12 november 2010

Je stem in de nacht

Zoals je stem klinkt in de nachtelijke uren wil ik haar nooit meer horen. De ijzigheid doorsnijdt mijn geest, het is blauw dat geen kleur heeft. Je bent een geest, een kleine jongen veel te vroeg gestorven en gevangen in een natuur die niet de mijne is. Je bent voor mij verschenen, al hoor ik alleen je stem.

Fluisterend in mijn oor als vuurvliegen vertel je mij je geheimen, zing je je lied met je vreselijke stem. Ik probeer je buiten te sluiten, de kleurloosheid van je bestaan niet de mijne te laten worden. Maar het lukt niet... Het lukt niet. Ik vind geen vrede meer, zelfs het maanlicht in de nacht kan mij geen solaas meer bieden. Je stem is te sterk, te doordringend om te negeren. Ik luister naar je ijzige woorden, uitgesproken op een ijzige manier. Ik luister naar het blauw dat geen kleur heeft en mompel.

Mompelen tegen je stem is het enige wat mij op de been houd. Ik zou willen zingen, harder fluisteren dat jij doet in mijn oor maar ik heb angst. Angst om vergeten te worden, angst om ook een geest te zijn. De randen van mijn kooi zijn mij lief, maar in het donker kom jij langs om met mij te spreken. Ik vraag je om groen te brengen, alleen heb jij geen kennis van kleur. Jouw wereld is grijzer dan het blauw van de lucht. Blauw dat je lang geleden gekend heb en weer vergeten tot je met mij mee mompelt. We zullen zien, zien tot de zon weer opstijgt in de hemel. De zon die jou laat verdwijnen naar je eenzaamheid en mij achterlaat in de warmte.

Vannacht was je er weer, ijzig sprak je tegen mij tot ik het blauw van de hemel zag. Alleen wist ik niet meer wat kleur was, ik werd zoals jij. Een geest gevangen in de kooi van eenzaamheid, ijzige winden en leegte. Ik was verlaten door jou terwijl je in mijn oor fluisterde. Eindelijk kon ik je negeren, eindelijk hoefde ik niet meer naar je te luisteren. Je stem heeft het blauw vermoord, vermoord voordat het tot leven kon komen. Ik ben je dankbaar.