Gapend probeer ik de wereld nog even buiten te sluiten, maar het geschreeuw van mijn medebewoners begint mij te irriteren. Met een ferme ruk gooi ik de dekens van mij af en zie de prinses op de grond vallen. Ze stuitert twee keer voor ze onder de kast verdwijnt. Eén van de katten rent haar achterna en verdwijnt in dezelfde ruimte waar de prinses heen gegaan is. Ergens weet ik dat ik ze beide zal moeten pakken, maar momenteel heb ik er totaal geen zin in. Ik denk aan de kermis welke weer in het dorp geland is, de reden dat mijn medebewoners uitzinnig aan het schreeuwen zijn.
Het sociale leven waar ik normaal gesproken deel vanuit maak is volledig ontregeld door fel knipperende gloeilampen, irritante hitparade-muziek en paardenraces. Ik zie de mensenmassa's al weer voor mij. Volkse figuren tussen de attracties, de lampen die op hun gezichten schijnen. Drank in hun handen en geveinsd plezier in de ogen. De prinses zal het prachtig vinden, maar zij is verdwenen onder de kast waar de kat gaat wonen. Samen zullen ze een gezinnetje gaan stichten, kleine kattenkinderen krijgen met de inslag van een koningshuis. Ze eten royaal cake en gebakjes en spelen met een haak. Een haak van de kapitein, geen vleeshaak zoals vele zullen denken. Ik verlang gewoon naar rust. Stilte in mijn hoofd en slaap op mijn gezicht, maar beide is mij niet gegund.
Mijn benen dragen mij de kamer uit. Ik laat de prinses en de kat helemaal achter. Ze zijn gelukkiger samen dan ze met mij ooit zouden worden. Zelfs al nam ik ze mee naar de kermis zouden ze het gemis aan een gezinsleven met zich meedragen. Ik krijg een biertje in mijn handen gedrukt. "Hier drink op!" zegt niemand in het bijzonder. In één teug sla ik de inhoud van het plastic bekertje achterover en voor ik het weet is het weer gevuld met hetzelfde alcoholische vocht. Ik kijk ernaar en vraag mij af wat ik net achterover geslagen heb. Ik had toch al bier gedronken? Ik proef de licht-bittere smaak nog op mijn tong, de verfrissing van het vocht in mijn keel. Toch sta ik hier met een vol glas in mijn handen. Dit is ook de reden dat ik in het gekkenhuis verblijf. Ik weet niet meer wat ik doe.
De kermis is precies wat ik ervan verwacht had. Felle lampen knipperen in mijn ooghoeken. Luide muziek schalt uit boxen en in mijn oren, slechte muziek. Muziek die mij doet denken aan het verleden waarin vele mensen werden gedood in kampen achter prikkeldraad. Een verleden dat ik nooit heb meegemaakt, maar wel zou willen zien gebeuren. Het volkse vermaak van de kermis is niet voor mij weggelegd. Mensen praten in mijn oren, schreeuwen in de verte en staan in de rij om in goedkope attracties te stappen. Ik hoor mijn naam roepen en sla het bier (nogmaals?) achterover. "Kom! We gaan gokken en schieten op knuffeldieren!" Ik loop naar degene die mij naam roept. Weer krijg ik een biertje in mijn handen gedrukt. Ik wil niet meer drinken, ik wil hier niet eens zijn.
Inmiddels begin ik te verlangen naar mijn bed. En vraag ik mij af waarom ik de prinses en de kat niet achterna gegaan ben.. Ik weet dat ze samen gelukkiger zijn, maar deze ellendige kermis zou ik iedereen willen besparen. Ik had onder de kast moeten kruipen en verdwijnen van deze wereld, maar nu is het te laat. Nu ben ik hier, in het gekkenhuis bij al mijn vrienden. Ik drink bier en doe mee met de geveinsde vrolijkheid. Dat doe je als je in het gekkenhuis woont, de werkelijke wereld is nog veel te ver weg. Ik verlang naar de slaap, de doden in de koude grond en rust in mijn hoofd. "Mag ik nog een biertje?" vraag ik aan niemand in het bijzonder en richt mijn geweer op een knuffelbeer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten