Gisterenmiddag sprak ik de boom en enkele wolven op mijn tocht door het bos. Niet dat ik echt in het bos was, aangezien ik de laatste paar dagen weinig behoefte lijk te hebben om naar buiten te gaan. Het gesprek ging, zoals je wel zal begrijpen, ook niet van harte. Ik was op een plek waar ik niet wilde wezen, waar ik helemaal niet was en ze stonden tegen mij te praten. Eigenlijk vind ik het altijd vervelend als iets of iemand tegen mij begint te praten. Er zijn maar weinig mensen bij wie ik niet het gevoel heb dat ze mijn gedachten verstoren, terwijl ik juist de gesprekken van mensen nodig heb om gedachten te vormen. Het is een paradox waar ik nog geen oplossing voor gevonden heb.
De boom en wolven konden mij ook geen solaas bieden. Ze spraken over de nacht, seks en het idee om liederen te zingen naar de maan. Over hoe de duisternis je beschermt tegen nieuwsgierige ogen terwijl je je daden uitvoert. En dan jezelf vinden in de armen van een vrouw, nat van het zwemmen in een beek diep in het bos. De keuze die je hebt, geef je toe of vecht je tegen de aanstalten om haar liefde te aanvaarden. Vecht je tegen de seks die ze je aanbied of die je denkt dat ze je aanbied. Wat doe je? Wat..? Ik haalde die middag mijn schouders op. Ik wist het niet en nog steeds weet ik het niet. Waarom moet ik over deze zaken nadenken, waarom moest ik perse die wolven spreken. Ik wilde met rust gelaten worden, zoals ik tegenwoordig alleen maar met rust gelaten wil worden. Niemand hoeft tegen mij te praten, ik praat ook niet tegen jou! Je woorden geven mij gedachten waar ik niet mee kan, waar ik niet over na wil denken. Ze geven mij ruis en chaos in mijn hoofd die ik niet kan handelen. Toch vertelde ik dit niet tegen de wolven, noch tegen de boom. Het gaat ze niets aan, het gaat niemand iets aan.
Ik verliet ze met de woorden dat ik erover na zou denken. Misschien dat ik er later nog op terug zou komen en rende terug naar mijn keuken. Het raam is de enige veilige plaats die ik op dit moment kan verzinnen. Daar kan ik het hele bos in de gaten houden en door het glas de gemoffelde gesprekken van mensen en bomen opvangen. De dieren wil ik negeren, die spreken alleen van onzin. Zaken die op televisie komen, dingen die ik niet wil zien en de uitsluiting van anderen op grond van onduidelijke redenen zoals de kleur van je huid of haar. Ik luister liever naar echte gesprekken, woorden die mensen tussen elkaar uitwisselen waar iemand iets over kan vinden. Observeren zonder daadwerkelijk deel te nemen aan het gesprek, zelfs zonder dat ze weten dat je er bent. Al wil ik niet zeggen dat ik ze bespioneer, ik ben daar gewoon aanwezig en als ze mij zien mogen ze het ook weten. Het is mijn keukenraam, ik mag daar staan zonder dat iemand er aanstoot aan hoeft te nemen. Dat weet iedereen, dat hoef ik zelfs de dieren niet te vertellen. Tegenwoordig sta ik dagelijks voor het raam, omdat ik dan niet naar buiten hoef te gaan.
En toch vind ik het vreemd als mensen opeens tegen mij beginnen te praten, zoals de wolven en de boom uit het niets tegen mij spraken. Ik begrijp hun gesprekken, hun woorden niet. Ze geven mij hoop, praten mij moed in en zeggen dat ik welkom ben bij het keukenraam. Mijn dromen, angsten en wensen passeren de revue. Zelfs de woorden die ik ooit gegeten heb kunnen voorbij komen. Ik begrijp het niet meer, dan hoor ik liever een verhaal over wolven die naar de maan zingen. Ook dat begrijp ik niet, maar dat komt doordat ik zelf niet kan zingen. De woorden van de mensen boezemen mij angst in. Ze geven mij gedachten dat ik erbij mag horen, bij iets waarvan ik niet weet hoe het werkt. Ik heb een hekel aan mensen... alleen maar omdat ik niet weet hoe mensen onderling werken. Het enige wat ik weet komt uit boeken en observaties. En in beide komt de mens er niet gunstig vanaf. De mens als wezen mag van mij verdwijnen, maar dan spreken ze mij op het persoonlijke vlak aan en weet ik het niet meer. Ze maken mij in verwarring, geven mij gedachten waarvan ik hoofdpijn krijg. Ik zeg dan dingen die ik niet herken van mijzelf. Openheid van zaken, eerlijkheid en toch probeer ik Frans te praten.
Vandaag zocht ik de wolven op, maar kon ze niet vinden. Ik zocht de boom op en zag dat hij was verhuisd. Nu ben ik weer alleen, terug bij mijn keukenraam en in de waas die ik gemaakt heb schrijf ik deze woorden. Ze zijn net zo vluchtig als mijn gedachten, zoals toen ik nadacht over de keuze die ik had met de vrouw in het bos. Ik voel nog steeds haar natte armen om mijn lichaam, haar ontblote borsten tegen mijn rug. De uitstraling van seks, terwijl ze tegen mij zei dat ze niets wilde. Ik voel nog steeds haar handen mij wegduwen, tevergeefs zoals altijd... Al die dingen voel ik en toch heb ik er geen gedachten bij. Ik schrijf het op het keukenraam, zodat iedereen kan lezen wat ik gedaan heb en toch is het over een uurtje helemaal verdwenen. Het is het leven, mijn leven en mijn gedachten. Als je weer tegen mij praat spreek ik Frans, maar als ik de wolven ooit kan terugvinden zeg ik: "Et si tu n'existais pas?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten