4 september 2014

Altijd glimlachen

Zoals ik je had zien komen heb ik je ook weer zien gaan. Je ziel diep onder je armen gestoken, een plastic tasje met je overige bezittingen en een glimlach op je gezicht. Je wist het altijd mooi te brengen. Voor jou bestond er geen verdriet en ellende, voor jou was het leven altijd een feest. Zelfs als alles tegenzat bleef je glimlachen. Je gezicht leek vast te zitten in deze permanente staat van blijdschap en vrolijkheid.

Ik kan mij herinneren dat ik je gevraagd heb of je echt zo vrolijk was. Of je gedachten de glimlach op je gezicht evenaarden, maar daar heb je nooit antwoord op gegeven. In je ogen kon ik het antwoord ook niet lezen. Ze zeggen weleens dat je de glimlach op iemands mond in de ogen moet terugzien, anders is het een neppe glimlach. Maar jouw ogen verraden niets. Je eeuwige glimlach geeft geen vergelijkingsmateriaal met een normale situatie. Je lacht altijd, dus je ogen lachen waarschijnlijk mee. Of ze lachen helemaal niet, maar omdat ik niet wist hoe je ogen keken als je niet lacht kon ik het niet zien. Op mijn vragen gaf je nooit antwoord. Glimlachend haalde je je schouders op en ging verder met datgene waarmee je bezig was. Meestal niets, vaak zat je alleen in de tuin te genieten van de zon. Of te kijken hoe de regen op het gras en tuinpad viel. Soms liep je naakt rond, mij uitdagend met je rondingen en je sexy lichaam. Dan hadden we seks of niet. Het lag er altijd aan wat jij wilde. Of jij bereid was mij aan te raken en ik de juiste muziek opgezet had. Je deed soms ook om mij te tarten. Dan liep je expres poedelnaakt rond en ging je met je benen wijd op de bank zitten. Ik kon niet anders dan naar je fraaie lippen kijken. Je vrouwelijkheid tussen je benen.

Je zag mij altijd staren en dan werd je glimlach breder, dieper. De glans in je ogen verdiepte zich ook. Het werd sardonisch. Je tartte mij en daagde mij uit iets te doen. Ik deed nooit meer dan staren. Je glimlach was mij te heilig. Het was je verdediging waar ik niet tegenop kon en waar ik ook vrees voor had. Waarom glimlachte je altijd? En waarom tartte je mij met je naaktheid? Welke reden had je om mij je kut te laten zien en er niets mee te doen? Ik vraag het mij nog steeds af. Het leek wel of je tussen je benen ook glimlachte. Een verticale glimlach. Iets anders kan ik er niet van maken. Maar het was wel een glimlach die mij geen blijdschap gaf, alleen een gevoel dat ik moest staren en waar ik jaren later nog van droomde.

Vlak nadat je weggaan was masturbeerde ik soms op de herinnering, zoals ik dat ook wilde doen als je zo voor mij zat. Alleen durfde ik het dan nooit. Daarom deed ik het altijd in de privé van mijn slaapkamer. De enige ruimte waar je nooit kwam, niet als ik daar was tenminste. Soms stond je voor mijn deur. Dan luisterde je naar wat ik deed of stond je er alleen maar? Ik heb het je eigenlijk nooit gevraagd. Als ik de deur opendeed en je stond daar glimlachend naar mij te kijken schrok ik altijd. Je aanwezigheid voor mijn slaapkamer was dan zo onverwachts, dat ik geen woord meer kon uitbrengen. Jij keek mij alleen aan, de eeuwige glimlach op je gezicht en dan liep je weg. Meestal liep je naar beneden om op de bank te gaan zitten. Soms zat je daar naakt, meestal gewoon gekleed en met de televisie aan. Je hield erg van televisie-kijken. Het gaf je rust, zei je altijd. Met de televisie maakte je je geest leeg en had je even een moment waarop je niet meer hoefde na te denken. Door de televisie werd je rustig, maar de glimlach bleef altijd. Het was net alsof je gezicht niet kon ontspannen of de glimlach juist de ontspannen houding van je gezicht was.

Televisie was heilig voor je. Het viel mij ook mee dat je de televisie liet staan toen je alles bij elkaar graaide en mij verliet. Je keek er wel naar toen je aan het inpakken was. Ik zag je even staren en de glimlach om je mond verstarren, maar je wendde je blik af en alles was weer goed. Je glimlach werd weer vloeibaar en de starende blik in je ogen verdween als sneeuw voor de zon. De laatste spullen gingen in je koffer, je ziel deed je onder je armen. Ik keek het allemaal lijdzaam aan. We hadden er al over gesproken in de dagen voor je vertrek. Hele avonden zaten we in de tuin, jij naakt en ik in het gras. Niets wat ik zei maakte je iets uit. Jij wilde weg. Je was mij zat en wilde de wereld verkennen zonder mij naast je. Ik was niet goed genoeg voor jou, omdat ik niet de persoon achter de glimlach wilde zien. Dat ik deze nooit te zien kreeg maakte voor jou niets uit. Het was mijn schuld en jouw glimlach was het bewijs daarvan. Ik moest maar goed nadenken voordat ik weer in zee stapte, voordat ik mijn voeten weer nat zou maken. Je glimlach vergezelde je woorden als een zweep. Het deed mij pijn. Het sneed zelfs keihard door mijn ziel, maar jij keek en lachte alleen maar. Jouw ziel was brandschoon, daar zorgde jij wel voor.

Ik keek je na hoe je met al je spullen en je ziel over het tuinpad liep. Je keek niet meer op, je glimlach op de wereld voorbij het hek gericht. De vrijheid tegemoet, zoals je het zelf noemde. Ik weet niet wat vrijheid is, maar naakt op je ivoren toren staan en je kut laten zien aan iedereen die maar wil kijken noem ik geen vrijheid. Dat je erbij glimlacht maakt het niet veel beter. Jouw vrijheid is mijn gevangenis en dat heb ik je altijd willen vertellen. Ik heb het je ook verteld, maar je luisterde nooit. Je glimlach was een masker waarachter je kon verbergen. De persoon achter de glimlach heb ik inderdaad nooit gezien. Ik zal de eerst zijn die het toegeeft, maar ik wilde die persoon ook niet zien. Iemand die altijd glimlacht kan nooit echt zijn. Iemand die mannen tart met haar seksualiteit kan nooit een persoon verbergen.

Je bent nooit meer dan een glimlach op een gezicht geweest en toch had ik plezier met je als we in de tuin zaten. Toch moest ik om je lachen als we samen op de bank zaten en de televisie mocht uitblijven. We grapten als we onze zielen aan het strijken waren en onze spullen afstoften. Ik ben blij dat ik je ooit leerde kennen en naar je lichaam mocht kijken, maar de herinneringen zijn inmiddels oud geworden. Ik denk dat je nog steeds glimlacht, zoals je altijd hebt gedaan, maar dat de lachrimpels je gezicht oud hebben gemaakt. Ik denk dat jouw glimlach je ware persoon niet meer kunnen verbergen en dat je ziel nog net onder je armen past. Zo kwam het wel over toen ik je voor het laatst op het station zag, dat ene moment waarop je voor de aanstormende trein stortte. Ik glimlachte bij de herinnering aan de tijd die wij doorbrachten, maar niet bij je ontzielde lichaam.

Geen opmerkingen: