16 juni 2013

Gesprek over niets

"Wat doe je?"

"Niets.. hoezo? Waarom vraag je dat? Laat mij met rust!" "Kan je niet weggaan?"
"Niets?! Je doet niets! Jij, degene die altijd bezig is. Altijd iets aan het doen is... en je bent nu niets aan het doen..." "Maak dat de kat wijs!" "En nee, ik ga niet weg. Ik blijf net zo lang hier tot jij mij gaat vertellen wat je aan het doen bent. Je bent iets aan het doen!"
"Ik ben helemaal niets aan het doen! Niets!"

"Schreeuwen helpt niet. Je bent iets aan het doen. Jij doet altijd iets. Niets doen kan jij helemaal niet."
"..."

"Ga je nu niets meer zeggen? Van zeggen dat je niets doet naar helemaal niets meer zeggen..." "Ook wel typisch iets voor jou. Niets meer zeggen.."
"Jemig! Wat moet ik doen om je te overtuigen dat ik niets aan het doen was?" "Ik was niet eens van plan iets te gaan doen. Gewoon een keer niets doen.."
"Niet huilen. Geef gewoon toe dat je iets aan het doen was. Iets, meer hoeft niet. Je hoeft niet eens te zeggen wat je aan het doen was."
"... Ik was niets aan het doen. Echt niet.."
"Je bent wel hardnekkig. Hoe vaak moet ik nog zeggen dat jij niet niets kan doen. Jij doet altijd iets. Altijd" "Je kan mij niet vertellen dat je gewoon wezenloos voor je uit zat te staren. Dat je geleerd hebt om niets te doen. Dat geloof ik niet!"
"Het is echt zo. Ik deed niets. Wilde niets" "Het is echt waar!"
"Je bent grappig. Grappig en uitermate irritant. Ik wil gewoon weten wat je deed. Vertel het nu gewoon!"
"Ik deed niets"

"Echt.. Als je nog één keer zegt dat je niets deed doe ik je wat. Je deed iets. Je was ergens mee bezig. Zeg op!" "Zeg wat je deed!"
"Nee, je luistert toch niet. Ik ga jouw niets meer vertellen. Niets!"
"Echt. Je bent onmogelijk. Onmogelijk en irritant. Waarom doe je zo? Waarom behandel je mij zo?"
"Ga je nu huilen?" "Ik wil niet dat je huilt"
"Vertel dan wat je aan het doen was. Doe niet zo vervelend. Maak mij dan niet kwaad!" "Je weet ook wel dat ik ga huilen als ik boos ben. Vertel het nou gewoon!"
"Wat wil je dat ik vertel?" "Er is niets te vertellen. Niets. Ik zat gewoon niets te doen... Dat kan toch?"
"Nee, dat kan niet.."

"Ik weet het dan ook niet meer. Ik deed niets, maar volgens jou kan ik niet niets doen. Volgens jou moest ik iets doen, maar ik kan niet zeggen dat ik iets deed als ik niets aan het doen was. Ik wil niet liegen."
"Waarom lieg je dan nu tegen mij?" "Hm?"
"Ik lieg helemaal niet tegen je!"
"Dat doe je wel. Je liegt door je tanden, keihard in mijn gezicht!"
"Ik lieg niet! Ik lieg helemaal niet. Ik vertel je de waarheid! Luister nou eens!"
"Oh, beginnen we weer met schreeuwen? Ik vraag je gewoon wat. Geef dan ook gewoon antwoord.."
"Ik geef je gewoon antwoord. Ik zeg je precies wat ik aan het doen was!"
"Haha, ja.. Vast. Niets. Je liegt dat je er groen van ziet."
"Ik lieg niet. Ik vertel je de waarheid. Echt!"

"Je blijft ook gewoon doorgaan met liegen. Je bent echt vervelend. Gewoon ronduit vervelend!"
"Hoe kan ik nou vervelend zijn als ik niets deed? Jij begint mij lastig te vallen met vervelende vragen en luistert niet."
"Oh, dus het is allemaal mijn schuld?"
"Dat zeg ik niet! Ik zeg alleen dat ik niets deed en dat zint jou niet!"
"Ja nou wordt ie mooi! Nou heb ik het opeens gedaan! Jij bent echt niet te geloven. Eerst liegen tegen mij en nu ook nog de schuld op mij afschuiven. Je bent ook echt niet te geloven!"
"Maar... maar.. Ik deed niets!"
"Nee, deed je maar eens wat! Klootzak!"


10 juni 2013

Een licht ongemak

"Kom je nou mee!" hoorde hij haar roepen van beneden. Hij trok zijn broek weer aan. "Jaaaa, ik kom al!" riep hij terug. Het zou weer zo'n dag worden. Samen net doen alsof er niets aan de hand was, veinzen dat ze het gezellig hebben en het ontzettend leuk is om daar te zijn. Hij keek er naar uit. Niet dus.

Ze stond beneden aan de trap op hem te wachten. Een diepe zucht kwam over haar lippen. "Moet je echt dát aantrekken?" Ze schudde haar hoofd. "Ach, weet je wat.. Laat ook maar gewoon, we moeten nu weg en als jij voor debiel wil lopen moet je dat ook zelf weten. Ik trek mijn handen van je af!" Hij lachte en liep verder naar beneden. Dat probleem was in ieder geval opgelost. Hij voelde zich prettig in deze kleding en hij wist ook dat ze er een gruwelijke hekel aan had. Daarom had hij het ook aangetrokken. Dat hij voor debiel zou lopen viel ook wel mee, dat was vooral haar mening. En haar mening boeide hem al lange tijd niet meer. Hij keek glimlachend naar haar. "Zullen we gaan?" Ze gromde iets onverstaanbaar en pakte haar jas. Ze waren klaar om te gaan.

De rit in de auto duurde niet lang, wat in zijn ogen ook maar goed was. Hij zat niet graag bij haar in de auto Niet dat ze geen goede chauffeur was, in tegendeel juist.. Ze kon uitstekend rijden, alleen was haar nabijheid hem een doorn in het oog. Thuis konden ze elkaar vermijden. Woonden ze in verschillende ruimtes in het huis. Daar konden ze dagen elkaar niet zien of niet spreken. Thuis was hij meer in zijn element dan hier in de auto. Hij voelde gelukkig niet meer de drang om de dodelijke stilte te vullen met zinloos gebabbel. Dat had hij na drie keer met haar in de auto zitten wel afgeleerd. Nu was met haar in de auto zitten niets meer dan een licht ongemak, al hoopte hij altijd dat de ritjes kort zouden zijn en ze geen ruzie zouden krijgen. Ruzie onderweg was één van de vervelendste dingen die hij kon indenken. En op dit moment konden ze ruzie missen als kiespijn. Deze keer was de bijeenkomst uitermate belangrijk. Niet alleen voor hem, maar ook voor haar. Ze zou het wel uit haar hoofd laten om op dit moment ruzie met hem te maken. Met dit in zijn gedachte en een ongemakkelijke stilte tussen hen beide kwamen ze aan.

Frank stond al in de deuropening op hen te wachten. "Als daar het mooiste koppel dat ik ken niet is!" zei hij lachend. Gearmd liepen we naar de deur, waar ik Frank hartelijk zijn hand schudde. Hij kuste haar vervolgens drie keer op de wangen. "Ga maar, ga maar lekker naar binnen. Jullie twee! Ik ben blij dat jullie er zijn" "Had je anders verwacht?" vroeg ik hem, een beetje verbaasd. Hij had ons uitgenodigd en wist ook dat deze bijeenkomst uitermate belangrijk voor ons zou zijn. Frank lachte. "Nee, eigenlijk niet. Ga nu maar naar binnen. Ze wachten op jullie en dan verwelkom ik de andere gasten." Achter ons reed een andere auto de oprit op. Ik kon niet zien wie er arriveerden, maar daar zouden we snel genoeg achter komen. "Kom, kom, hop naar binnen!" spoorde Frank ons aan. Glimlachend liepen we de gang in.

"Gooi je jas maar daar neer" zei Frank, terwijl hij wees naar een grote stapel jassen in een alkoof. Ze keken elkaar even aan, hij haalde zijn schouders op en trok zijn jas uit. Ze volgde zijn voorbeeld en beide gooiden ze hun jassen op de hoop. Frank was intussen naar de deur teruggelopen om de nieuwe bezoeker te verwelkomen. Hij wenkte dat ze naar binnen moesten gaan. Hij lachte naar haar, knipoogde en negeerde hem een beetje. Zij bloosde een beetje en draaide zich om. "Kom" zei ze tegen hem. Hij keek nog even naar Frank en de nieuwe bezoeker. Het was iemand die hij niet kende. Netjes gekleed in pak. Het pak zag er duur uit, misschien was het zelf op maat gemaakt. Frank keek met een snelle blik achter zich en wuifde alsof hij wilde zeggen: "Schiet op, ga nu maar naar binnen". Ze greep zijn arm. "Kom, we gaan naar binnen. Volgens mij zijn we een van de laatste en ik wil Desiree ook nog spreken voor het gaat beginnen."

Desiree was de vrouw van Frank. Zij was al jaren bevriend met haar. Lang voordat hij Frank leerde kennen en ze naar deze gelegenheden gingen. Al vermoedde hij dat ze helemaal niet nieuw was toen ze vorig jaar voor het eerst uitgenodigd waren. Ze zei wel dat het voor haar ook de eerste keer was, maar toen hij haar bezig zag vermoedde hij dat ze loog. En het was niet de eerste leugen die ze had verteld. In hun relatie waren leugens gemeengoed geworden. De waarheid wilde ze allebei niet onder ogen zien, dus waarom zou ze toen ook niet gelogen hebben. Al maakte het nu niet meer uit. Ze kwamen inmiddels elke maand bij Frank en Desiree om hierbij te zijn en vanavond was het niet anders. Alleen zouden ze vanavond misschien ingewijd worden in een nieuw ritueel, maar daar ging alleen Frank over en de vage hints die hij had gegeven gaven geen zekerheid.

Ze stapten de kamer binnen en meteen werden ze geraakt door de bedompte, natte warmte die de kamer overheerste. Kleden lagen op de vloer, heel veel kleden. Sommige waren zo dik gestapeld dat ze een zachte heuvel vormde op onlogische plekken, andere waren achteloos neergegooid in een hoek. Het hoorde erbij. Hij keek er niet meer van op en zij trok zich nooit ergens iets van aan. Ze liep gelijk naar Desiree toe en kirde dat ze er zo goed uitzag. Hij kreeg nog een deerniswekkende blik van haar toegeworpen en zou de rest van de avond in eenzaamheid doorbrengen. Zo ging het altijd. Zij was hier in haar element en hij stond een beetje rond te kijken. Iets wat hij op zich niet erg vond, hij wist ook wel dat ze hier meer voor haar kwamen dan voor hem. En toch was hij degene die door Frank was uitgenodigd om hieraan deel te nemen.. Het interesseerde hem niet meer. Ze waren hier en wat hem betreft konden ze beginnen.

Frank stapte met de laatste bezoeker de kamer binnen en riep: "Dames, heren.. U weet allen wie dit is en waarom we hier zijn!" Hij keek de kamer rond, alsof hij wilde weten dat iedereen zijn of haar aandacht op hem gericht had. "Dames en heren! Het is vandaag een speciale gelegenheid. Vandaag gaan we het nogmaals proberen!" Frank hief zijn hand op en gaf het woord aan de bezoeker. Deze kuchte en legde zijn hand op de schouder van Frank. Een zachte stem klonk. "Dank je, Frank. Geachte aanwezigen, sommige kennen mij echt, anderen alleen van reputatie en ik kan u zeggen: het is allemaal waar" Een licht gegrinnik klonk hier en daar in de ruimte. De bezoeker ging verder. "We zijn hier eindelijk met genoeg mensen om een nieuwe poging te ondernemen. Ik neem aan dat iedereen heeft meegebracht waarom gevraagd is?" Een instemmend geluid klonk om het heen. Hij knikte. "Goed, we gaan beginnen!"

Het leven is daarna nooit meer hetzelfde geweest. Het lichte ongemak werd een groot ongemak en hij durfde niet goed meer te vertrouwen op mensen. De brandwond op zijn gezicht deed hem altijd pijn wanneer het jubileum weer aanbrak en zij herinnerde hem altijd feilloos aan wat hij had fout gedaan. Ze wist hem nog steeds te raken waar het meeste pijn deed. Maar hij huilde niet meer. Dat had hij wel afgeleerd.

3 juni 2013

De angstcultuur

Aan het begin van de mensheid waren we bang voor roofdieren. We waren jagers die ook de prooi waren. Angst was onze raadgever. Angst voor de wilde dieren die in het gras verscholen, angst voor de anderen die onze spullen wilden afpakken en het vlees van onze botten wilde eten. Angst was een goede zaak, want alleen met angst in het lichaam wisten we te overleven. Daardoor bleven we op onze hoede, keken we drie keer over onze schouder voordat we het lange gras inliepen om een dier te verschalken. De angst die de primitieve mens had voor zijn omgeving was een wijze raadgever. De angst zorgde dat de mensheid overleefde en kon evalueren tot wat we nu zijn.

Na de primitieve mensen was het niet afgelopen met de angst. De eerste beschavingen kenden ook angst. Zodra we in dorpen gingen wonen, de grond gingen bewerken en niet meer constant bezig waren om voedsel te vinden verplaatste de angst zich. Natuurlijk waren er nog gevaarlijke dieren die je konden opeten, maar daarvoor hoefde je als mens minder op te letten. Een gemeenschap was minder vatbaar voor aanvallen van roofdieren, in tegenstelling tot aanvallen van andere gemeenschappen. De mens moest bang zijn voor andere mensen. Andere groepen die het voedsel kon stelen, je kon vermoorden om redenen die we nu niet eens meer kunnen vermoeden. Maar er waren meer zaken waar de eerste beschavingen bang voor geweest moeten zijn. Voedselschaarste bijvoorbeeld. Een grote groep mensen verlangt voedsel, dat is tegenwoordig niet anders maar als je voedselvoorraad gehalveerd is door een speling van de natuur krijg je hongersnood. En dat wil je niet als nieuwe beschaving. Dan wil je dat alles op rolletjes loopt en ben je bang dat de oogsten mislukken. Voel je angst wanneer de natuur tekeer gaat met hevige regenval, knalharde stormen of juist het uitblijven van de regen. De angst hadden we meegenomen vanuit de open velden naar de akkers die we gingen verbouwen. Angst was iets dat ons beschermde tegen onszelf en zorgde dat we manieren vonden om voedselschaarste tegen te gaan.

Naar mate de beschaving vorderde, nederzettingen groeide uit tot steden en steden vergingen om weer opgebouwd te worden op andere plaatsen. Met de steden werd de mens volwassen en floreerde de beschaving als nooit te voren, alleen verdween de angst niet uit de mens. Er was niets meer om bang voor te zijn, de steden waren uitgegroeid tot landen en koninkrijken welke elkaar wel naar het leven stonden, maar je hoefde niet bang te zijn dat je buurman je keel kwam opensnijden en je vrouw verkrachten. Niet direct tenminste, er was geen direct gevaar meer. En toch bleef de mens leven in angst, alleen nu de angst voor God en de woorden van de kerk. God was het hoogste dat er was, hij keek altijd op je neer en zag alles wat je deed. Deed je iets wat in zijn ogen verkeerd was, dan veroordeelde de kerk je tot de ergste straffen. Brandstapels en ophangingen kennen we allemaal wel. In de steden van weleer was de angst gebrouwen uit de leugens van de kerk en de mannen die het leiden. Angst was een manier geworden om de maatschappij onder de duim gehouden. Angst werd een middel en was nuttig voor de machthebbers.

Inmiddels zijn we zover met onze beschaving dat de kerk ook geen rol meer van betekenis heeft. God is iets wat we voor onszelf beleven of gewoon niet nodig hebben, omdat we voor onszelf kunnen denken. Er is ook geen reden meer om bang te zijn voor God of het moment waarop we sterven. De enige angst die we nog zouden moeten hebben is de angst om te falen of alleen te komen staan. Kleine, persoonlijke angsten dus. Meer hebben we niet meer nodig, er is ook niet meer en toch leven we in een maatschappij die doordrenkt met angst is. Angst voor de ander. Angst voor alles wat niet strookt met de cultuur waarin we opgegroeid zijn. Alles wat afwijkt van de norm die we onszelf opgelegd hebben (vanuit maatschappelijke dwang) is gevaarlijk en willen we het liefst weg hebben. De angst voor het andere, het onbekende heeft van ons een intolerant wezen gemaakt.

Waar vroeger angst een raadgever was, omdat het waarschuwde voor gevaar. Gevaar van wilde dieren of gevaar van andere stammen die ons voedsel kwamen stelen is het inmiddels niets meer dan een irrationeel gevoel dat elke groei van beschaving in de weg zit. Er is niets meer om bang voor te zijn, dus worden we bang van alles wat we niet kennen. Is het vreemd, dan is het eng en dingen die eng zijn zullen (hoogstwaarschijnlijk) uit zijn om ons kapot te maken. Dat is de hedendaagse angst waarin we leven, want we hebben angst nodig om te leven. De mensheid heeft van het ontstaan tot nu gebruik gemaakt van angst. Angst hield ons in leven, waardoor de evolutie heeft gezorgd dat angst in ons hele wezen zit. Angst is niet weg te denken. We moeten wel bang zijn voor het onbekende, want het zou ons het leven kunnen sparen. Dat is ingebakken in de mens. Angst is onze raadgever en angst hebben we nodig. We leven in een angstcultuur, omdat alleen daarin de mensheid kan overleven. En dat weten de mensen die aan de top staan. Zij maken gebruik van de evolutionaire angst die in ieder van ons zit en alleen de mensen die heel sterk in hun schoenen staan niet als leidraad voor hun leven gebruiken.

Daarom moeten we ook blij zijn met onze leiders. De mensen die zorgen dat onze angst altijd gevoed blijft, dat we altijd zullen overleven in tijden waarop er helemaal geen gevaar meer is. Zij houden onze cultuur in stand, zorgen dat de geschiedenis bewaard blijft. Geschiedenis waarbij we angst nodig hadden om gevaarlijke roofdieren te ontwijken en niet te sterven aan hongersnood. Onze leiders introduceerde de angst voor God en de straffen die je kreeg als je de wet van God niet opvolgde. Zij waren de eersten die zorgden dat we angst konden cultiveren en gebruiken om een maatschappij vorm te geven. Dankzij onze leiders is de angst meer geworden dan alleen een raadgever. We moeten dankbaar zijn voor onze angst, zonder dat hadden we nooit kunnen overleven. Zonder angst zou de wereld er een heel stukje mooier uitzien, maar ja... angst zit nu eenmaal in de mens gebakken en daar is niets meer aan te doen. We zijn te laat om nog iets aan de evolutie te doen, maar gelukkig weten onze leiders daar wel raad mee. Zij omarmen de angstcultuur.