15 april 2015

Ontwaken

Nog voor ik wakker word heeft hij al woorden in mijn hoofd geplaatst. Hij fluistert nachtenlang als ik slaap, zelfs met één oog open. Zodra ik lig kruipt hij dichterbij. Zijn schubbige lichaam beweegt in stilte, zijn ogen net boven het wateroppervlakte in mijn slaapkamer. Tussen de tanden in zijn lange bek vormt hij de woorden die hij mij influistert.
Woorden over de dood, verminking, schubben en water. Vissen zijn nooit ver uit zijn gedachten, omdat hij deze altijd wil eten. Hij vertelt erover en hoe hij ze met touwen en tanden vangt. Ik luister niet naar hem en toch weet ik precies wat hij zegt. Het tijdstip waarop hij praat is allesbepalend. Vlak voor het ontwaken zit mijn hoofd vol met hem, met zijn woorden en de gedachtes die hij mij inprent. Ik wil het niet horen, zoals ik hem ook nooit kan zien.

Geluidloos zwemt hij rond, altijd onder water, altijd op de bodem. Zijn staart, langer dan mijn armen en zijn eigen lichaam, beweegt hem voort op de stroom. Ik loop ongemerkt over hem heen en denk aan alles wat hij mij verteld heeft. Zijn ingeprente gedachten verschijnen als beelden voor mijn ogen, als ik ze sluit. De verminkingen, het bloed, de dood in zijn ogen, alles speelt zich af als een film (die ik voor het eerst zie)
Omdat ik weet dat hij er altijd is, zelfs al kan ik hem niet zien, vraag ik hem "waarom" en vlak voordat ik wakker word geeft hij mij een antwoord. Hij zegt dat hij door zijn vraatzucht niet anders kan. In zijn afgeplatte hoofd is geen ruimte voor de vrolijke dingen in de wereld, in zijn hoofd zijn bloemen niet de kleurenpracht die mensen erin zien. In zijn hoofd is alles wat leeft allang gestorven en niets meer dan het toekomstige voedsel voor zijn maag. Hij wil ook van niets anders weten, het is zijn wereld en dat hoor ik te weten.
Ik luister niet naar hem, als hij dat vertelt. Ik wil niet weten dat de dood mij dichterbij staat, dan het leven. Ik wil niet weten dat ik nooit zal genieten van de kleurenpracht van bloemen en nooit verder zal komen dan de oppervlakkige gevoelens die ik heb. Laat mij liever denken dat ik wel kan aanvoelen wat leven is, wat er diep van binnen (in de onuitgesproken duisternis) leeft in andere mensen. Laat mij dromen en proeven van het leven, maar de krokodil is onwrikbaar. Ik moet het doen met wat hij mij influistert. Dat is mijn waarheid, dat is mijn houvast.

Ik zie hem niet, maar ik weet dat hij er is. Hij wacht geduldig tot ik weer ga slapen, tot ik weer wegzink in de duisternis waarin ik altijd leef. Hij wacht tot ik weer ontvankelijk ben voor zijn woorden en pas dan vertelt hij mij hoe het leven echt is. En ik kan niets anders dan hopen dat hij sterft, maar ik weet dat zonder hem er helemaal geen leven is. Ik ben als de dood, ik ben altijd tastende in de duisternis (op zoek naar jou en mijn gevoelens, gedachten en het leven)

Geen opmerkingen: