8 april 2012

Autobiografisch

De volgende dag vonden we hem terug in zijn appartement. Het was een gigantische troep in die ruimte, alle kastjes stonden open. De inhoud her en der verspreid over de grond, stoelen omgegooid en overal papieren. Het was duidelijk dat hier een inbraak en bijbehorende vechtpartij had plaatsgevonden. Hij lag zelf in zijn keuken en het enig wat nog op zijn plaats lag was zijn afwas. Een gigantische berg ongewassen borden, bestek en pannen. Het stonk er een beetje, niet naar de grote plas bloed waarin hij lag maar naar afval en ongewassen etenswaren. Het geur van bloed kwam pas later binnen.

Ik keek hem aan, niet het lichaam op de grond maar de andere persoon waarmee ik het appartement binnengekomen was. "Jep, dat is hem" Ik knikte en keek weer naar het lichaam. Nu pas zag ik dat er een grote cirkel van geknipte nagels om hem heen gegooid was. Het bloed was aan een kant door de cirkel gelopen en een gedeelte was over zijn borst gestrooid. "Waarom zouden ze die nagels over hem heen gegooid hebben?" Hij haalde zijn schouders op. "Geen idee, soms kwam er iemand bij hem langs om de nagels te laten knippen. Vond ie leuk, nagels knippen." Ik bukte licht, een nagelschaartje was diep tussen zijn ribben gestoken. Bijna tot de oogjes van het schaartje, dat moest veel kracht of geluk gekost hebben. Bizar. Hij zag waar ik naar keek. "Tja... eigenlijk kende ik hem niet zo goed. Hij woonde gewoon onder mij, een onderbuurman. Het was een beetje een eenzaam figuur. Volgens mij wel aardig, had nooit last van hem. Al kon hij een beetje drammerig zijn, maar ach.." Ik stond weer op en haalde mijn schouders op. "Kom we gaan bij jou de politie bellen. Volgens mij lijkt mij dat het beste wat we nu kunnen doen." Hij knikte.

"Heb je dat echt meegemaakt?!" vroeg ze lachend. Ik knikte instemmend. "Het is serieus gebeurt, enkele weken geleden" We bevonden ons in mijn huis, zij was weer op bezoek gekomen zoals ze de laatste week vaker deed. Normaal gesproken liet ik geen mensen bij mij langskomen, maar ik heb geen last van haar. Ze is welkom en ze kan goed luisteren naar mijn verhalen over mijn leven. Bij haar weet ik tenminste dat ze deze op de juiste manier ziet en niet denkt dat ik een of andere gek ben. "Maar hij was duidelijk vermoord?" Ik knikte weer. "Ja, heel duidelijk. Dat was eigenlijk bij binnenkomst al duidelijk." "En heb je er verder nog iets over gehoord?" Ik lachte. "Nee, alleen de politie heeft ons heel veel vragen gesteld nadat we gebeld hadden en daarna hoorde we er niets meer over!" Ik liep naar de keuken om koffie te pakken. "Zullen we het ergens anders over hebben, dit verhaal heeft zichzelf al verteld en zo belangrijk was het ook weer niet" Het werd mij weer eens angstvallig duidelijk dat ik moest afwassen. Ik kon geen kopje meer vinden, maar ik had niet het idee dat ze het erg zou vinden om uit een vies kopje te drinken. Zolang ze de keuken niet inkwam zou ze het toch niet weten. En wat niet weet, wat niet deert!

Ze stond voor het raam naar de vogels te kijken. "Ik moet gaan" zei ze toen ik haar kopje wilde geven. "Nu al? Je bent er net.." Nu was het haar beurt om te knikken. "Ja, ik moet echt gaan. Het is beter zo, ik kan je niet meer langskomen." Ik was geschokt, wat is dit nu. Eerst wint ze mijn vertrouwen om binnen te komen, hoort mijn halve levensverhalen uit... En nu zegt ze doodleuk dat ze niet meer langs kan komen? Ik voelde mij verraden, misschien zelfs vernederd. Ik wilde dat ik haar niets verteld had, dat ik in haar koffie gespuugd had en terwijl ik dat dacht voegde ik de daad bij het woord. Een flinke fluim verdween in haar koffie, wat ik aan haar gaf. Ze trok een vies gezicht. "Waarom deed je dat?!" Ik haalde mijn schouders op. "Daar is het gat van de deur." en ik wees naar de deur waar ik net door binnengekomen was. "Ik neem aan dat je de weg nog wel kent" Ze trok een teleurgesteld gezicht, zette haar kopje neer en begon naar de deur te lopen. "Ik begrijp het wel..." "Nee, je begrijpt het niet!" viel ik haar in de reden. "Je begrijpt er helemaal niets van en ik heb geen zin om het uit te gaan leggen. Ga maar gewoon weg." Ze liet haar schouders hangen en liep de deur uit. Enkele ogenblikken later hoorde ik de voordeur dichtslaan.

Ik keek uit het raam, zag haar naar de auto lopen en langzaam wegrijden. Ze deed nog een poging tot zwaaien, maar ik reageerde niet. Ik bleef kijken tot haar auto tussen de bomen verdwenen was en ik weer alleen was. Tijd om af te wassen, dat is hard nodig.

6 april 2012

Twee personen

Vanavond slaap ik in twee bedden, omdat mijn twee lichamen niet meer in één bed passen. Gisteren werd ik wakker met een lichaam waar het been van miste en vanochtend bleek bij de andere de maag verdwenen. Ik doe net of ik het niet mis, maar ik wil niet zeggen dat ik het makkelijk vind.

Elke ochtend strompel ik naar de ontbijttafel, ondersteund door mijn andere kant en voel ik de honger alleen knagen aan de zijde waar ik niet ben. Ik eet dan wel een boterham (soms twee) maar er blijft altijd een gat achter. Het eten smaakt mij niet meer. En hoeveel chocopasta ik er ook opsmeer, hoeveel hagelslag en suiker ik ook naar binnen werk, de smaak is verdwenen. Ik voel niets meer sinds mijn been verdwenen is en ik proef niets meer sinds ik geen maag meer heb.

De dokter zegt dat er niets met mij aan de hand is. Dat mijn beide benen nog perfect werken en dat ik zonder maag niet eens zou kunnen leven, maar wat weet hij nou. Hij ziet niet eens dat ik mijzelf moet ondersteunen als ik van een stoel naar de tafel wil lopen. Wanneer ik uit bed stap, eerst aan de linkerkant en daarna aan de rechterkant, is hij er niet om dit te zien. Hij kijkt niet op als ik zeg dat ik twee personen ben. Zijn geschriften, boeken en kleine blocnote vind hij interessanter. Elk woord dat ik tegen hem zeg wordt gewogen en zorgvuldig opgeschreven in die kleine boekjes van hem. Dan knikt hij instemmend en humt wat voor zicht uit. Soms kijkt hij mij over zijn bril aan en knikt instemmend met zijn hoofd. Op deze moment moet ik praten. Ik voel mij verplicht te praten, want hij moet in zijn boekjes schrijven. Ik weet zeker dat hij zonder mij zich zou vervelen, misschien zou hij zelfs zonder werk komen te zitten. Hij schrijft wat ik zeg en dat kan hij dan met zijn boeken bespreken. Niet echt natuurlijk, boeken praten niet terug. Maar in zijn boeken staan wel dezelfde woorden die ik ook uitspreek. Dat weet ik, ik heb ooit één van zijn boeken gestolen en gelezen.

In dat boek kwam ik een woord tegen dat ik niet kende, waar ik nog nooit van gehoord had. Maar de dokter vast wel, de dokter is best een slimme man en woorden die hij niet kent zoekt hij op in zijn woordenboeken. Hij heeft voor elk woord in de boeken wel een woordenboek, elk woord heeft zijn beschrijving omdat elk woord wel iets betekend. Maar dat was allemaal vroeger, toen had ik nog twee benen en een maag die niet ergens rondslingerde. Volgens mij bestond ik ook nog maar uit één lichaam, maar dat weet ik niet meer zeker. Ik ben tegenwoordig van veel dingen niet meer zeker. De dokter zegt dat het door mijn gebrekkige eetlust komt. Of beter gezegd, dat het komt doordat ik zo weinig eet. Hij vind dat ik meer moet eten en dan zeg ik hem dat ik geen maag meer heb. Dat ik zonder mijn maag gewoon geen honger heb. Mijn andere lichaam eet wel genoeg, maar daar weigert hij naar te kijken. Dat heeft ook gewoon twee benen en dingen die nog werken. Al is dat helemaal niet waar, ik heb twee benen en geen maag. Mijn andere lichaam mist een been en kan niets met hout doen.

Ik vind het niet erg om twee lichamen te hebben, alleen ben ik sinds kort doodsbang meer lichaamsdelen kwijt te raken. Daarom ga ik slapen in twee bedden, dan denken ze dat ik twee personen ben. Misschien laten ze mij dan wel met rust en pakken ze de volgende om iets van te stelen. Ik ken al iemand die geen tanden meer heeft, maar dat is niet zo bijzonder. Het was een kwestie van hard slaan en veel geluk hebben. Wat ik van de dokter ook niet meer mag..