"Weet je nog die zwarte vogels waar ik je gisteren over vertelde?" Ik knikt, dat wist ik nog wel. "Die bestaan allemaal in jouw hoofd. De zwarte vogels, de bomen, de hele santenkraam waar ik je over verteld heb." Ik keek hem aan, ongelovig. "Dat lieg je!" antwoordde ik. Hij schudde zijn hoofd. "Nee, dat lieg ik niet." Hij vouwde zijn handen open. "Kijk, alles wat ik jou gisteren vertelde is een leugen. Niets is echt gebeurt, niets is echt waar. Alles is een idee in jouw hoofd, een gedachte die je ooit gehad heb en nog steeds zwerft in de kronkels van je geest."
Met deze woorden legde hij één hand op mijn been. Ter geruststelling? Ik vond het in ieder geval niet fijn. Zijn woorden staken mij en die hand op mijn been gaf mij een onbehagelijk gevoel, zoals altijd wanneer iemand mij onverhoeds aanraakt. Toch haalde ik zijn hand niet weg. Dat zou onbeleefd zijn en ik wilde niet onbeleefd zijn. Niet nu... Niet nu hij mij deze dingen ging uitleggen. "Maar hoe..?" Hij lachte om mijn vraag. "Hahaha. Hoe! Dat moet je helemaal jezelf afvragen!" En hij begon onbedaarlijk te lachen. Ik had ergens het gevoel dat hij mij uitlachte, maar oké.. zijn hand was wel verdwenen van mijn been. Hij lachte zo hard dat hij om de zoveel tijd zijn hand op zijn eigen knie sloeg. "Hoe vraagt hij!" grinnikte hij verder. "Hoe!" Tranen bungelden over zijn wangen, die hij achteloos met de achterkant van zijn hand wegveegde. Ik keek hem aan, zo leuk was het ook weer niet. "Ik ben serieus. Lach mij niet uit!" Het begon mij een beetje tegen te staan, ik begon zelfs kwaad te worden. Eindelijk, een keer. Ik werd nooit kwaad op hem, terwijl hij vaker het bloed onder mijn nagels vandaan haalde.
Hij veegde de lach van zijn gezicht, de laatste sporen van zijn tranen nam hij in één beweging mee. "Sorry, je hebt gelijk. Voor jou is het uitermate serieus." zei hij met een meesmuilende blik in zijn ogen. "Godver, je steekt gewoon de draak met mij!" Ik keek hem nu echt kwaad aan. Hij stak verwerend zijn handen op. "Nee, nee, sorry! Het spijt mij echt. Ik had je niet moeten uitlachen, maar als je op mijn stoel zit is je reactie gewoon erg grappig. Sorry.. Ik zal het niet meer doen." Ik keek hem aan, het leek erop dat hij het serieus meende. Ik dacht oprechte spijt in zijn ogen te kunnen lezen, maar ik kon het ook mis hebben. Erg goed in mensen lezen was ik nooit geweest, maar ik gaf hem het voordeel van de twijfel. "Oké, vertel verder. De zwarte vogels heb ik zelf verzonnen, daar was je." Hij knikte. "Klopt, ze zijn allemaal in jouw geest begonnen. Eigenlijk is alles in jouw geest begonnen. Zelfs dit gesprek." Nu keek ik hem helemaal vreemd aan. "Wat bedoel je?" "Ik snap niet wat je bedoeld. Ik ben hier met jou, dit gesprek voeren wij nu. Ik heb nooit eerder over dit gesprek nagedacht, behalve dat we in het verleden veel vaker een gesprek hadden waar ik naderhand over nadacht." Weer die bevestigende hoofdbewegingen die in mijn richting werden geworpen. "Klopt, klopt.." En daarmee liet hij een stilte vallen.
Ik keek naar zijn handen. Zijn sierlijk lange vingers die op zijn knie en dijbeen lagen. Ze lagen stil, net als de woorden die we net uitgesproken hadden. "Ik begrijp het niet.." mompelde ik tegen hem. Hij keek mij aan, vouwde zijn handen in elkaar en ging achterover in de stoel zitten. Zo bleef hij zitten en mij aankijken. Zijn blik dwaalde over mijn gezicht. Ik zag zijn blauw-grijze ogen kleine schokkerige bewegingen maken terwijl ze over de oppervlakte van mijn gezicht trokken. "Waarom zeg je niets meer?" vroeg ik. Als antwoord haalde hij alleen zijn schouders op. Waarom zou hij ook antwoord geven. Hij had al gezegd dat dit hele gesprek in mijn hoofd had plaatsgevonden en als ik niet eerder iets bedacht had kon hij ook nooit een tekst hebben. Ik had zijn woorden niet eerder bedacht, zonder woorden kon hij niets zeggen. En als hij niets kon zeggen kon hij mij ook geen uitleg geven. Ik zat in een patstelling. Wat moest ik nu? Hem vertellen wat hij moest zeggen, dat ik begreep dat hij geen woorden had omdat ik ze niet bedacht had? Of gewoon blijven zitten tot hij uit zichzelf weer begon te praten? Het werd mij allemaal te veel, vermoeidheid nam mijn lichaam over en ik zakte weg in mijn zetel.
Daar zaten we, twee mannen. Elk een eigen zetel, al had hij slechts een stoel. Handen op de benen, achterover leunend en wachten tot de een begint te praten. Ik besloot te beginnen. "Die zwarte vogels van gisteren..." Hij knikte. "Ja, daar had ik je over verteld." "Inderdaad, daar had jij mij over verteld. Maar ik begrijp het niet.." Hij ging weer rechtop zitten. "Dat begrijp ik, ik was ook een beetje harteloos om je zomaar uit het niets te vertellen dat de zwarte vogels alleen in jouw hoofd bestaan. Ik had het een beetje makkelijker, zachter, moeten inkleden. Het zal wel koud op je dak gevallen zijn." Ik knikte, het was heel erg koud op mijn dak gevallen. Ik was er nog steeds ondersteboven van. Plotseling klonk er achter hem het geluid van een kookwekker. De rinkelende toon ging snerpend door de kamer en ik schrok er even van. Hij keek op zijn horloge. "Goh, ons uur is alweer op! Ik vertel je volgende keer meer. Maar maak even een afspraak aan de desk." Hij stond op en stak zijn hand uit. Ik stond ook op en gaf hem een hand. "Tot de volgende keer.." Beduusd liep ik de kamer uit en wierp nog een allerlaatste blik op het raam in zijn kamer. Een kraai zat op de vensterbank. Zijn ene kraaloog glinsterde in het zonlicht en keek mij recht aan. "Dag, dokter.." en ik trok de deur van zijn kamer dicht. Volgende keer zorg ik dat je meer woorden hebt, volgende keer vertel je het vast wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten