane glorie. Ik had ze gewoon in de jaren tachtig en negentig moeten gaan bekijken. In de tijd dat ze nog de orginele bezetting hadden en niet rond slechts één persoon herbouwd waren. Vergane glorie is geen reden om het toilet niet te bezoeken, maar toch was het een geslaagde avond. En we hebben de foto's nog.

4 oktober 2006

Avonturen met de bus


Afgelopen zondag nam ik eens een andere weg om naar huis te komen. Normaal gesproken reis ik altijd richting Leiden om halverwege ergens over te stappen op de bus naar het pittoreske plaatsje waar ik woon. Maar gisteren werd ik door de grote en minder wijze orakel van http://www.9292ov.nl verwezen richting de mooiste stad van Nederland om vlak daarvoor over te stappen op een bus richting het pittoreske plaatsje waar ik woon. Vol ongeloof probeerde ik nog andere meer bekende routes te ontsluiten aan het ov-orakel, maar het bleek dat de route richting Haarlem werkelijk de snelste was. Zodoende bevond ik mij in de bus richting Haarlem waar ik bij het instappen al een blik van ongeloof ontlokte aan de buschauffeur. Het is altijd handig als je veelvuldig gebruik maakt van de bus, op een gegeven moment gaan de verschillende chauffeurs je herkennen wanneer je de bus instapt. Vandaar dat het extra leuk is als je in een bus stapt welke je normaal gesproken nooit, maar dan ook nooit instapt. Het verbaasde gezicht van de chauffeur is goud waard. Jammer genoeg moet je gelijk weer doorlopen om geen argwaan te wekken en de andere passegiers geen last te bezorgen. Binnen dertig seconden zat ik op mijn plaats en kon de alternatieve route beginnen.Als je graag door bosrijke gebieden rond de woonplaats wil rijden blijkt dit een uitstekende route te zijn. Alle bossen die ik normaal gesproken nooit zie of alleen van een afstand mag bekijken ben ik doorheen gereden. Prachtige achterwegen welke je normaal gesproken nooit te zien zou krijgen mits je deze busroute dagelijks rijdt. Mooie bosrijke wegen waarlangs grote huizen staan, kasten van huizen waar de rijken des lands wonen. Persoonlijk zou ik er nooit willen wonen, maar het is prachtig om doorheen te rijden. Zelfs met het regenachtige weer was het bos weer prachtig om te zien. Ik hou eigenlijk ook van bomen en vooral van bosrijke omgevingen. Heerlijk om tussen de bomen door te rijden terwijl de druppels naar beneden vallen en de grond bedekt worden door bladeren. Maar daarvoor kwam ik daar niet, ik wist ook helemaal niet dat de bus zo'n mooie omgeving zou doorkruizen.Ik zat ondanks de prachtige omgeving toch niet geheel lekker in de bus. Mijn overstaptijd op de andere bus werd door de ov-orakel geplaatst op maximaal vier minuten. Op zich zou dat genoeg moeten zijn, maar aangezien ik niet precies wist wanneer ik de overstaphalte zou bereiken kneep ik hem een klein beetje. En toen kwamen we in een opstopping. Een hele vette rij auto's die maar door bleef gaan, eindeloos leek het wel. Iets wat door de grote hoeveelheid bochten die genomen moesten worden nog veel langer leek dan het uiteindelijk allemaal was. Alleen waar het uiteindelijk allemaal op neer draaide dat het stuk waar de bus normaal gesproken drie minuten over zou moeten doen het nu wel twintig minuten ging duren. Gevolg was dat ik mijn overstap met een groot overwicht ging missen en ook daadwerkelijk miste. De hele bus was nergens meer te bekennen en zou ook over lange tijd pas weer komen opdagen. Ik besloot te blijven zitten en in Haarlem een overstap te wagen om zodoende nog op een redelijk tijdstip thuis te komen.Alleen wierp dit ook een kleine tegenwerking op. De gigantische drukte die ik eerder mocht ervaren bleek op alle toegangsroutes richting Haarlem zich voor te doen. Overal stonden lange rijen auto's welke richting Haarlem moesten rijden, maar de buschauffeur was zo verkwistig ingesteld dat hij alle files waar het maar een beetje mogelijk was omzeilde. Hierdoor werd de filetijd die de andere auto's moesten ervaren voor ons passegiers aanzienelijk teruggebracht. Nog steeds kwam de bus veel te laat aan in Haarlem, maar toch was ik uiteindelijk in de mooiste stad van Nederland beland. Ik kon de benen weer strekken en gaan wachten op de volgende bus. Een bus die volgens de haltetijden informatie reeds geweest was waardoor ik mij genoodzaakt zag om iets anders te gaan doen. Ik was hier helaas genoeg binnen vijf minuten mee klaar dus zag ik mij alsnog een lange tijd op de bus wachten. Maar de Goden waren mij gunstig gezind, behalve dat zij mij een van de mooiste busroutes van Nederland lieten rijden kwam precies op het moment dat ik drieëntwintig seconden bij de bushalte stond te wachten de bus aanrijden. Tien minuten te laat, blijkbaar had ook deze bus last gehad van de opstopping die de richtingen Haarlem dicht deden slibben. Ik sprong in de bus en kwam vervolgens terecht op bekend terrein, alleen iets later dan beoogd. Gelukkig was dit niet veel later dan ik in Haarlem voor ogen had, maar toch kwam ik later. Zo zie je maar weer dat reizen met de bus altijd weer een avontuur kan opleveren. je moet het alleen even willen doorstaan en lezen.

2 oktober 2006

Politiek over borrelnootjes

Gisterenavond kreeg ik opeens honger. Gewoon trek in iets lekkers. Bitterballen, frikadellen, misschien zelfs een kroketje. Gewoon iets hartigs om in te happen. Blokje kaas zou op zich ook een idee zijn. Of borrelnootjes! Daar had ik nu echt trek in, borrelnootjes. Van die lekkere hete kajang pedis-nootjes, rood en vurig op de tong. Al is dat laatste een beetje overdreven, echt vurig op de tong zijn ze niet. Het enige vurige aan katjang pedis-nootjes is het rode spul dat aan je vingers afgeeft en de pijn die je voelt als je ermee in je ogen gewreven hebt. Verder zijn ze gewoon lekker, lekkere nootjes. Ze zijn ook nog goed voor de hersenen. Tenminste dat heb ik ooit eens gehoord, dat nootjes goed voor de hersenen zijn. Er schijnt een stof in te zitten die de aanmaak van bepaalde stoffen in de hersenen stimuleren en daardoor kan je weer scherper blijven. Nootjes zijn als het ware voeding voor de hersenen. Maar of het echt waar is weet ik niet, ik heb het ooit eens gehoord en daarna weer vergeten.

Maar ik had dus trek in nootjes. Borrelnootjes, katjang pedis, dry roasted. Gewoon nootjes, daarom kwam die herinnering aan de hersenen weer bovendrijven. Ik denk eigenlijk nooit aan nootjes maar nu wel. Precies op het moment dat ik ze niet in huis had. Er was geen noot in dit hele huis te vinden. Geen schilfertje! Alleen pindakaas, maar dat is weer de zonder-stukjes-nootvariant waardoor ik zelfs hieruit niet kon gaan lepelen om mijn nootbehoefte een beetje te bevredigen.

Toen had ik maar een stuk kaas opgegeten. Er zaten komijnenpitjes in. Met een beetje fantasie wilde ik die wel als nootjes zien. Mijn behoefte aan nootjes moest daarmee grotendeels opgelost zijn, maar ik ben bang dat de komijnpitjes net te weinig of te klein waren om mijn maag te foppen. Toch at ik stug door, ik wens die nootbehoefte achter me te laten. Ik wil helemaal geen nootbehoefte hebben als er geen nootjes in huis zijn. Morgen zou ik natuurlijk onmiddellijk drie blikken met gemengde nootjes kopen waarbij ook eentje katjang pedis moet zijn en zo zal je zien dat ze drie weken onaangeroert in de kast blijven staan. Ik weet zeker dat het zo zal gaan. Nootbehoefte is een naar iets, zo naar dat ik er gewoon bier van ben gaan drinken. Volgens mij zitten daar ook wel een vorm van noten in. Ik hoop het in ieder geval wel, anders word ik zo dronken dat ik niet eens meer weet wat nootjes zijn. Tenslotte zijn nootjes niet meer dan dezelfde peulvruchten als de bruine bonen in mijn chili of de sperzieboontjes naast mijn balletje gehakt.

Toch heb ik vandaag geen nootjes gekocht. Ook geen peulvruchten om bij mijn nog te consumeren gerstenat te gaan. Ik heb mijn behoefte bedwongen en alleen M&M's pinda gekocht. Niet een megazak, maar de iets kleinere grote zak. Onderweg naar huis heb ik er al wat uitgepikt, maar de rest had ik gedeeld.

Ik wilde dat ik iets interessants te melden had, maar ik kan werkelijk niets verzinnen. Ik zit nog een beetje met mijn mond vol tanden over de achteruitgang van Nederland de laatste paar dagen. Eigenlijk ben ik er een beetje stuk van. Ik wil niet wonen in een land waar de hele sexuele revolutie nog moet plaatsvinden. Ik wil gewoon vrijheid van individu en meningsuiting. Ik wil bier drinken op elke straathoek met wie ik maar wil in de outfit die ik maar wil. Dat wil ik en dat gebeurt ook gewoon. Bijna zou ik nog een biertje pakken, maar ik heb geen zin meer in nog een gerstenat.

Ik wil, ik wil, ik wil, ik wil, ik wil, ik wil... Ik wil dat we de tijd terug konden draaien en Pim Fortuyn bij geboorte konden smoren, Jan Peter Balkenende van zijn driewieler konden trappen zodat zijn hoofdje onder een passerde vrachtwagen kon komen. Ik wil dat we konden leven in de tijd dat Joop den Uyl zijn wazige toespraken hield over de arbeider, kameraadschap en werken voor de staat. Woorden waar niemand iets van begreep, maar we toch juichde omdat het zo'n gezellige man was. Ik wil dat we Theo van Gogh al jaren geleden in de goot hadden geduwd, zijn filmsideeën gesmoord in de hersenen en zijn sigaretten afgepakt hadden. Dat wil ik allemaal, maar nu is het te laat. Nu rest mij alleen nog de restanten van wat zij hebben afgebroken. De restanten en het bier, dat zou een mooie film opleveren. Alleen wil ik niet leven op restanten.

Ik wil de verzorgingstaat terug. Thuiskomen bij een paar pantoffels, een warme hap eten en s'avonds een lach op de buis. Maar dat kan allemaal niet meer, we glijden langzaam terug naar de jaren vijftig. Politie op straat en een eigen mening om nooit uit te spreken. Iedereen een grijze muis en alleen de rijken die weten waar de klepels hangen. Ik wil dat niet en bier kan de gedachte niet verdrinken. We moeten leven op restanten, onze herinneringen laten vervagen en Joop den Uyl uitroepen tot grootste staatman ooit. Ik weet het anders ook niet meer, ik weet het ook niet meer.

26 september 2006

Gedreven door demonen

Vele fantasyboeken zijn mijn handen gepasseerd, nog meer heb ik er ook daadwerkelijk gelezen. Ik hou ervan om fantasy te lezen. Ik hou er ook van om horror te lezen, maar ik hou er nog meer van om naar te kijken. Niet omdat ik in dat soort dingen geloof, maar omdat het gewoon even een momentje van ontsnapping is. Even in het hoofd van iemand anders duiken die het nog slechter heeft dan jij je op dat moment kan voorstellen. Het is gwoon heerlijk om te lezen of te zien hoe iemand door demonen, monsters en ander onderwerelds ongedierte aan stukken wordt gescheurt. De leden van het lichaam worden getrokken en de geestelijke gezondheid dusdanig op de proef wordt gesteld dat elk normaal denkend mens allang drie keer krankzinnig was geweest. Ik hou gewoon van fantasy en horror. Simpel.

Maar toch vraag ik me wat af. Ik vraag me soms wel eens af of demonen echt niet bestaan. Duivels, demonen, onderkruipsels uit de hellen, noem het zoals je wilt. Mij boeit het niet, ik geloof er niet in. Ik heb al moeite om te geloven dat er een spook huist in het oude huis van mijn overbuurvrouw, dus geloven in een demonische aanwezigheid gaat me net even een stapje te ver. Zelfs geloven in een god vind ik een loze bezigheid, dus laat ik me met de andere zijde al helemaal niet meer in. Al lees ik er wel graag over natuurlijk, maar ja... daar staat tegenover dat ik ook honderden keren over god of een god heb gelezen terwijl ik niet eens de bijbel opensloeg. God, demonen, spoken, kabouters, het zijn allemaal één pot nat. Verzonnen door de mens, maar weet ik dat wel zeker? Durf ik dat wel hard te maken?

Vandaag zat ik dat verhaal te lezen over die vrouw die een andere vrouw vermoordde door haar ongeboren kind uit de buik te knippen. Tevens had ze ook nog de andere drie kinderen van de zwangere vrouw vermoord, waarschijnlijk doormiddel van verdrinking, en ze in de wasmachine en -droger gestopt. Een beetje een plastische vertelling op deze manier, het is beter als de nieuws-site waar ik het zat te lezen het zelf verteld. Hier drukken voor het nieuwsverhaal

Het zat me in ieder geval aan het denken. Wat zou zo'n vrouw bezield hebben. De twee vrouwen waren sinds hun jeugd vriendinnen van elkaar, ze woonde samen in een huis. De vrouw paste zelfs op de drie eerder geboren kinderen van de vermoordde vrouw en heeft waarschijnlijk nooit eerder verontrustend gedrag vertoond. Tenminste ik neem nu aan dat ze nog nooit eerder verontrustend gedrag vertoond heeft, ze had zelf namelijk ook twee kinderen. Vijf kinderen in een huis waar een toekomstige moordernares rondliep, als er eerder signalen geweest waren zou iemand toch wel ingegrepen hebben? Ondanks dat het in het verderfelijke Amerika gebeurt is geloof ik toch dat er iemand ingegrepen zou hebben, maar zelfs dat maakt niet uit. Wat bezield zo'n vrouw?

Hoe kom je in vredesnaam van een jeugdvriendin, oppas van kinderen en moeder tot een persoon die iemand bewusteloos slaat en met een schaar een zeven maanden oude baby uit de moeders buik knipt. Een moeder die je beste vriendin is ook nog. Waarom zou ze überhaupt die baby uit haar buik geknipt hebben? Later beweerdde ze dat het haar eigen baby was, dat ze het kind in het park had gekregen. In het park heeft ze het kind inderdaad gekregen, het viel zomaar uit iemand's buik nadat ze even een schaar erin gezet had. Ergens heeft ze daar wel gelijk in, maar toch kreeg ze wroeging. Op de begrafenis van het kind vertelde ze haar vriend dat het niet van haar was. Dat het kind van haar jeugdvriendin was welke korte tijd later opengeknipt in het park werd gevonden (of daarvoor al, doet dat er toe?) Dan heeft ze dus haar jeugdvriendin opengeknipt, haar ongeboren baby eruit gehaald, mee rondgelopen door het park waarna het waarschijnlijk gewoon stierf omdat het nog te onvolgroeid was en het vervolgens laten begraven als haar eigen kind. Tot zover volg ik het eigenlijk nog wel.

Maar waarom heeft ze de drie andere kinderen van haar jeugdvriendin verdronken en in wasapperatuur verstopt? Wat hebben die kindern te maken met het feit dat zij graag de nieuwe baby van haar vriendin wil bezitten, al is dit natuurlijk alleen maar een grove aanname. Maar waarom die kinderen vermoorden? Ik vraag me ook af of ze dat voordat ze haar vriendin opengeknipt had heeft gedaan of dat ze eerst nog met baby (dood of levend) nog naar huis is gegaan om ze daarna te verdinken. Eigenlijk hoop ik wel dat ze het ervoor heeft gedaan, want een moeder die kinderen van één, drie en zeven jaar alleen thuis laat verdiend het om opengeknipt in een park teruggevonden te worden. Maar dat soort vragen worden ook al niet beantwoord. Belangrijke vragen zijn het wel, maar triviaal in de hoofdvraag hier. Wat bezielde deze vrouw?

Door dit soort vreemde moorden durf ik het bestaan van demonen en andere duivels ongedierte niet uit te sluiten. Een vrouw die uit het niets vier, zelfs vijf, brute moorden op haar geweten heeft is in mijn optiek een zaak met een luchtje. Eigenlijk zou ik een heel onderzoek moeten starten naar de achtergrond van deze vrouw. Gewoon om te weten te komen of er aanwijzing geweest zijn die naar deze bizarre daad geleden hebben, maar waarom zou ik dat doen. Ik laat de demonenwereld gewoon in het middel liggen. Misschien bestaat die, misschien bestaat die niet. Ik weet één ding zeker; ik moet nog een recentie schrijven over de nieuwe Stalaggh en daar komen al meer dan genoeg demonen in voor om een avond te vullen.

23 september 2006

Dansen met de gewone mensen

Na de maaltijd gebeurde het allemaal. Een maaltijd in een restaurant aan zee, niet dat zee te zien was maar met drie keer vallen en vier keer opstaan zou je kunnen struikelen over het strand. Geen gebouw lag er in de weg, slechts een overdreven grote leefkuil vol hangjeugd en afschuwsprekende bejaarden. Daar aten wij onze maaltijd, op zich was het geen restaurant waardige maaltijd. Ik bestelde vlees, gemixte stukken vlees waarbij patat en salade geserveerd werd. Ik kreeg gemixte stukken vlees waarbij patat en een salade geserveerd werd. Het was veel, nogal veel. Het vlees was vreemd, stukjes die bij nadere determinatie bleken te bestaan uit een klein uitgevallen kipschnitzel, pepersteak (een heel klein stukje), een minispearrib en een brokje kipfilet. Totaal niet wat ik zou willen zien bij een bord mixed vlees, maar aangezien ik het besteld had at ik het op. De patat smaakte goed, de pepersteak ook maar die was veel te vlug op. En de rest... de rest was niet noemenswaardig. Dit restaurant mocht mijn geld best ontvangen, ze hadden het verdiend maar ik zou er nooit meer komen. Al was hun koffie uitmuntend, sterker nog hun koffie was uitstekend. Een tien op de schaal van branders.

Maar de avond was nog niet ten einde. Het restaurant aan zee werd verlaten om te gaan naar een bar-dancing in de buurt van de rand van de zee. Gelegen aan de weg, de boulevard die langs de zeereep liep zat de gelegenheid die we zouden gaan bezoeken. Eerst tot de grond toe afgebrand en weer opgebouwd met vereende krachten was het weer enkele weken geopend. Nu was dit ook de tent waar een collega zijn tweede baan (of is mijn werk zijn tweede baan?) heeft en vandaag ook achter de bar zou staan. We kwamen even kijken. Kijken deed ik inderdaad, niet naar het interieur maar naar de gelegenheid zelf. De mensen, de muziek en de hoeveelheid bier. Ik keek mijn ogen uit.

Om binnen te komen moesten we ons een weg banen door een verwarmd terras bevolkt met bejaarden, mensen op semi-stand en ander volk dat een biertje dronk aan de zeereep. Twee uitsmijters verwelkomde ons bij de deur. Uitsmijters.... Lang niet gezien dat soort mensen. Oortje in, deftig jasje met het uitsmijtersgilde erop aan en maar breed staan doen. Uitsmijters... Ik vermijd tenten die uitsmijters hebben altijd, meestal wil ik daar niet binnen zijn en nu ging ik zonder pardon naar binnen. Naar binnen om een gezellige avond te hebben, een gezellige avond zonder de muziek die ik zo goed heb leren kennen de laatste twintig jaar. Ik wist wat me te wachten stond en toch bleek ik verbaasd over hoe het werkelijk was. Hoe het er nu aan toe gaat in een tent met uitsmijters voor de deur. Wat was ik verbaasd.

Daar stond ik dan, gekleed in stemmig zwart met even stemmige zwarte laarzen aan mijn voeten. Een bandshirt van een band waar slechts weinig mensen kennis van hebben genomen en een hoofd gevuld met rosé en redelijk smakelijk voedsel. Het gezelschap was goed, dat was een groot voordeel anders was ik gelijk rechtsomkeerd gegaan. Een lege bar-dancing lag aan mijn voeten, veel te harde top-veertig muziek schalde in mijn oren. Ik kreeg een heineken in mijn handen gedrukt terwijl ik de weinige mensen die binnen waren opnam. Dezelfde mensen die ook op het terras zaten, bejaarden en semi-omhooggevallen rijken. Niets bijzonders, gewoon mensen van alledag. De mensen die je elke dag in de bus, op straat en in de winkel tegen komt. Hier gaan zij uit, in deze gelegenheden met uitsmijters voor de deur zijn hun tenten. Hun kragen omhoog, hun handen om een drankje gevouwen en de armen omhoog wanneer ze een bekend deuntje horen. Dat was tenminste het beeld dat ik bij zulke tenten had, het beeld klopte wonderwijl ook aardig maar toch gaat het verder.

Weer kreeg ik een heineken in mijn handen gedrukt. Inmiddels begon ik van bier te spreken, mijn smaakpapillen vergald door de smaak van alcohol. De vloer begon langzaam vol te stromen met mensen. Jongeren van hetzelfde slag als de rest van de aanwezigen, de normale mensen van alledag maar dan de jeugdige variant. De muziek werd harder en harder, nog veel meer top veertig hits werden erin gegooid en de nummers volgde elkaar steeds sneller op. Het ene nummer was nog niet afgelopen of de volgende begon al weer. Waar was de tijd gebleven dat een nummer het einde nog mocht halen? Begon dit nummer wel? Waarom heb ik nu weer een bier in mijn handen? Ik hoor nu twee nummers door elkaar, maar nooit hoorde ik een bekend nummer. Ik werd voor gek uitgemaakt. Hoe kon ik dat nummer nu niet kennen, dat was de zomerhit van dit jaar en weg was die weer. Net zo vluchtig als de muzieksmaak van de aanwezigen. Ik had weer een biertje in mijn handen. De handen gingen omhoog en het nummer was weer afgelopen. Waar was ik? De tent was inmiddels goed gevuld, overal stonden jongeren tegen elkaar te schreeuwen om een gesprek gaande te houden. De drank ging van hand naar hand en soms zelfs omhoog. Was dit wat de normale mensen deden als ze uitgingen, deze vluchtige contacten met muziek. Deze bijeenkomsten bezoeken waar het alleen ging om zien en gezien worden, muziek die te luid staat om een gesprek op normaal niveau te kunnen volgen en vooral veel jeugd. Jeugd in kleur. Niemand, bijna niemand was er in het zwart en wie in het zwart was deed dat bij toeval. Waar was ik terecht gekomen? Ik nam nog een biertje. Inmiddels was ik dronken, het kon me niet meer schelen. Ik paste me aan, mijn armen gingen omhoog bij een bekende deun. Ik deed mijn voetje van de vloer toen ik wegging.

Vandaag wist ik het allemaal nog. Ik heb gedanst met de gewone mensen. Ik heb gedronken in een tent met uitsmijters voor de deur en ik heb een ski-hutachtige muzikale aangelegenheid mee mogen maken. Het was een ervaring om nooit meer te vergeten, maar ook een ervaring om nooit meer mee te willen maken. Als ik dit gedroomd had zou ik gezegd hebben dat ik een nachtmerrie gehad heb, maar ik werd alleen wakker met een kater. Dat maakte een hoop goed.

17 september 2006

De zelfbevlekking van veertigers

"Dat vroeger alles beter was, is niet waar. Sinds 1977 – het jaar dat punk 'stierf' – is er om de paar jaar een punkrevival. En bij iedere revival zien de punkers er beter uit. De ouderwetse punk was een lelijkerd. Een beetje waterstofperoxide en spuug in het haar, een kapotte spijkerbroek, een nepleren jackie met een paar veiligheidsspelden erin, wat Bulgaarse speed in je neus en pogoën maar. Tegenwoordig besteden punkers heel wat meer aandacht aan hun uiterlijk. Moderne punkers zien er gezond uit. De hanenkammen hebben meer volume, meer glans, meer kleuren, en ze staan netjes haaks-waterpas op de kruin. En daaronder geen puistige bleke heroïnewangetjes, maar een glanzende rozige multivitaminehuid, een eerlijke open antifascistische blik in de ogen. Reken maar dat die jonge gasten die oude punkers helemaal zoek pogoën. En ze hebben nog een negen voor maatschappijleer ook. Ze weten wat de hoofdstad van Senegal is, en hoe de Europese bank om moet gaan met Afrika als economische factor. Het haarspeeksel is vervangen door perfect werkende Nasa-technologie. Verstenende haarspray, die goed uitwasbaar is, en voedende Manic Panic Haargel in synthetische kleuren: Atomic Turquoise, of vlammende Fuchsia Shock. Ook verdwenen zijn de lelijke zelfbedrukte T-shirts ('Smeer poep aan je militaire oproep'). De moderne punker draagt shirts van goed materiaal, en geinig morbide statements in meerkleurendruk. Een Goodbye Kitty T-shirt met een cartoonkat, dood aan een touw. Of een roze konijn: 'Cute but psycho.' De veiligheidsspelden hebben plaatsgemaakt voor body-art, een rits, met sluiting op je navel. Of een 14-karaats wenkbrauwpiercing. Er bestaat inmiddels een gezonde punkindustrie, die dergelijke kleding, antimetaalallergiezalfjes, felle haarverven, ultrastrakke haarlak, Buddy Holly-brillen, halsbanden, oorkettinkjes, fluorescerende bodyart, doodshoofdschoenveters en... eh... punkmuziek levert. Geen amateuristisch 'do it yourself'-gedoe meer, maar een professionele 'fuck you'-attitude, van l'Oreal."

(Uit: 'Zeepaardje met een hoed op' van Bas Albers en Gerard Janssen, oftewel de Easy Aloha's. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, ISBN 90 468 0036 9 / NUR 303/660.
)

Eigenlijk zou ik er helemaal niet om mogen lachen. Ik zou dit stukje zelfreflectie en muziekkennis uitermate serieus moeten nemen. Tenslotte gaat het hier om een stel eerlijke muziekjournalisten die een gedegen stuk boekwerk hebben geschreven over de jeugdculturen in Nederland. Mannen die kennis van zaken hebben en weten waar ze over praten. "De punk is hardstikke dood, lang leve de punk!" en meer van dat soort dingen. Ik zou er mijn broek van moeten bevlekken door zoveel wijsheid en inzichten. Eigenlijk zou ik nu onmiddellijk naar de dichtbijzijnde boekwinkel moeten rennen en eisen dat ze me dit boek gaan verkopen. Ik moet de andere inzichten van deze mannen tenslotte ook kunnen consumeren.

Maar ik denk niet dat ik het zal doen. Ik denk dat ik toch bij mijn eerdere mening blijf. Dit boekwerkje mag dan geschreven zijn door muziekjournalisten, mannen die de jeugdculturen al die jaren gevolgd hebben. Mannen die de jaren tachtig punkers door de straat hebben zien lopen en die nog steeds zien lopen. Maar ik zie alleen maar de zelfbevlekking van de stel veertigers die werkelijk geen kaas gegeten hebben van waar ze over schrijven. Ik zie mannen van veertig die aan de zijlijn gestaan hebben toen de jeugdculturen om hen heen zich ontwikkelden en zich verbaasde over wat er allemaal gebeurde. Mannen die veel zagen, maar minder begrepen. Nu zijn het veertigers, veertigers die nog minder begrepen van wat ze toen gezien hadden en heden tendaage nog zien.

Misschien hadden ze er goed aan gedaan om eerst een klein beetje in de cultuur van punk te duiken voordat ze met zulke boute uitspraken kwamen. In de jaren tachtig was punk namelijk al een ontwikkelde stroming. Mensen als Malcom Maclaren en Vivienne Westwood zijn schatrijk geworden van de punkbeweging. Maclaren door het creeëren en op de markt brengen van de Sex Pistols, een band die door vele nog steeds gezien worden als de grondlegger van de punkbeweging. (Dat ze het niet zijn doet geen meter ter zake, het gaat om wat de massa denkt) En uiteraard Westwood die de hele punkbeweging gekleed heeft, zij heeft alles bedacht. De vieze gescheurde spijkerbroeken, de veiligheidspelden, de hanekammen en de ranzige t-shirt. Niets daarvan is orgineel bedacht, alleen gekopieerd door iedereen die achter Westwood aanliep.

Er is geheel niets orgineels aan Punk geweest. Punk is altijd een fashionstatement geweest. De muziek is altijd een in elkaar gedraaide zooi geweest, allemaal kopieën van de zogekroonde grondleggers van de Punk. Natuurlijk heeft het zijn creatoren ontgroeit, werd het op een gegeven moment een stroming van krakers, vieze kinderen en ongewassen kleding. Maar wat het in de basis is zal het altijd blijven, een gecreeërde soepzooi die het tegenwoordig weer is. Daarbij is er geen tijd, plaats en mogelijkheid meer voor ongewassen, vieze kleren en kinderen. Er moet met de bus gereist worden, met i-podsdopjes in de oren en piercings in elk mogelijk lichaamsdeel. De jeugd heeft geld, dat is de enige reden dat ze er netjes uitzien. Geld en ouders die zelf punker geweest zijn dus hun kinderen gewoon hun gang laten gaan. Ouders die de kleren geregeld wassen omdat punkers nog thuis wonen.

Maar dat zal je als veertiger waasrchijnlijk even vergeten zijn. Het zal me niets verbazen als ze zelf ook kinderen hebben die zich gewrongen hebben in een of andere subcultuur. Iets waarvan ze het allang best vinden, tenslotte zijn ze zelf ook jong geweest en weten ze dat opstand hier tegen alleen maar het tegenover gestelde effect heeft. De jeugd heeft de toekomst en dat weet de commercie al jaren en jaren. Alleen hoef ik een veertiger dat niet te vertellen, veertigers zijn de commercie. Zij maken de commercie. De Punk is dood, lang leve de Punk!

15 september 2006

Muziek; omdat het moet

Iedereen kent ze waarschijnlijk wel. Van die websites of eigenlijk zijn het meer weblog-achtige dingen die verhandelen over de vreemdere zaken in de muziekwereld. Laat ik het zo zeggen dat ik er in ieder geval genoeg van ken en eigenlijk hebben ze allemaal hetzelfde idee van opzet. Allemaal beweren ze muzikale connaisseurs te zijn, mensen die diep in de gewelven van de muzikale geschiedenis duiken en daaruit de pareltjes uit opduiken. Tenminste dat is wat ze beweren. Maar verder dat de geschiedenis van de Krautrock uit Duitsland, de wereld van de engelse psychedelica en wat bij elkaar geraapte onbekendere klassieke componisten komen ze niet. Ze zijn eigenlijk de mensen die zichzelf "cultureel onderlegt" durven te noemen, maar te bang zijn om hun handen echt vuil te maken.

Als je wilt graven moet je ook daadwerkelijk je handen vuil maken. Er liggen absoluut parels in het maaiveld van de muziek, maar je moet wel weten waar je moet zoeken. Grasduinen tussen de dingen die misschien een beetje raar klinken, maar verder de inhoudelijkheid van The Beatles hebben is alleen leuk voor mensen die nog nooit verder gekomen zijn dan Jodi Bernal en Madonna. Het is me weer duidelijk geworden dat wanneer ik wil graven en grasduinen in de werkelijke geschiedenis van de muziek, er geen plaats is voor de weblog-achtige sites die de AVRO's van onbekende artisten behandelen. Ik ben veel verder dan Krautrock en zijn aanverwante broertjes en zusjes. Het is ook beter om zelf op zoek te gaan, zelf de handen vuil te maken en flink te gaan graven.

Zo was ik al Stalaggh tegen gekomen en daar had ik al eerder over geschreven. Daardoor was ik weer in email-contact gekomen met de producent/uitgever van Stalaggh en heb ik vervolgens de enige ontbrekende ceedee in mijn collectie kunnen kopen. Ik ben nu de trotse bezitter van :Projekt Terrror: en hiermee heb ik mijn verzameling vervolmaakt tot het nieuwe album verschijnt. Stalaggh is absoluut een band waarvoor je de handen flink vuil moet maken. Toch blijf ik bewondering hebben voor deze band, met hun eerste album wisten ze een zekere cultstatus te bereiken door het aanmeten van een nogal extreme bandstatement. Tenslotte is het hebben van psychiatrische patiënten in je band een zekere gang naar bekendheid, waarmee het mij weer verwonderde dat geen van de weblog's die ik wel eens lees een woord repte over Stalaggh. Blijkbaar is een bepaalde mate van cultstatus nog geen reden om de extreme ideeën en uitspraken van een band onder de loop te gaan nemen. Daarbij heeft nog nooit iemand in de Neerlandse media de moeite genomen om Stalaggh te noemen ondanks dat ze resideren in ons mooie vlakke land. Blijkbaar blijkt ook een extreme metal-achtergrond ook dodelijk om een plaats te krijgen in de muziekale geschiedenis van de zelfbenoemde connaisseurs.

Terug naar :Projekt Terrror: Het tweede album van Stalaggh, na het uitbrengen van :Projekt Nihil: moest er een tweede komen. Nu staat in het enige interview dat Stalaggh ooit gegeven heeft ook te lezen dat de Projekt-serie uit drie albums komt te bestaan, dus dat ik nu met het tweede album in mijn handen zit is ook niet zo gek. :Projekt Nihil: kenmerkte zich door zwaar experimentele metal in de zin van trage drums, lang aangehouden gitaarnoises, feedback en geschreeuw. Het kraakt, glijdt door de lucht als stroop en is vooral uitermate gezellig van naargeestigheid. Het tweede album :Projekt Terrror: doet daar nog een schepje bovenop. Het album begint niet zo sterk als "Projekt Nihil: en daar kan je als luisteraar toch snel mee in de mist gaan. Er staat maar één nummer op, dus even snel luisteren is er niet bij. Je moet het gehele nummer beluisteren om een oordeel te kunnen vellen en het minder sterke begin kan wel eens funest kunnen zijn wanneer je onbekend bent met Stalaggh's muziek. Je zou maar erdoor afhaken...

Toch komt het nummer Projekt Terrror na een minuut of vijf op gang. De schreeuwers zijn diverser, waarschijnlijk omdat er meer mensen zijn in de studio die even hun stembanden komen verzieken voor Stalaggh. Hoe verder we doordringen in het nummer des te trager en lomer wordt de muziek. Het is geen stroop meer dat uit de boxen stroomt. Een zwartheid, donkerder als de nacht omringt je voeten terwijl de hoge uithalen van een vrouwelijke schreeuwer de gezelligheid verhoogd. Nog steeds zijn de gitaardrones aanwezig, krijsen de feedbacks door de ruimte en maakt Stalaggh kortgezegd uitermate mistroostige muziek. Hun imago past perfect bij hun muziek en het is absoluut jammer dat er zo weinig mensen zijn die aandacht durven te besteden aan deze band van Neerlandse bodem.

Over enkele maanden komt de derde en laatste in de project-serie van Stalaggh uit en gezien de verbeteringen die de band gemaakt heeft op de tweede ceedee ben ik erg benieuwd naar het geluid van deze. Ik zeg op naar :Projekt Misanthropia: en snel een beetje!

31 augustus 2006

De vier stadia van rouw


Verlies van iets belangrijks in een mensenleven heeft invloed op het menselijk gestel. Lang geleden is door psychologen onderzoek gedaan naar de werkingen van verlies en rouw om tot de conclusie te komen dat een mens vier stadia doorloopt gedurende het rouwproces. (sommige mensen praten over vijf stadia, maar dat is gewoon onzin. Vier dekt de lading) Vier momenten van gevoelens loopt ieder mens door om uiteindelijk in het reine te komen met het verlies.

Laten we stellen dat je relatie door de andere partij onder vuur genomen wordt en dit vanuit het mannelijk oogpunt bekijken. De vrouw meldt op een ochtend de man dat ze geen heil meer ziet in de relatie. In de momenten dat ze contact heeft gehad met haar ex van lang geleden kwam ze tot de conclusie dat ze zichzelf voor de gek aan het houden was. Ze hield niet meer van de man en kon niet langer doorgaan met de relatie. Kortom, het huwelijk was stukgelopen op het ontbreken van gevoelens. De man gaat hierdoor in een proces van rouw. Het verlies van de relatie is de oorzaak en zijn gevoelens naar de vrouw toe brengen niet genoeg gewicht meer mee om de relatie te redden. Dat zou ook niet kunnen omdat het twee mensen nodig heeft om de tango te kunnen volbrengen.

De eerste fase waar de man in terecht komt is die van Shock en Ongeloof. Hij weigert te geloven dat de relatie daadwerkelijk stuk gelopen is. Tenslotte heeft hij nog zijn best gedaan in de vorige huwelijkscrisis om de boel te redden. Iets wat ogenschijnlijk ook leek te lukken en nu is daar toch het moment gekomen dat alles ermee opgehouden is. De relatie is ten einde en de man wil het niet geloven. Heel rustig laat de man alles over zich heenkomen en weet niet goed meer wat hij nog kan doen. Of er nog iets gedaan kan worden. Deze fase duurt bij de man slechts enkele uren voordat de volgende fase ingestapt wordt. (het zou ook enkele dagen kunnen duren, maar in dit specifieke geval was het slechts een paar uur)

De tweede fase is die van Ontkenning. De man weigert aan te nemen dat de relatie daadwerkelijk beeindigd is. Tenslotte gaat alles nog zoals het daarvoor ook ging. De relatie is helemaal niet over, hij heeft het gesprek gedroomd. Niets van wat er gebeurt is, is ook waar. Dat zijn de gedachten van de man terwijl de werkelijkheid een ander beeld laat zien. De man kent deze fase heel goed, eigenlijk heeft hij de laatste maanden in deze fase rondgewandeld. Eigenlijk al vanaf het moment dat de eerste huwelijkscrisis zich aandiende ging de man deze fase in. Vanaf dat moment was het huwelijk al over maar weigerde de man dat in te zien. Daarom kunnen we stellen dat de man deze fase na de tweede crisis zeer snel doorlopen heeft om over te kunnen gaan naar de derde fase.

De derde fase wordt gekenmerkt door Depressie en Radeloosheid. De man zondert zich af, wil het liefste met rust gelaten worden en de normale huishoudelijke taken verslonzen. Hij kan zich nergens meer toe zetten en laat zich troosten met voedsel. Dit is een gevaarlijke fase waar de man zo snel mogelijk weer uit dient te komen. Depressie is iets wat hij maar al te goed kent door de chronische depressie waarin hij jaren gezetten heeft. Het lichaam van de man is al gevoelig voor sombere gevoelens en een fase die zich kenmerkt door depressie zou een terugval in het oude gedrag kunnen betekenen. Niet dat het oude gedrag door hemzelf veroorzaakt was, maar meer door een stom hormoon-tekort in het fysieke systeem, is het toch iets om geducht op te zijn. Eenmaal bekend met depressie is een snelle gang naar nieuwe depressies en sombere gevoelens. Daarbij is het terugtrekkende gedrag van de man ook een vlucht voor de hele gebeurtenis en kan de tweede fase zich weer gaan aandienen. Inmiddels wil de man zich ontdoen van de derde fase, heeft hij geen zin in depressies en probeert hij aan alle kanten het leven weer op te rapen. Niet bij de pakken neer gaan zitten, maar actief te blijven. Iets wat moeilijk is, heel moeilijk omdat het veel gemakkelijker is om achterover te gaan zitten en de wereld buiten te sluiten.

Tcoh moet er een langzame gang gemaakt worden naar de vierde fase. Die van Overgave en Acceptatie, de man realiseert dat er naast zijn relatie ook nog een hele wereld is. Zijn huwelijk is dan wel mislukt, maar hij heeft het in ieder geval geprobeert. Hij heeft er alles aan gedaan om het huwelijk te redden en ondanks dat is het toch stuk gelopen. Iets wat waarschijnlijk gewoon onvermijdelijk geweest moet zijn, het is een leermoment geweest. De wereld is groter, er zijn andere mensen om te ontmoeten. Andere dingen om te doen en zaken om verder voor te leven. Daarbij blijft er toch een vriendschap tussen hem en de vrouw, tenminste dat is iets waar beide zich voor in lijken te zetten. De relatie is beëindigd, maar iets nieuws is er voor in de plaats gekomen. Of dit beter is dan wat er was laten we in het midden, dat is namelijk niet relevat. Iets is niet beter dan iets anders. Het gras bij de buren is helemaal niet groener dan hier. Alles heeft zijn voor- en nadelen. Alles is iets voor te zeggen en dat weet de man ook. Hij moet alleen verder, zonder zijn vrouw naast zich. Zijn boontjes zijn weer zijn boontjes geworden, nu alleen nog een mesje zien te vinden om ze te doppen. Tenslotte bevind de man zich nog niet helemaal in de vierde fase en wanneer die zich aandiend weet nog niemand. Ook de man niet, wees een beetje lief voor hem als je hem ziet. Hij wil het liefst met rust gelaten worden en niet herinnert worden aan zijn stukgelopen huwelijk.

27 augustus 2006

Dromen van Albert Speer

"Waarom vind je dat huis niet mooi?" vroeg ze me kwaad. "Het is toch niet zo dat er spoken huizen of de dakgoten rechtstreeks de woongedeelten in lekken." Haar ogen stonden vol vuur terwijl er meer mensen kwamen. Meer mensen om deze discussie te voeden. "Waarom vind je het niet mooi?!" vroeg ze nog een keertje. Ik keek naar de woning, niets bijzonders. Gewoon een roodbakstenen rijtjeshuis, met witgeschilderde ramen en kozijnen. Ik zag niets bijzonders, het was een huis. Niets meer dan een huis. Ik haalde mijn schouders op om nog meer woede van haar op mijn hals te halen. Haar ogen vlamde terwijl ze zich van mij wegkeerde. Ze begon een agiteerd gesprek met de omstanders. Mensen die wij kenden en toevallig hierheen meegekomen waren. Het huis bleef het onderwerp maar ik luisterde allang niet meer.

Ik had me verdiept in een insect dat op de auto naast me zat. Een soort wandelende tak leek het wel. Een langgerekt houten lichaam met segmenten als een duizendpoot. De poten lang, net zo langgerekt als het lichaam zelf. Ik schatte het op ongeveer drie, misschien vier centimeter van kop tot staart. Een wandelende tak die er niet uitzag als een wandelende tak. Ik besloot het beestje mee te nemen. Om thuis in een bak te doen of gewoon naar te kijken gedurende de reis die we nog voor de boeg hadden. De mogelijkheden lagen open. Ik stak mijn vinger uit naar het insect en voor ik het wist grepen zijn kaken zich vast in mijn vingertop. Een vlammende pijn schoot door mijn vinger naar mijn elleboog. Mijn vingertop voelde bekneld aan, alsof het tussen een bankschroef was gekomen. Langzaam nam de pijn wel af, maar het insect bleef zich vastknellen aan mijn vingertop. Zijn kaken diep in mijn vleesgedrongen stak het als een stokje vanaf mijn vinger naar voren. Plots was mijn vinger verlengt met een centimeter of vier houterigheid.

Niemand had het zien gebeuren en nog steeds lette niemand op me. Het gesprek ging nog steeds over het huis. Het huis aan de overkant. Het gaf mij mooi de tijd om mezelf te ontdoen van het ontsierende maar vooral pijnlijke insect aan het uiteinde van mijn vinger. Ik sloeg het hard tegen de zijnkant van de auto. Het lichaampje kwam hardhandig in aanraking met de dakrand, maar het insect gaf geen krimp. Slechts een hout op staal geluidje klonk op en verder niets. Ik sloeg nog drie keer en daarna nog een paar keer. Niets hielp. Het insect zat vast aan mijn vinger, als een teek aan een hond. Ik moest iets anders verzinnen tot het me plotseling allemaal duidelijk werd. Albert Speer was vermoord voordat hij zijn kwalijke invloed kon gaan uitoefenen. De man die bij Neurenberg veroordeeld was kon Albert Speer nooit geweest zijn. Hij was dood voordat het einde van de tweede wereldoorlog zich aangediend had. Het insect maakte me dit allemaal duidelijk. Het insect of de breingolf die ik op dat moment had.

Ik zette mijn nagel achter het kopsegment van het insect en drukte het tegen de auto. Langzaam gleed mijn nagel door het houterige lichaam terwijl ik verder dacht over de moord op Albert Speer. Waarom zouden ze hem vermoord gehad willen hebben. Maar bovenal was het mij een raadsel waarom ze hem in naam in leven gehouden hebben en zelfs een zeer belangrijke functie hebben laten uitvoeren. Het was te onbegrijpelijk en er lag teveel wat gehuld bleef in mysterieën. Het insect viel dood op de grond, mijn lichaam gescheiden van de kop. Zonder zijn knellende kaken en de zenuwfuncties om deze uit te laten voeren kon ik de kop zonder veel moeite lostrekken. Het viel naast mijn schoen op de grond. "Wat sta je nu weer te dromen?" sprak ze tegen me. "Ik verwonder me over het feit dat Albert Speer vermoord is voordat hij aan zijn gruwelijke taken kon beginnen." Ze keek me glazig aan, totaal niet het antwoord wat ze verwacht had. Eén van de omstanders viel me bij. "Ja, dat heb ik ook gehoord. Hij was in opdracht van andere hooggeplaatsten vermoord, misschien wel in opdracht van Himmler!" Ik keek hem gelukkig aan, ik had het mezelf niet in zitten beelden. Albert Speer was echt vermoord voor het einde van de tweede wereldoorlog. Ik zou zijn naam gaan zuiveren van alle zonden die begaan zouden zijn. Zonden die zijn naam met zich meedragen, Albert Speer zou zijn rechtmatige plaats in de geschiedenis weer kunnen gaan opeisen. Daar zou ik zorg voor dragen.

"Laten we Albert Speer alsjeblieft in zijn graf laten en onszelf concenteren op de taak van vandaag" sprak ze duidelijk minder geagiteerd. De woedeaanval van eerder begon al te verdwijnen als een donderwolk in de zon. De dag zou misschien nog best mooi kunnen worden. Ik keek naar het dode insect aan mijn voeten. Kleine druppeltjes bloed uit mijn vinger lagen erom heen als kleine bomkratertjes dat het sterven van een gebouw begeleidde. We liepen naar het huis, waarschijnlijk zou het aan het einde van de middag ons eigendom worden.

24 augustus 2006

Zo volwassen als gisteren

Ze zeggen dat ik "open-minded" ben terwijl ik niet eens wat dat betekend. Ik ben gewoon praktisch ingesteld, volgens mij is dat het hele eieren eten. Laat ik beginnen met een stukje geschiedenis. Jaren geleden leerde ik een vrouw kennen, ze was een jonge vrouw die iets had met een jonge man die ik wel eens sprak. Beide kende ik slechts oppervlakkig tot op de hoogte dat ik ze tot vage kennissen kon rekenen. Vooral hem kende ik als vage kennis, bij haar kwam ik niet verder dan het gebruikelijke "dag" en "hoi". Tenslotte had ik haar ook niet meer te zeggen, ik kende haar niet en had er ook geen behoefte aan. Jaren verstreken, dingen veranderde, mensen die ik in die tijd sprak en zag raakte ik uit het oog en het leven ging door.

Op een gegeven moment zag ik die vrouw weer. Ze was ouder dan toen ik haar leerde kennen. Inmiddels was de relatie die ze toen had door interne problemen uiteengevallen als los zand en kreeg ik de gewaarwording dat ik verliefd op haar raakte. Op een gegeven moment moest ik ook toegeven dat deze gewaarwording op waarheid berustte. Ik was verliefd op haar geraakt en het bleek wederzijds te zijn. We trouwden, kregen kinderen en leefde in voor- en tegenspoed. Vooral dat laatste kenmerkte onze relatie de laatste jaren, maar omdat ik wist te bewijzen dat zij werkelijk de enige voor me was en ik onze relatie zeer hoog aansloeg wist ik haar te overtuigen om de relatie door te zetten. Omwille van de liefde tussen ons en omwille van de liefde van onze kinderen voor ons, maar in eerste instantie om het eerste. Nu moet ik wel zeggen dat ik nooit vreemd ben gegaan, dus geen verkeerde beelden van mij krijgen. Miscommunicatie en weinig aandacht voor elkaar was meer de achterliggende problematiek. Onder andere natuurlijk, een relatie heeft altijd diepere gronden.

Dat was enkele maanden geleden. Het gevecht was geleverd, ik had me dusdanig ingespannen dat ik onze relatie wist te redden. Ik had voor elkaar gebokst wat ik niet kwijt wilde raken, ik vocht voor onze relatie en won. Ik was weer gelukkig, ik kon weer gelukkig zijn. Samen deden we weer dingen en samen waren we weer één. Tot opeens de exvriend van jaren geleden voor onze neus staat op een plaats waar we hem nooit zouden verwachten. Het was misschien een teken, misschien gewoon toeval. Maar feit was dat hij daar stond. Hij was niet veel veranderd, ouder geworden misschien. Dingen beleeft, zaken gedaan en ook doorgeleefd met zijn leven. Geheel niets mis mee, nog steeds de aardige man waar ik hem altijd voor gehouden heb. Maar mijn vrouw zag wat anders. Ze raakte van slag af, plots begon ze te spreken over haar grote liefde die ze door haar toedoen kwijt geraakt was. Over hoeveel spijt ze daarvan gekregen had en hoezeer ze zichzelf daarom gehaat had. Hij was haar Grote Liefde met hoofdletters, alles wat daar bij hoorde had ze waarschijnlijk met hem in gedachte had. Sinds ze hem gezien had wilde ze hem een brief schrijven, hem zeggen dat het haar speet.

En wat ik daar van vond. Ik vind het goed, ik wens haar geen strobreed in de weg te leggen. Ik heb gevochten voor iets waarin ik geloofde, waar ik waarschijnlijk nog steeds in kan geloven maar momenteel even niet doe. Voor mij is onze relatie belangrijk, mijn vrouw is niet mijn Grote Liefde omdat ik daar niet in geloof. Maar zij is wel de enige vrouw waar ik kinderen bij wilde hebben, geen enkele vrouw zal dat ooit voor elkaar krijgen. Nooit, maar om te leren dat ik niet de enige man ben waar zij kinderen bij zou willen hebben was een klap in mijn gezicht. Plots voelde ik me niet meer zo geliefd als ik me jaren voorwendde. Plots voelde ik me naar de tweede plaats verschoven worden, second best om het zo te zeggen. Misschien ben ik wel open-minded maar ik wil haar gewoon niets in de weg leggen. Als zij terug wil naar haar exvriend laat ik haar gewoon gaan. Ik heb gevochten voor onze relatie en dat kan/wil ik niet nog een keertje opbrengen. Nu is het haar beurt, nu mag zij gaan kiezen en dat is mijn hele open-mindedheid. Ik ben de strijd moe en ik wil gewoon weten waar ik sta in dit geheel. Dat is alles wat ik zou willen weten, maar eigenlijk weet ik het allang. Ik ben ik, vader, echtgenoot en geliefde. Niets meer en niets minder. Ik zou er tevreden mee moeten zijn en dat ben ik ook wel.

17 augustus 2006

Summer Darkness 2006

Summer Darkness te Utrecht is reeds voorbij. We kunnen ons weer opmaken voor de andere festivals die voor de deur staan of niet heen hoeven te gaan. Hierbij een korte foto-impressie van Summer Darkness 2006, omdat vele foto's meer zeggen dan duizend woorden. Zelfs duizend woorden van mijn hand kunnen niet zoveel vertellen wat beeldend materiaal wel in slaagt. Over naar de foto's derhalve.

Courtesan

Moonspell

Grendel

Welle: Erdball

16 augustus 2006

Beren op de weg

Ik lees de laatste tijd een boekje in de bus terwijl ik mijn muziek luister. Nu is dat eigenlijk geheel niets bijzonders, ik lees heel vaak een boek in de bus terwijl in naar muziek luister. Maar in dit geval is het boekje het vermelden waard aangezien ik er helemaal lovend over ben. Ik lees soms namelijk een paar verhaaltjes en soms lees ik de hele weg. Nu moet ik elke keer nadenken als ik de woorden lees, nadenken over wat er geschreven word en dat doet mij goed. Ik hou van nadenken over woorden. Dit boekje doet mij nadenken over de woorden. Deze schrijver weet duidelijk waar hij over praat of hij weet het niet maar dan brengt hij het zo goed dat het als echt overkomt. Dat doet mij goed.

Zo praatte hij in het boekje vandaag over bomen. Over boomranden in de vorm van bossen. Dat bosranden eigenlijk schuldig zijn aan vele zaken maar dat ze er nooit over praten. Bomen praten volgens de schrijver niet veel en daar moet ik hem gelijk in geven. Een boom zal nooit veel informatie loslaten. Maar hij beweerde dat bomen schuldig zijn aan het niets doen bij misstanden die in hun buurt gebeuren en dan met name bij bosranden. Al trok hij dat later weer in en dat vond ik wel zo prettig. Ik heb namelijk een ander boek van de schrijver en daarin stelt hij dat een boom de grootste misdadiger is die hij zich kan herinneren uit zijn jeugd. Die boom stond namelijk naast een concentratiekamp en deed helemaal niets. Geen tak verroerde deze boom bij alles wat onder hem gebeurde. Dat raakte me, dat een boom schuldig kan zijn aan iets. Maar dit boek verzacht de woorden weer. Bomen kunnen wel schuldig zijn, maar ze kunnen er ook niets aan doen. Het zit gewoon in hun aard om niets te doen. Bomen zijn gewoon onderdeel van de natuur en bemoeien zich niet met mensen. Dat deed me goed, ik legde het boekje weg.

Soms zijn woorden die je leest net de verkeerde woorden. Dan vormen deze woorden zich in beren die op je weg gaan staan. Altijd staan deze beren bij boomrijen, nog veel vaker bij bosranden. Zouden deze bomen soms schuldig zijn aan het creeëren van de woorden of het verbergen van de beren. Eigenlijk maakt het ook niet uit, ik heb beren op de weg gezien. Voor mij zijn het hele grote beren en wat de bomen ervan vinden maakt me niet zoveel uit. De beren vind ik belangrijker. Ik las namelijk woorden die me meer deden dan ik eigenlijk had willen lezen. De woorden stonden alleen niet in een boekje, ze stonden op het internet. Geen woorden over beren of bomen, daar wil ik geen kwaad woord over zeggen. Zij zijn slechts bezig in hun natuurlijke omgeving, maar die woorden. Die wormstekelige woorden, die deden het. Zij deden mij pijn op een manier die ik nog niet eerder gevoeld had. Zij maakten de beren los van de bomen.

Eigenlijk was het meer de schrijfster van de woorden die onbedoeld meer losmaakte dan ze beoogde. Ze weet het ook niet en dat wil ik zo houden. Het zijn mijn beren, mijn bosrand en daar heeft niemand wat mee te maken. Zeker mijn eigen vrouw niet die de woorden geschreven heeft. Ze kwam namelijk op de meest onwaarschijnlijke plaats haar ex-vriend tegen, iemand die ze al negen jaar niet gezien had nadat haar nogal gepassioneerde gerelatie tot een abrupt einde kwam. IN dit geval had ze de beren op haar weg totaal over het hoofd gezien en werd ze hardhandig het duistere woud ingeworpen. Van een bos kon niet eens sprake meer zijn, het was een duister en eng woud waarin ze kwam. Maar negen jaar later komt ze hem weer tegen, negen jaar later alsof het een teken is. Ze spreken met elkaar, ik spreek met hem aangezien ik hem ook kende. We spreken vriendelijk met elkaar omdat ik nooit een hekel aan hem gehad heb en dat nog steeds niet heb, nog ooit zal krijgen. Een vriendelijk persoon is hij en dat zal hij in mijn ogen altijd blijven. Toen schreef mijn vrouw woorden, woorden over hem en kwamen de beren op de weg. Grote beren die de weg versperren, blokkeren met hun massieve lichamen. Want de woorden, de woorden die ik tussen de geschreven letters lees zijn groter dan wat er staat. Ik lees meer, ik lees dat er beren op de weg zijn.

Beren die ik op die moment niet wil zien, niet wil horen en niet wil meemaken. Onze relatie begon net uit een diep duister dal te kruipen. Als een bos waren we omringt met enge grote bomen die ik moest kappen en wegmaken om de weg te effenen voor ons. Ik heb gevochten als een leeuw, misschien wel met een leeuw om de weg te maken, te vinden. Eindelijk had ik een weg (dacht ik) totdat ik de beren zag. Al zag ik die beren al eerder, maar nu zijn ze overduidelijk in beeld gekomen. Beren zijn uit de bosrand gekropen en ik ben het vechten moe. Ik ben het vechten beu. Ik vecht nu niet meer. De beren mogen me hebben. Ik leg me erbij neer, het bos is mijn getuige. Ik heb gevochten, maar ooit komt er een tijd dat je je moede hoofd wil neerleggen. Ik hoop dat de beren een warme vacht hebben. Ik hoop dat de beren vriendelijk zijn, maar ik vrees het ergste. Ik vrees het ergste. Het woud zal groot zijn.

11 augustus 2006

Mijn voeten vertellen

Mijn voet is een aap. Slingerend van tak naar tak doet hij een roofvogel na. Zijn gedachten gefixeerd op de eerstvolgende tak om vastgrijpen. Het bladerengroen verhuld zijn snelle gang door het woud, af en toe een blad rakend om te laten vallen. Mijn voet is een aap en zijn gang is de mijne. Ik weet waar hij heen wil gaan, maar ik zal niet volgen. Hoogtevrees houdt mij aan de grond, de diepten onder mij laten mijn angst stijgen tot boven de bladerenkruin.

Ik ben een koning, bewegend tussen het gewone volk. Niemand herkent me, ik ben een koning zonder land. Mijn moeder was de koningin, getrouwd met het gewone volk. Het land aanbad haar, aanbad mij maar vergaten wie ze waren. Ik loop nu hier en vergeet dat ik een koning ben. Mijn voet is een aap en ik laat hem zijn gang gaan. Ik wandel tussen het volk terwijl hij slingert van tak naar tak. Allemaal zijn we roofvogels die kijken naar de toekomst, nooit weten wat er in het verleden lag. Ik ben een koning, vergeten door het volk. Vergeten door het land, maar mijn voet is een aap.

Morgen is nooit vandaag, vandaag is deze dag niet meer. Een koning zonder kroon valt niet op. Een aap zonder armen gaat langzaam dood. Ik wileen stokpaard, wit met zwarte vlekken. Daar zal ik de hele dag op rijden terwijl ik vergeet wie ik ben. Het volk zal mij herinneren en buiging in mijn aanschijns. De bomen geven mij doorgang door hun bladeren als vogels fluiten van blijdschap. Mijn voet is een aap, slingerend van tak naar tak. Ik ben de koning en vergeten wie ik ben. Ik wandel tussen de mensen zonder dat ik opval. Niemand herinnert zich gisteren en morgen is te ver weg.

Als ik koning was zou ik mijn aap knevelen. Het leven uit zijn kleine lijf drukken en zorgen dat hij nooit meer jaagt. Dat zou ik doen voor mijn plezier omdat mijn voeten onder me hangen. De bomen zijn mijn getuigen als ik de koning was. Maar ik ben het vergeten, iedereen is mij vergeten. Ik ben een koning zonder kroon, een koning zonder land. Wij hoorde bij elkaar tot mijn voet een aap werd. Ik zie hem slingeren terwijl ik vol haat toe kijk. Ik benijd hem, slingerend van tak naar tak terwijl de hoogtevrees mij op de grond houd. Ik zou hem willen martelen, zijn vacht schroeien met hete voorwerpen, zijn ogen langzaam indrukken en het leven uit hem knijpen. Maar mijn voet is de aap. Ik hou ook van mijn voet zoals hij onder mij bungelt en de krokodil onder me zit.

De krokodil ziet mij zitten, hij ziet mijn voet terwijl de aap er is. Mijn tenen wriemelen als wormen in de grond. Niet als maden, maar echt als wormen. Het zijn mijn tenen die wriemelen en niet de rest van mijn lichaam. Het is de krokodil die het allemaal opvalt. Hij ziet mijn koning, mijn land en mijn moeder. Hij weet wie ik ben, maar hij lacht alleen maar. Hij lacht zijn krokodillige lach. Tanden naar voren gestoken en zijn ogen twinkelend in het maanlicht. Ik hou niet van de krokodil. Ik ben misschien wel bang voor de krokodil, omdat hij weet wie ik ben. Hij weet het en hij lacht erom. Waarom is het volk mij vergeten? Waarom is mijn voet een aap? Ik probeer mij te verroeren op de tak waar ik zit, maar de krokodil lacht weer naar me. Altijd lacht hij naar me, hij die me kent. Ik ben de koning en mijn voet is een aap.

7 augustus 2006

Stalaggh; muziek voor mannen

Wanneer je van extreme muziek houdt is de naam Stalaggh eentje die wel eens in je buurt gevallen zal zijn. Vooral de beschrijving van hun albums doet veel liefhebbers van extreme muzieken kwijlen. Tenslotte zijn er niet veel bands die doodleuk beweren dat ze het geschreeuw van psychiatrische patiënten gebruikt hebben in hun muziek. Wanneer je dat hoort beginnen de oren gespitst te staan en kijk je eens rond in de bakken met experimentele muziek of je een album kan vinden. Meestal levert deze zoektocht geheel niets op, want de albums van Stalaggh zijn niet gemakkelijk verkrijgbaar en dat is jammer.


Pasgeleden kwam ik op de meest onwaarschijnlijke plaats bij een nog veel onwaarschijnlijker standje twee albums van Stalaggh tegen. Tevens werd ik gewaar gemaakt van de DVD die deze band op de markt heeft gebracht. Aangezien ik ook een liefhebber van extreme muzieken ben werd ik natuurlijk lyrisch bij het ontdekken van deze albums. Sterker nog ik wenste per
ommegaande een album aan te schaffen, de standhouder wees mij nog op de bevreemdende muziek die op de schijf zou moeten staan. Maar met één blik op mijn t-shirt had deze ook door dat ik een echte liefhebber moest zijn, zonder blikken op blozen werd het andere album ook in mijn handen gedrukt. Zoals de standhouder het vond, een ware liefhebber moet ze allebei hebben en zoveel verkocht hij er ook weer niet van. Wij beide waren blij, ik omdat ik eindelijk de muziek van Stalaggh kon gaan beluisteren en hij omdat hij weer een mooie verkoop had kunnen doen. Gewapend met twee ceedees keerde ik huiswaarts om de ceedeespeler mij de opgenomen geluiden te laten horen.

Nu is Stalaggh inderdaad extreem, onder het beluisteren begon ik mijn zoektocht naar de achtergronden van deze band. Eigenlijk is er heel weinig over ze te vinden. Zoals ze zelf beweren is Stalaggh een samenwerkingsverband tussen topartiesten uit de Black Metal en de
Cyberindustrial uit Nederland en België, maar wie er precies achter zit houden ze geheim. Het is ook een groot mysterie uit hoeveel mensen Stalaggh bestaat, eigenlijk doet dit er ook geheel niet toe. Het is de muziek die telt en niet de mensen die er achter zitten. Nu is de muziek van Stalaggh zeer zeker extreem te noemen, de twee albums die ik nu bezit zijn beide op platenlabels uitgebracht die voornamelijk Black Metal en aanverwanten uitbrengen. Hierdoor vond ik op het internet ook voornamelijk verwijzingen naar metalsites en - fora, maar overal wordt lovend gereageerd op Stalaggh. Als ik de muziek zo beluister kan ik niet zeggen dat er veel raakvlakken
met metal zijn, op de gitaar-distorion na heeft het totaal niets met metal van doen. Zelfs Black Metal is er niet meer in terug te horen, Stalaggh is alleen hard. Heel erg hard, hard en compromisloos.

Intussen heb ik ook de doelstelling van Stalaggh gevonden. Ze zijn misantropische nihilisten van het zuiverste woord, zelf de menselijkheid die ze zelf behelzen staat ze tegen. Het liefste zien ze de gehele mensheid in een diepe afgrond verdwijnen en zo klinkt Stalaggh ook. Dat is ook de
reden dat ze gebruik maken van psychiatrische patiënten om de vocalen te verzorgen. Veel vocalen zijn het niet, slechts hard geschreeuw en gekrijs maar het past perfect in de muziek. Of het daadwerkelijk om psychiatrische patiënten gaat die door de gitaarstormen staan te schreeuwen wil ik in het midden laten. Het zou me eerlijk gezegd niet verbazen, maar aan de andere kant heb ik er mijn twijfels bij. Net zo goed als het verhaal dat Stalaggh in de wereld wil brengen dat de patiënt van de eerste opname oftewel Project Nihil twee maanden na de bewuste opname zelfmoord gepleegd heeft. Met hun tweede album maakten ze het nog bonter in het verhaal, het wil dat ze nu meerdere patiënten in de studio hadden om te schreeuwen en dat de
dame in het stel gedurende de opname wegkroop in een hoek en een andere patiënt dusdanig doordraaide dat deze de anderen te lijf ging. Uiteraard stopten ze de opnames niet omdat ze vonden dat dit het nummer alleen ten goede zouden komen. Hiermee zou Project Terror zoals het tweede album heet de eerste nog verder overtreffen. Het verhaal is natuurlijk geweldig, ook
om als waarheid aan te nemen waarmee ik nog steeds wil zeggen dat ik het in twijfel trek. Edoch is het geweldig dat je als band zijnde een dergelijk verhaal wil en durft te verzinnen om je muziek te promoten. Een naam krijg je er absoluut mee.

Helaas genoeg weet ik niet hoe Project Terror klinkt. Ik heb alleen het eerste album Project Nihil en hun allerlaatste album Nihilistik Terror te pakken kunnen krijgen. Dat laatste album zijn weer bewerkingen van de eerste twee albums, mixen om het zo te zeggen. Natuurlijk is het voordeel van dit soort extremiteiten in de muziek dat een bewerking van een nummer een geheel nieuw nummer oplevert, dus heeft Stalaggh weer een album afgeleverd. Het wachten is nu op het laatste album van Stalaggh waar ze een nummer van ongeveer zestig minuten willen maken en tien psychiatrische patiënten de vocalen willen laten verzorgen. Persoonlijk denk ik niet dat ze het voor elkaar kunnen krijgen als het echt waar is wat ze zeggen, zeker niet nu ze inmiddels een naam hebben gecreëerd voor zichzelf in de muziekwereld en daarbuiten. Aan de andere kant ben ik erg benieuwd, het laatste album van Stalaggh laat horen wat volslagen compromisloze muziek inhoudt. Beter gezegd: Kan het nog extremer?

Ja, dat kan. De zelfmoordopnames van de Peoples Temple en met name Reverend Jim Jones die op elpee uitgebracht zijn is nog veel extremer, maar dat is geen muziek an sich. Misschien zou het wel interessant zijn om die opname te verwerken in een muziekstuk. Het zou iets voor Stalaggh kunnen zijn, dan hoeven ze niet meer te gaan klooien met psychiatrische patiënten en die laten schreeuwen. Hun muziek is namelijk net als de kunst van Jackson Pollack, helemaal geweldig maar na een tijdje gaat de nieuwigheid eraf en valt er niets aanvullends meer uit te halen. Stalaggh heeft niet het eeuwige leven, precies zoals ze zelf zouden willen. Weg met de menselijkheid, weg met de vorm en idee. Ik ben voor. Maar laat Stalaggh nog maar fijn wat psychiatrische patiënten in hub opnameruimte stoppen, ik wil nog wel een albumpje vol met deze gekte beluisteren.

29 juli 2006

Schuldig aan misdaden

"Maar edelachtbare.." probeerde ik er nog tegen te werpen. "Het was slechts een vlieg, niet dat ze een mindere levensvorm is. Maar ze gooide zich praktisch voor de stofzuigermond. Ik kon haar gewoon niet missen. Ze pleegde zelfmoord!" Smekend keek ik de man achter het strenge bureau aan. "Ik was niet alleen toen het gebeurde! Er was een vrouw bij me, de vrouw die ik al maanden vertrouw en zij vertrouwd mij. Zij was bij me." Ik wees naar achteren. "Zij zal alles bevestigen." De rechter trok zijn wenkbrauw op en schudde zijn hoofd. Ik keek hem verwonderd aan om mij langzaam om te draaien. Ze was verdwenen, de lege plaats was zelf verdwenen. Er zat helemaal niemand achter mij. Niemand die tot mijn verdediging zou komen. Zelfs niemand die het zou willen.

Niet dat het geholpen zou hebben. Ik was al schuldig bevonden voordat ik deze kamer binnengebracht werd. Mijn schuld stond al vast voordat ik de misdaad daadwerkelijk gepleegd had. Dit was niet meer dan een showproces. Een daad van jaloerzigheid omdat ik doorgedrongen was tot de vrouw in de witte kamer. Zelfs met haar op reis ben geweest. Ik kon geen andere reden bedenken voor hun handelen, er was geen andere reden. Zoals altijd had ik ook hier gelijk in, ook al was de vrouw in de witte kamer verdwenen. Niemand wist waar ze was, niemand kende haar. Ze kende haar natuurlijk wel, maar tegenover mij ontkende ze haar bestaan terwijl ze weer gewoon opgesloten was in de witte kamer. Dezelfde kamer waaruit wij ontsnapt waren naar een door haar gecreeërde vrijheid. Ze was gewoon weer terug. Zelf de vlieg op het raam zou er weer zijn, ongeschonden zonder enige vorm van aangedaan letsel. Het enige verschil zou zijn dat ik niet naast haar zat. Dat ik de vlieg op het raam niet zou bestuderen terwijl de regen striemende strepen zou achterlaten op het glas. Ze zou me niet eens missen.

Het proces was afgelopen, de rechter had me veroordeeld. Ik werd hardhandig weggebracht door twee supposten. Ik liet me leiden, het kon me niets meer schelen. Zonder haar was de wereld zinloos, zonder haar voelde ik me leeg. Zo leeg als de ontsnappingsweg die we hadden genomen. De grijsheid die ze me liet zien had zich genesteld in mijn ziel, in mijn gedachten en in mijn hart. Ik was niets meer dan stof, grijs, doods stof. Stof dat weggeveegd werd om de wereld te plezier, om de wereld zijn jaloerse gevoelens te laten botvieren. Het kon me niets schelen. Ik schreeuwde naar ze dat het me niets kon schelen, maar ze zeiden niets. Waarschijnlijk hoorde ze me niet eens. Mijn lot was bezegeld. De straf moest nog komen.

Nu zit ik hier. Wensend dat ze me veroordeeld hadden tot een eeuwigheid in de hel. Ik zou liever branden in helse vuren terwijl duivels aan mijn ledematen knagen dan nog één minuut hier doorbrengen. Maar ik kan niet weg. Twee keer had ik al een poging gedaan om me van mijn leven te beroven. Twee keer slaagde ik er perfect in, maar ze brachten me gewoon terug. "Je moet eerst je straf uitdienen." zeiden ze tegen mij. Eerst mijn straf uitdienen, voor hoe lang? Ik wist het niet meer, dus wacht ik af. Ik zit in het gras terwijl een bij loom van bloem naar bloem vliegt. Nectar verzamelend voor haar bijenvolk, om er honing van te maken waarmee de larven gevoed kunnen worden. Ik kijk terwijl de bij verder vliegt. De zon staat bijna op zijn hoogste punt, bijna is het weer middag. In de verte hoor ik kindergelach. Het is te ver weg om te zien wat ze aan het doen zijn. Ze zijn altijd te ver weg. Ik blijf toch zitten, mijn rug tegen de boom en mijn voeten in het gras. Soms doezel ik even weg en dan weet ik dat ik mijn tijd weer heb kunnen verkorten met een klein uurtje. Maar ik moet nog zo lang. Hoe lang? Dat weet ik niet. Ik denk alleen nog aan de vrouw in de witte kamer. Aan haar en de grijsheid die ze in mijn ziel wist te planten. Zij is het enige waar ik nog van hou. Zij en de grijsheid van mijn ziel.

25 juli 2006

Als negers in de samenleving


Misschien is dit overdreven om te zeggen, maar wanneer het gevoel je zo duidelijk in het gezicht slaat zal het ook wel zo zijn. Ik voelde me een neger in de samenleving een paar dagen geleden. Of beter gezegd ook ik, als blanke man zijnde wordt gediscrimineerd op mijn uiterlijk. Ik hoef helemaal geen andere huidskleur te hebben om te weten wat discriminatie is, mijn sexuele geaardheid hoeft helemaal niet af te wijken van de geledende norm en ik hoef al helemaal niet net tedoen alsof ik dezelfde ben als iedereen om mij heen. De eerste die hetzelfde is als zijn buurman mag nu opstaan en zal standrechtelijk geexecuteerd worden voor leugens en verraad van het vaderland. Maar neen, ondanks het feit dat we allemaal anders zijn blijkt het maar weer dat de mensen die afwijken van de geldende normen ook binnen de ronden van discriminatie vallen. Mensen die buiten de norm vallen zijn de negers van de samenleving geworden.

Over getinte medelanders mogen we geen kwaad woord meer zeggen, zij vallen tegenwoordig buiten elke heilige boot. Getinte nederlanders knuffelen we liever dood terwijl we achter hun rug messen botdiep in ze steken. Maar in hun gezicht zeggen we niets, geen overtogen woord verlaat onze lippen. Getinte medelanders zijn geplaatst op een heilige stoel, de heilige koeien van de samenleving. Zij mogen geen zondebokken meer zijn omdat het zoeken naar een zondebok uit den boze is, getinte medelanders zijn net als wij gewoon mensen. Maar daarmee begint een dilemma, wat moet je als blanke nederlander dan met je gevoelens van onrust en onvrede? Ergens moet die op gebotvierd kunnen worden, ergens moeten die gevoelens heen kunnen gaan. Wat is dan beter dan een minderheidsgroepering aan te pakken die bestaat uit nerds, raar volk en vreemde mensen. Mensen die zich doelbewust buiten de samenleving willen plaatsen door andere kleden aan te trekken, door zich doelbewust tot een onderwerp van spreken laten maken door hun verschijning.

Die mensen zijn de perfecte doelwitten voor pesterijen, discriminatie en grootscheepse negeerpartijen. Zij zijn de negers van de nieuwe samenleving geworden. Het is niet voor niets dat het woord "negeren" van "neger" is afgeleid. Neger en, inderdaad neger en. Neger en neger, niets meer dan dat. Je hoeft geen intellect te zijn om te begrijpen dat de nieuwe negers ook genegeerd kunnen worden. Precies wat mij een paar dagen geleden (weer) eens overkwam. Ik kwam terecht in de negeren van de negerpartij. Het was me een dagje wel, maar ik zal me vooral richten op de laatste paar gebeurtenissen. Deze vonden plaats aan het begin van de latere avond.

Ik stapte in de bus terwijl ik mijn werkdag met succes afgerond had. Nu had ik de pech dat mijn aansluitende bus slechts één minuut eerder op de halte zou komen dan de bus waarin ik net gestapt was. Maar mijn ervaring met andere passegiers had geleerd dat vooraf vragen aan de buschauffeur vragen of de kruisende bus even kon wachten zeer goed uitpakte. De succesratio was tot dat moment altijd 100% geweest en aangezien ik altijd met de bus rijdt moest het nu ook helemaal goed komen. Tenminste dat dacht ik..... Ik stapte de bus in, een buschauffeur die ik vaker liet rijden voor mijn persoon, altijd vriendelijk groette en mij altijd vriendelijk teruggroette. Deze dag was niet anders. Ik groette de buschauffeur en stelde gelijk mijn vraag. Ik moest overstappen, maar had gezien dat de andere slechts een minuut eerder aankwam. Kortom ik vroeg of hij kon regelen dat deze even zou wachten. "Geen probleem" antwoordde de vriendelijke chauffeur. Dit antwoord liet ik mij goed ontvangen, bedankte de chauffeur en ging ergens achterin de bus zitten om uit het raam te staren. De bus nam een grotere voort over de weg dan normaal, maar eigenlijk heb ik geen enkele keer de chauffeur een poging zien ondernemen om zijn collega op te roepen. Ik hield het nog op achterdochtigheid van mijn kant, het was tenslotte een aardige chauffeur en misschien ging hij de ander bus inhalen. Alle kaarten lagen open.

Uiteindelijk heb ik geen kruisende bus gezien, nergens hebben we een andere bus ingehaald en de snelle vaart bleek te zijn voor een stelletje dat dronken in de bus zat te vervelen en toevallig bekend leek te zijn met de chauffeur. Waarom zou je anders je radio met housemuziek in de bus aan mogen laten? Nu was vooral het gesprek dat de chauffeur met de man van het stel had toen ze uitstapte doorslaggevend. Een geanimeerd gesprek van vijf minuten lieten de twee mannen zich smaken terwijl de rest van de bus mocht wachten op het einde hiervan. Mijn overstap zou ik nooit meer halen. Dat was ook nooit de bedoeling geweest. Ik werd compleet genegeerd in mijn bestaan. Ik mocht uitstappen op de afgesproken halte om daar een half uur te wachten op de volgende bus die me naar mijn eindbestemming zou brengen. Spinnen hielden me gezelschap in het bushokje.

Ik zat daar te wachten, schel licht vloeide uit de TL-buis boven mijn hoofd. Mijn discman was in de bus er al mee opgehouden dus moest ik het doen met de omgevingsgeluiden uit de verder vrij donkere buurt. Plots verschijnt er een dame met een grote herdershond in het hokje. "Wil je me even helpen met mijn boot?" vraag ze aan me. Ik was waarschijnlijk de eneige levende persoon in de buurt aan wie ze het kon vragen dus was ik de enige aangewezen persoon die haar kon helpen. Vriendelijk als ik ben wilde ik niet zo snel weigeren, tenslotte hoefde de boot alleen naar de overkant van de straat. Niets om een buil over te vallen dacht ik. Ik liep samen met haar op naar een opgeblazen kano-achtig geval, nog licht vochtig van de toch die ze ermee gemaakt had door de achterliggende slootjes. Zij nam de voorkant van de boot en ik nam mijn plaats in aan de achterzijde om al tillend naar de overkant te stappen. Halverwege de straat zie ik in de verte mijn bus aanrijden. "Daar komt mijn bus" roep ik tegen haar en snel leggen we de boot op de aangranzende stoep waarop ik half de straat opren om de aansnellende bus tegen te houden. Ik steek mijn handen uit, zwaai wild en roep wat ondefineerbaars. Onverstoorbaar rijdt de chaffeur door en verdwijnt de hoek op. Hij glimlacht nog wel naar me als hij langsrijdt. Ik blijf verslagen staan.

De dame kijkt beteuterd. "Was dat je bus? " vraagt ze. Ik knik "en de volgende gaat over een half uur" gooi ik er voorzichtig achteraan. Hierop kijkt ze nog beteuterder, ze heeft duidelijk spijt dat ze mij naar de overkant heeft laten lopen. Ze voelt zich schuldig waarop ze aanbied mij naar huis te brengen. Schoorvoetend doet ze dit aangezien ze eigenlijk de geheel andere kant op zou moeten alwaar mensen op haar aan het wachten zijn. Maar ze moet eerst nog even bellen bij haar moeder, haar moeder die vlakbij woont. Ze is zo terug en verdwijnt met haar hond in het donker. Ik blijf achter bij de boot. Tien minuten gaan voorbij, weer vijf. Nog steeds geen spoor van de dame. Onaangeroert blijft de boot liggen, zijn laatste druppels verspillend in de tuin waarin hij neergelegd is. Nog steeds is de dame niet terug, een kwartier is reeds verstreken. "Even bellen zei ze toch? " herhaal ik bij mezelf. Ik vloek zachtjes, mijn huisreis is inmiddels met een uur verlengt hierdoor. Hoe zou hier thuis op gereageerd worden? Ik wist het niet, bellen was ook geen optie. Geen mobiel en niemand in de buurt om wat te vragen is niet gunstig in deze gevallen. Uiteindelijk komt de dame terug, ze kijkt weer beteuterd als ik er nogs teeds sta. Geen bus is geweest die mij kwam oppikken en haar van haar plotselinge last verlostte. Ze voelt zich noodgedwongen haar belofte waar te maken, maar het gaat niet van harte. Helaas, het had zo mooi kunnen zijn. Maar ik ben maar een neger en zij een volwaardig lid van de samenleving. Ik ben maar een buitenstaander en zij iemand met iets te veel eergevoel. Zij had haar karma gered en ik was veel te laat thuis. Gelukkig had niemand het echt gemerkt.

Boven de natuur


Ik geloof totaal niet in God, maar overal waar ik kijk zie ik hem (haar?) dansen in de lucht. Als een schaduw op de maan beweegt de vormen van zijn lichaam voor mijn geestesoog. Ik kan er niets aan doen als wolken mij een gevoel geven van macht, van beweging en wind in één dans. De dans van het leven, dood en alles wat erom heen hangt. Alles is voor mij verworden tot die enige dans die ik nog zie.

Vuurvliegen in de bosjes, miauwen de katten die jacht maken op de vliegjes. Dezelfde vuurvliegjes die hun eeuwigdurende dans uitvoeren in de nachtelijke uren. Wolken die aan het firament langs jagen over winden ontzichtbaar voor mijn oog. De dans van God zou ik het willen noemen, de God die niet bestaat maar danst als de beste. Ik geloof niet in God en dat ga ik ook niet doen, maar ik geloof in dansen. Dansen van de natuur. Moeder Natuur. Mijn moeder.

Zij danst niet meer, mijn moeder. Mijn moeder is als de natuur. Eeuwigdurend, als God. Altijd in mijn herinneringen. Zij raast voort aan het firament, gedreven door ontzichtbare winden die niemand wil zien. Die niemand kan zien. Mijn moeder is als de zwerm vuurvliegjes, de kat die jacht op ze maakt en de eeuwige nacht die ze omringt. De nacht die overstelpt wordt door de komst van de dag. Mijn moeder is de dag en ik zal haar altijd herinneren. Ik zal haar altijd herinneren. Mijn moeder is één met God, de God waarin ik nooit geloof. Nooit meer, want mijn moeder is als de natuur. Eeuwig, één met alles en één. Mijn moeder danst niet meer, maar ik zal haar altijd dansend herinneren.

Ik zal haar altijd dansend herinneren. In de wolken, in de nacht, bij zonsopgang. Mijn moeder geloofd niet in God, maar God geloofd in haar. God danst voor haar zoals de natuur voor haar danste. Zoals zij voor moeder natuur danste. Mijn moeder danst met de vuurvliegen, met de katten en de ontzichtbare wind. Mijn moeder is mijn God, mijn moeder danst met de wolken. Ik zal haar altijd herinneren. In mijn hart. Mijn moeder danst.





voor Bella Morte

21 juli 2006

De Vlieg en de Wandeling

Er zit een vlieg op het raam. Zijn vleugels worden door de wind gemangeld, maar het houdt moedig vast terwijl de landschappen voorbij schieten. Ik zie zijn kleine pootjes vastgeklemd op het raam zitten en stel me een verbeten vliegekopje voor die heldhaftige pogingen probeert te doen om in de straffe wind te blijven zitten. Alsof het wil zeggen dat het net zo goed recht heeft om mee te reizen als wij mensen binnenin. Ik zal de laatste zijn die het gaat tegenspreken, voor mij heeft elke vlieg evenveel recht.

Ik draai me weg van het raam en kijk haar aan. Zij heeft het raam al maanden geleden verlaten. De regenachtige landschappen maakte haar somber zei ze. Sindsdien zit ze in haarzelf gekeerd te staren naar de achterzijde van haar oogleden. Heel af en toe slaat ze haar ogen op om rond te kijken door de kamer, maar altijd vermijd ze hierbij het raam. Het raam wat als venster op de wereld niets anders dan regen laat zien in haar ogen. Vandaag regent het ook, zachtjes weleens waar maar het is toch regen. Ik geef haar gelijk, regenlandschappen maken somber. Ik zie dat de vlieg verdwenen is. Waarschijnlijk was de reis voor het ten einde gekomen, de bestemming was bereikt en hoefde het zich niet langer vast te klampen. "Kom met me mee" sprak ze tegen me. "Volg me!" Ze zat nog steeds op haar stoel, haar ogen gesloten. "Kom je nu nog?" vroeg ze ongeduldig. Ik liep weg van mijn plaats bij het raam en nam mijn stoel naast haar stoel in. "Waar gaan we naar toe?"vroeg ik.

"Kom nu maar mee..." terwijl we ons door de donkere straten van depressie worstelden. Zwartheid omringde ons. Grijstinten in alle vormen maakten de kleuren, een wereld gevuld met zwart. Een schril contrast van de spierwitte kamer die we net verlaten hadden. We liepen langs een groepje bomen, zwart op zwart. Mooi door hun donkerheid, de grijze vlakken van de bladeren wapperend in de nietsontziende wind. Wind die wij geen van beide konden voelen maar des te meer konden zien. "Hier woonde ik vroeger" zei ze. "Daar liggen de wortels van mijn jeugd." Ze wees een verlaten groep gebouwen in de verte aan. "Wil je daarheen gaan?" vroeg ik aan. Ze keek nog een keer naar de verlaten treurnis in de verte. "Nee, dat heb ik langgeleden begraven en vergeten. Ik heb daar niets meer te zoeken, het is niets meer dan een hoop stront beschimmeld in een vochtige kelder. Voor mij heeft het geen enkele waarde meer. Daar wonen niets meer dan schimmen en verlaten huizen. Laten we verder lopen." Het pad liep door, langs bomenrijen en de huizen van haar jeugd. We gunde beide geen blik waardig. Onze blikken waren op oneindigheid gericht. Op de zwarte weg voor ons.

Ik sloeg een bocht op en vogels begonnen te kwetteren. Een kakkafonie van vogels die allemaal een plekje wilden veroveren in de boom waar ze zaten. Een luidruchtig gesprek voerend over de sappigheid van rupsen, de veren van de buurman en de grote van katten in de buurt. Of misschien ging het wel over de godsbeleving bij vogels. Ik wist het niet, de vogels waren te luidruchtig om normaal denken te bevorderen. "Kraaien" bracht ze uit terwijl we onder de boom doorliepen. Ik hoorde haar woorden door de lucht zweven en opgenomen worden in de kwetterende brei van vogels. "Ja" dacht ik "daar heb je helemaal gelijk in. Kraaien." en de weg bleek nog langer te zijn.

7 juli 2006

Nachtmerrie van een kattenbezitter

Ridder heette ze, Ridder de Draak. Het was eigenlijk een beetje een rare naam, maar rare namen horen bij katten. Een kat zonder rare naam is een kat zonder pit, zonder body en zonder inhoud. Maar Ridder is niet meer bij ons. Ridder heeft gekozen voor het eeuwige leven op een plaats die wij niet zullen kennen voordat we er zelf ook heen gaan. Voordat we zelf ook het tijdelijke voor het eeuwige gaan verruilen.

Ik wil dit eigenlijk niet vertellen, maar als ik het niet doe blijft het eeuwig en voor altijd door mijn hoofd spolen. Het beeld dat ik zag toen ik Ridder vond, gestorven op haar laatste rustplaats. Het was gisteren, nog vers in mijn geheugen. Een prachtige dag. Ik had de katten eten gegeven en we troffen voorbereidingen om de middag in het zwembad door te brengen. Tenminste daar zou ik niet heen gaan aangezien ik moest werken later op de ochtend, maar dat nam niet weg dat mijn vrouw en kinderen het zwembad konden vullen met hun aanwezigheid. Even gauw de wassen uitgezocht aangezien tevens een kleine vakantie voor ze voor de deur stond en onszelf klaar maken om boodschappen te gaan doen. Alles verliep gemoedelijk, nergens een vuiltje aan de lucht behalve de vuiligheid die onzichtbaar in het wasgoed zat. Een handdoekenwas koos ik als eerste, handdoeken zijn handig in een zwembad en aangezien de planning "zwembad" droeg leek het een logische keuze.

Handdoeken erin, progammaatje aanzetten met wat waspeoder en draaien maar. Ondertussen gingen wij de broodnodige boodschappen halen. Brood, kaas, drinken en wat ander benodigheden voor thuis en onderweg. Een gemoedelijke dag was begonnen, ik iets vooruitziend naar mijn werk waar ik binnen steeds kortere tijd aan zou gaan beginnen en de boodschappen dragen zoals ik meestal doe. Geen vuiltje aan de lucht, waarom zou het ook zo zijn. Er was niets om je druk over te maken. Helemaal niets, misschien dat het vervelend was om te werken op zo'n mooie dag maar dat sleet vanzelf weg. Ik neuriede misschien wat voor mezelf uit.

"Hang jij nog even de handdoeken op voor je weggaat?" vroeg ze aan me. Ik keek op dat moment op de klok en zag dat ik nog ruim in mijn tijd zat om dat te kunnen doen. "Dat is goed" antwoordde ik en begon de handdoeken uit de wasmachine te halen. Mijn armen vullende met het natte wasgoed, langzaam kan de inhoud van de trommel in mijn armen stromen. Ik pakte nog een handdoek en plots zag ik haar liggen. Ridder.... Ze lag bovenop een klein stapeltje handdoeken. Alsof ze sliep, haar pootjes gekrult in elkaar. Heel vredig, alsof ze sliep. Alleen haar vacht was helemaal nat. Ze was helemaal nat. Van de wasmachine, de handdoeken die op haar gelegen hadden en het water dat haar overspeold had. Ridder... in de wasmachine. Ik liet de handdoeken vallen, mijn hart sloeg over. Verschrikt stond ik op en deinsde achteruit onder het uitroepen van "o, mijn god! o, mijn god!" Ik kon niets meer zeggen, ik was verstard. Tranen welde omhoog in mijn ogen. "Wat is er aan de hand?" vroeg mijn liefste. Ik keek haar aan, ik kon niets uitbrengen terwijl het beeld van Ridder weer door mijn hoofd schoot. Het beeld van Ridder zoals ze daar lag op het wasgoed. Op het wasgoed in de wasmachine.

Ridder was meegewassen in de wasmachine. Ridder was dood. Ridder was meegewassen in de wasmachine. Meer schoot er niet door mijn hoofd en voor dertig seconden kon ik niets uitbrengen, helemaal niets. Ik kon alleen maar aan Ridder denken zoals ze in de wasmachine lag. Niet meer. "De poes..." zei ik. "In de wasmachine...... de poes zit in de wasmachine." Ik zag de schrik in haar ogen verschijnen. De vreselijke schrik die ik ook gehad moet hebben toen ik Ridder zag liggen. Het moment dat ik wist dat ze dood was ondanks het feit dat het leek alsof ze vredig lag te slapen. Ik herkende die vreselijke verschrikking in haar ogen. Dat vreselijke nachtmerrie-achtige beeld. Ridder in de wasmachine. Ik wil dat ding nooit meer aanraken, ik wil nooit meer wassen. Ik weet niet of ik het beeld van Ridder ooit nog kan kwijt raken. Ridder in de wasmachine.... meegewassen met handdoeken. Ik moet nog steeds huilen als ik eraan denk, terwijl ik dit opschrijf.

Met behulp, vooral met de hulp van de buren, hebben we haar een prachtige begrafenis gegeven. Ze heeft de hele dag opgebaard gelegen bij onze buren in huis. Omring door kaarsjes en bloemen met mooie muziek op de achtergrond. Ze was daar geboren en daar namen we allemaal afscheid van haar. We begroeven haar op een plek waar alleen de katten uit de buurt komen, geen kinderen spelen daar. Een mooie plek waar soms de zon schijnt, vogels rondhippen en katten hun vergaderingen houden. Onze buren, de beste vrienden die ik me kan wensen, hebben geholpen. Het was een mooie plechtigheid, eentje die het vreselijke beeld een beetje verzachtte. Ze lag er mooi bij in haar mandje. Haar vacht mooi gekamt en met mooie bloemen. Ik hield van die kat zoals ik van al mijn katten hou. Maar dit is de grootste nachtmerrie die waarheid werd, de grootste nachtmerrie die ik hoopte altijd bespaard te zullen blijven. Nu heb ik hem moeten doorgaan, ik voel me niet schuldig. Ik kan er niets aan doen. Nieuwsgierigheid is een kat eigen en Ridder was nieuwsgierigheid zelf. Ridder rust nu in vrede omringt door struiken, vogels en spelende katten. Ik zal haar missen.

Ridder de Draak, kattebeest bij uitstek. Rust zacht.
Je was kort bij ons maar ik zal je nooit meer vergeten.
Altijd zal ik je in mijn hart meedragen.
Ik hou van je.