24 juli 2010

Morgen is niet meer

Al maanden werd het aangekondigd, maar toen het eenmaal zover was bleek het toch een knoop in de maag te veroorzaken. Een lichte snik ontsnapte aan zijn keel. De eenzaamheid was toch zijn woning binnengedrongen toen hij heel even de deur openzette. Eigenlijk had hij het wel verwacht, maar nu het pontificaal op zijn bank had plaatsgenomen alsof het er al jaren woonde wilde hij dat het zo snel mogelijk weer vertrok. De eenzaamheid is geen vriend van hem, nooit geweest ook.

Hij probeerde te praten met de eenzaamheid, bood het een bak koffie aan maar het was standvastig. Stil in woord en gebaar. De eenzaamheid is een naar gezelschap. Nooit zegt het "boe of baa" om van andere dierengeluiden maar niet te spreken. Zelfs de koffie werd door de stilte die het uitstraalde afgeslagen. Hij nam zelf nog maar een bak koffie en verviel in herinneringen aan gisteren. Gisteren was de eenzaamheid nog niet doorgedrongen in zijn woning. Gisteren was het ook stil en zijn bank leeg van het grote niets, maar er zat geen gevoel bij. Gisteren was het gewoon beter.

De koffie smaakt hem ondanks de aanwezigheid op de bank best goed. Zwart, zoals altijd maar minder sterk dan hij het normaal dronk. Dat kwam niet door de eenzaamheid, het gebrek aan koffie was hier de oorzaak van. Eigenlijk was hij wel blij dat eenzaamheid geen koffie drinkt. Hij deelde zijn laatste koffie liever met zichzelf dan een gevoel waar hij nooit om gevraagd had. Zelfs al wist hij dat het zou komen, dat het uiteindelijk onvermijdelijk zou zijn wanneer hij de deur opendeed.

Zijn gedachten dwaalden weer af naar gisteren. Toen had hij helemaal geen koffie gedronken omdat hij gewoon geen tijd had. Hij had het veel te druk met niets doen en proberen zijn tuin te verplaatsen naar de buren. Hij vergat dat de eenzaamheid op bezoek zou komen, dat hij zijn bank moest gaan delen. Zou hij straks ook met de eenzaamheid moeten gaan slapen? Gisteren was het anders, toen viel hij vermoeid in slaap. Hij had de hele dag doorgebracht in gedachten, aan niets anders denkend dan de Noordpool en jeuk aan zijn arm. Het was een goede dag geweest. De zon had geschenen, herinnerde hij zich. De warmte viel af en toe op zijn huid, maar dat deerde hem niet. Hij had genoten van gisteren.

"Hoe zou het morgen gaan?" vroeg hij zich af. Morgen was een nieuwe dag en met de eenzaamheid op zijn bank zag hij er nu al tegenop. Zelfs de berg die hij mocht beklimmen was niet zo hoog als de dag van morgen. Misschien was het beter wanneer morgen niet meer kwam, dat de morgen altijd in de toekomst zou blijven. Hij besloot de morgen te vergeten, morgen was niet meer en kwam niet meer. Altijd zou het vandaag blijven en zou hij zich wentelen in herinneringen aan gisteren. Tenslotte had een wijs mens ooit gezegd dat het herinneren van het verleden voorkwam dat je eeuwig gedoemd zou worden deze te herhalen. Morgen had hij niet meer nodig, morgen was nog ver weg. En de eenzaamheid op de bank was een slecht gezelschap. Hij dronk zijn koffie en keek het aan. Het keek terug met eenzaamheid in de ogen.

Geen opmerkingen: