31 maart 2013

Het lege bestaan

"De leegte is omnipresent" zei ik tegen niemand in het bijzonder. De leegte zei niets terug, er was ook niets te zeggen. Het was zo of de leegte begreep niet wat ik bedoelde. Ik keek naar mijn bureau. De houten tafel waar ik aanzat. Naar de losse papieren op de hoek. De tekening bovenop de papieren. Een tekening van een piemel en verderop een kwaad-kijkend mannetje. Grote ogen, alles zwart gemaakt tot aan de pupillen toe. Tanden ontbloot in een grote schreeuw, woordeloos uiteraard. En dan vlak daaronder die piemel.

Ik weet niet meer waarom ik dat getekend heb. Ik was er in ieder geval niet met mijn gedachte bij. Waarschijnlijk was de leegte aanwezig toen ik zat te tekenen en heb ik er een weergave van willen maken. Niet van de leegte zelf (dan hoef ik alleen het papier leeg te maken) maar van mijn gevoelens in mij. Van mijn woede en seksualiteit. Wat nog steeds die piemel niet verklaarde.. Ik had het getekend en ondanks een redelijke verklaring kon ik mijn vinger er niet opleggen waarom ik precies dat moest tekenen. Het maakte ook niet uit. Het was een teken dat de leegte inderdaad alomtegenwoordig was en mijn onbewuste gedachten dit uitspraken. Ik kon er niets anders van maken en eerlijk gezegd kon het mij ook niet meer schelen. De papieren op mijn bureau waren niets waard. Het waren gewoon losse blaadjes. Net als de gedachten in mijn hoofd, als het hard waaide waren ze weg. Niets meer dan herinneringen aan niets.

Tegenover mij, naast mij, rondom mij waren de muren. Vier muren die op mij afkwamen. Niet om mij in hun harde omhelzing te knuffelen, maar om mij te vermorzelen. Mijn lichaam moest stuk. Mijn geest moest gebroken worden en op welke manier kan je dat beter doen dan tussen vier muren. Ik voel ze. Dichtbij, koud, aanwezig. Leeg op mijn huid, leeg in de ruimte. Ze zijn er altijd. Het zijn muren. Ik leg mijn hand op de muur naast mij. Het oppervlak is een beetje koud, kouder van mijn lichaamswarmte en hard. Hard onder mijn hand.

"Dit is geen leegte" zeg ik tegen mijzelf. "Dit is een muur. Een harde muur, geplaatst om het plafond boven mij op zijn plaats te houden. Naast deze muur zijn er nog drie. Vier muren.." Mijn stem sterft weg in de ruimte. In de leegte. De woorden vallen op de grond. Bijna ongebruikt kan ik ze zien liggen. Alleen mijn tong en lippen die ze gevormd hebben zijn nog te zien in de restanten. Ik voel medelijden voor de woorden. Ik sprak ze uit en alles was voor niets. Het was voor niets, letterlijk. Ik heb de woorden geschonken aan de leegte en de leegte doet er niets mee. Daar is het leegte voor. Daar is het niets voor. Ik wil nog iets zeggen. Nog meer woorden verspillen aan de leegte, maar er komt niets meer over mijn lippen. Ik ben uitgesproken (voorlopig) en kijk weer naar de muur voor mij. Het bureau probeer ik te negeren.

Ik vind de tekening op mijn bureau nog steeds verontrustend. Die wil ik ook vermijden. Het bureau zelf kan mij niet zoveel schelen. Dat is gewoon een gebruiksvoorwerp, iets dat ik ooit bij de kringloopwinkel gered heb. Ik denk wel eens dat ik het gered heb van andere mensen, maar dat is natuurlijk onzin. Het is gewoon een houten bureau. Er zitten niet eens laden aan, helemaal niets. Een tafelblad met poten, meer is het niet. En ik leg mijn papieren erop. Soms leg ik er ook andere dingen op. Pennen, etenswaren, een koffiekop... Allemaal dingen die niets betekenen. Het zijn niets meer dan gebruiksvoorwerpen. Ze zeggen niets en stellen niets meer voor dan waarvoor ze bedoeld zijn. Ze hebben geen ziel. Ik voel de leegte die uit deze voorwerpen straalt, zelfs al zijn ze niet in mijn buurt. Ik weet niet eens waar ze zijn als ze niet op mijn bureau liggen. In de rest van de ruimte is niets. Ik heb alleen een bureau, de stoel waar ik opzit en de vier muren om mij heen. Ik ben alleen.

"Als ik nu zelf ophoud met bestaan, één word met de leegte..?" Ik schud mijn hoofd. Dat is een belachelijke gedachte. Ik ben de leegte. Ik ben alleen. Er is niets anders dan ik. Ik, het bureau, de papieren erop en de vier muren die alles afsluiten. Ik ben al deze voorwerpen en alsnog ben ik het niet. Ik ben gewoon de belichaming van het niets, de leegte. Zoals ik van binnen leeg ben. Ik kijk om mij heen en zie dat het klopt.

Alles klopt. De muren komen op mij af en vermorzelen mij. Het bureau staat voor mij en tart mij met zijn aanwezigheid. De papieren liggen erbovenop, de tekening blijft onverklaarbaar. Ik voel mij leeg, leger dan de ruimte waarin ik zit. Ik weet het nu, ik ben meer dan leegte. Ik ben gewoon niets en dat is niet erg. Sommige mensen zijn gewoon gedoemd om niets te zijn en vandaag is het mijn beurt.

Ik pak een leeg blaadje van de stapel, door de tekening weg te schuiven. Het niets gaat tekenen. Het niets gaat schrijven. Het zal wel niets worden, maar dat maakt niet uit. We zijn ook met niets begonnen en we zijn alleen. Ik ben alleen (en leeg).

Geen opmerkingen: