20 augustus 2011

Kikkers aan mijn voeten

Buiten was niets meer te zien dan een grijze mist van regen. Een constante stroom die nu al uren aanhield. Ik zuchtte even diep, dat zou gaan boodschappen doen worden als ik niet heel snel mijn paraplu ging vinden. Ik keek nog even naar buiten, een klein glimpje hoop dat het misschien toch droog zal worden binnen aanzienlijke tijd... Maar die hoop werd door de grijze muur van regen die ik door het raam in de tuin zag vallen neergeslagen. Neergeslagen door de regen die het tuinhek verstopte in zijn troosteloosheid. Ik zuchtte nogmaals en ging op zoek naar die verdomde paraplu. Die boodschappen zouden zichzelf niet halen en ik kon er niemand toe aanzetten. Weer een nadeel van de eenzaamheid.

In de gang had ik al gekeken, daar was dat ding niet. Misschien nogmaals in de kast kijken. Tegenwoordig was die kast al een chaos van ongekende proporties geworden en het kon best dat de paraplu er ergens middenin lag. Ik had weinig hoop aangezien ik daar ook al gegraven had, maar ik moest wat. Al keek ik alleen nogmaals voor de vorm en wie weet... Misschien had ik eroverheen gekeken. Ik dook de chaos van de kast in en vond alleen dingen die ik niet wilde vinden. Een oude schoenendoos met helemaal niets erin, behalve de angst voor het donker en kleine dingen. Daaronder een prop papier waarvan ik niet eens wist dat ik die had en een paar schoenen die ik droeg toen ik groter was. Ik voelde de herinneringen aan de spullen in de kast terugkomen. Zo hard terugkomen dat ik wist dat de boodschappen vergeten zouden zijn als ik ze toeliet. Ik gooide alles terug op de stapels in de kast, waardoor sommige omvielen en nieuwe vreemdere stapels vormden, en smeet hem dicht. Hier was mijn paraplu niet. Dat kon nooit, ik deed mijn paraplu nooit in de kast.

Ik keek naar mijn voeten. Blote voeten, zoals ik altijd rondloop binnen, maar er was iets anders aan. Mijn linkervoet had een groene vlek bij mijn grote teen. Gewoon een groene vlek, alsof gras over mijn voet gesmeerd was. Ik bukte mij voorover en veegde mijn hand erover. Niets veranderde aan mijn voet, de vlek bleef maar toen zag ik ze. Kikkers, tientallen kikkers die in mijn gang zaten. Ze krioelden langs de plinten en deden pogingen de trap op te klimmen. Kleine groene kikkers, dezelfde groenheid als op mijn voet zat. Ik keek nogmaals naar mijn voet en zag dat de vlek oogjes had gekregen. Ogen en kleine pootjes. Als van een kikker. Hoe langer ik keek des te meer werd de groene vlek een kikker tot het van mijn voet afsprong en zich bij de rest voegde. Ik was helemaal verbaasd. Kikkers die uit mijn voet groeien? En al zoveel? Ik had niets gemerkt. Was ik dan zolang gepreoccupeerd geweest met de herinneringen die ik in de kast vond? Dat moest wel. En terwijl ik dit bedacht sprong er weer een kikker van mijn voet en van mijn ander zelfs twee.

Inmiddels gingen ze steeds sneller. Mijn hele voeten waren groen, bezaait met pootjes, ogen en halve kikkers. Om de vijf seconden kon ik een kikker zien ontstaan en voor ik het wist was de hele gang bezaait met die kleine, groene amfibieën. Ik kon mijn voeten niet eens meer zien. De kikkers konden geen kant meer op, ze zaten zelfs bovenop mijn voeten. Bovenop hun soortgenoten. En de aantallen bleven doorgroeien. Ik kon gewoon aan de ophoping aan mijn voeten zien dat er nog steeds kikkers groeide uit mijn voeten. Meer en meer. Even wist ik niet wat ik moest doen, maar ik kon niet in die zee van kikkers blijven staan. Ik tilde mijn linkervoet op, honderden kikkers vielen bovenop andere honderden kikkers en een groene voet met ogen en pootjes verscheen. Hier en daar kon ik nog een teen van mijzelf ontwaren, maar ik denk dat het gewoon een wensgedachte was. Ik draaide mij om op mijn andere voet, mijn eerste voet nog steeds boven de zee van kikkers. Het eerste probleem kwam al snel bij mij op, ik moest mijn voet neer gaan zetten. Ergens moest ik mijn voet neerzetten om de gang uit te lopen, maar overal waren kikkers. Ik kon mijn voet alleen bovenop kikkers zetten. Wilde ik dat wel? Maar ik zal weinig andere keuze.

Voorzichtig zette ik mijn voet in de zee van groene kikkers en drukte door. Zonder een geluid te geven zakte de massa in tot een bloederige pulp van kikkeringewanden, levende kikkers die probeerde weg te komen en mijn voet die probeerde hierop te staan. Ik voelde niets bij mijn voet. Niet de grond, niet de rood, groene pulp die om en onder mijn linkervoet was ontstaan, noch de kikkers die in paniek probeerde weg te vluchten. Helemaal niets. Dat sterkte mij om verder te gaan en tilde mijn rechtervoet op en zette deze plompverloren neer naast mijn linkervoet. De pulp nam alleen maar toe, maar als ik niet keek was het niet zo erg. Ik deed ook net alsof ik het gekraak en natte geluid van halfgewonde springende kikkers niet hoorde. Dat scheelde een heleboel en zo nam ik stap na stap de huiskamer in. Overal waren kikkers, overal waar ik keek. Zelfs de banken waren bezaait met groene kikkers. Ik kon geen kant op, het maakte toch niet meer uit. De boodschappen was ik inmiddels helemaal vergeten, de herinneringen in de kast waren niet meer dan dat geworden.

Ik kon alleen nog aan kikkers denken. Groene kikkers met hun korte voorpootjes, hun uitbollende ogen en die lange achterpoten. Hun kleine sprongetjes waarmee ze bovenop hun soortgenoten landen. De natte plofjes die ze maakten en het geluid van stervende kikkers onder mijn voeten. Ik kon mijn spoor door de kikkerzee niet eens meer zien, mijn bloederige voetstappen waren zodra ik mijn voet opgetild had weer ingenomen door nieuwe kikkers. Kikkers bovenop de bloederige pulp van kikkers en die gedachte maakte mij misselijk. Zo misselijk dat ik overgaf. Mijn ontbijt, mijn avondeten van gisteren en de herinneringen aan deze maaltijden. Alles kwam naar buiten en maakte de groene zee een kakofonie van kleuren. Schreeuwerig groen met geel en rode stukjes. Slijmdraden met bijna dezelfde kleur die meegenomen werd door die kleine groene beestjes. Ik kotste weer, het was mij teveel. Kikkers en kots, de bloederige voetstappen, de herinneringen en alles.. Het werd mij allemaal teveel en ik kotste. Ik kotste tot ik niets meer had. Alleen een klein beetje geel gal kwam nog naar buiten en verdween in de kikkerzee. En daar stond ik, te midden van miljarden kikkers. Helemaal leeggekotst en berooft van elke gedachte die ik maar kon hebben. Ik was eindelijk gelukkig, al had ik nog steeds geen boodschappen. Maar het regende toch nog steeds, ik wacht wel tot het over is.

Geen opmerkingen: