13 maart 2009

Dromen in de nacht

Vannacht droomde ik dat ik een geadopteerd kind had. Een klein meisje van een jaar of twee, misschien drie genaamd Thabita. Precies dezelfde naam als de vrouw van Stephen King, al heb ik het idee dat dit gewoon een onfortuynlijk toeval was en verder niets met deze schrijver te maken heeft. Tenslotte heb ik al jaren niets meer van hem gelezen, al heb ik wel een aardige verzameling van boeken die hij geschreven heeft. Stephen King kwam verder niet in mijn droom voor dus laten we hem maar voor wat hij is en terugkeren naar de belangrijkere zaken.

In mijn droom kan ik niet zeggen dat ik fantastisch voor mijn geadopteerde dochter aan het zorgen was. Op een gegeven moment was ik haar vergeten mee te nemen van een of andere partij/feest/winkelgelegenheid. Ik weet niet meer precies waar we geweest waren en eerlijk gezegd doet het er ook totaal niet toe, maar we waren haar vergeten mee te nemen. Aangekomen op onze volgende bestemming zei mijn vriendin opeens tegen mij dat we Thabita vergeten waren. Ze was nog op de vorige locatie. Ik schrok mijzelf rot. Dat was mij nog nooit overkomen. Zelfs mijn eigen telgen, die in mijn droom al volwassen waren terwijl ik nog gewoon dezelfde leeftijd had, was ik nooit ergens vergeten. Ik denk ook niet dat ik het zou kunnen, maar dat terzijde. Zonder na te denken wilde ik naar buiten rennen om haar te gaan halen. Alleen werd ik bij de poort tegengehouden door een groep mensen die deze bewaakte. Het was te gevaarlijk om naar buiten te gaan. Ik riep dat mijn dochter nog buiten was en ik haar perse wilde halen. Weer kreeg ik te horen dat het té gevaarlijk was om naar buiten te gaan en als ik het niet geloofde hoefde ik alleen maar even een blik naar buiten te werpen.

Ik liep naar de glazen wand naast de poort. Er waren geen gewone ramen. De hele wand bij de ingang bestond uit glas. Superdik glas gemaakt van aquariumachtig materiaal dat naast de boel beveiligde ook zorgde voor een vrije kijk op de wereld buiten. Buiten zag ik enkel mensen ploegen door de straten. Zelfs enkele kinderen, een klein meisje rende door het mulle zand dat de straten vormde gezamenlijk met hun ouders. De bewakers bij de deur zagen ze ook, maar toch ondernamen ze geen pogingen om de poort nogmaals te openen. De boel bleef potdicht en opeens zag ik de reden hierachter. Uit de lucht, van de daken van de huizen en uit de donkere stegen tussen de huizen verschenen reusachtige insecten. Grote vliegachtige wezens met mottige vleugels stortte zich op de mensen en begonnen te vreten. Ze vielen bij bosjes. Eén meisje wist tot bij de glazen wand te komen toen ze aangevallen werd door zo'n vliegachtig wezen. Ik zag de kaken in haar hoofd verdwijnen waarna de vlieg (of wat het ook was) haar halve schedel eraf trok. Bloed en hersenen spatte over het zand en het meisje zeeg naar de grond. Ik draaide mijn hoofd af en hoopte dat mijn dochter veilig binnen was. Ik zou het mijzelf nooit vergeven als ze opgevreten bleek te zijn door deze insectachtige monsters.

Een uur later werd het sein veilig gegeven door de bewakers. De poort werd weer geopend en we mochten naar buiten gaan. Ik ploegde onmiddellijk door de zanderige straten die de wereld vormde. Op zoek naar mijn dochtertje. Zonder blikken of blozen liep ik terug naar de plaats waar we haar achtergelaten, zeg maar vergeten waren, hadden. Ik kreeg te horen dat ze haar wel gezien hadden, maar dat ze inmiddels verdwenen was. Op een onbewaakt moment was ze naar buiten gelopen en niemand wist waar ze was. Gelukkig was het nog geen vijf minuten nadat ik gearriveerd was gebeurt dus ver weg kon ze nooit zijn. Ik wist in ieder geval dat ze veilig binnen was geweest toen de vliegachtige monsters het stadje teisterden. Nu alleen haar nog vinden voordat ze weer zouden komen. Ik rende weer naar buiten, op de voet gevolgd door mijn lieve vriendin. We wisten dat zoeken naar sporen volslagen zinloos zou zijn. Het mulle zand verborg elke voetstap binnen enkele minuten, maar mijn gevoel gaf een goede indicatie waar Thabita zou kunnen zijn. Ik begon die kant op de rennen, voor zover rennen door mul zand mogelijk is.

Toen ik een hoek omsloeg zag ik een groepje opgeschoten jongens staan rondhangen. Ik vroeg ze of ze een klein donkergekleurd meisje hadden gezien in een wit/roze jurkje. Eén van de jongens wees naar de volgende hoek. Hij had een meisje dat aan de beschrijving voldeed gezien in de andere straat. Ze stond te praten met een of andere gozer van zijn leeftijd. Hij kende de jongen verder ook niet en het meisje ook niet. Ik rende onmiddellijk naar de volgende hoek. Daar zag ik Thabita. De jongen had haar opgepakt en als een pakketje onder zijn arm gestopt. "Heee! Laat haar los!" riep ik terwijl ik nog harder door de straat rende. De jongen schrok. Eigenlijk wilde hij wegrennen met Thabita onder zijn arm, maar hij wist dat hij kansloos was in het mulle zand. Ik zou hem zonder pardon ingehaald hebben. De jongen bleef staan en zette mijn dochter terug op haar voeten. Ze keek blij. De jongen bleek aangetrokken te zijn door haar vuile luier. De geur van kinderpoep vond hij interessant en hij had haar daarom willen meenemen. Ik gunde hem geen verdere blik waardig en nam mijn dochter mee naar huis. We waren weer samen.

Ze had het helemaal niet erg gevonden om even alleen te zijn. Eigenlijk was ze op zoek gegaan naar ons toen ze ontdekte dat we vertrokken waren. Ik drukte haar op het hart altijd binnen te blijven als haar ouders even buiten waren. Het was te gevaarlijk voor kleine meisjes om buiten rond te lopen. Later als ze groot was kon ze wel alleen op stap, maar nu was die tijd nog niet aangebroken. Ze legde haar armpjes om mijn nek en omhelsde mij stevig. "Ik ben blij dat je terug bent, pappa" antwoordde ze.

Deze droom ging over in een andere droom. Een droom waarbij iemand bezig was mijn been af te zagen. Het was iets dat moest gebeuren. Het been was ziek en de rottende wond zou een levensbedreigende situatie opleveren. Degene die bezig was te zagen zag er alleen niet echt uit als een dokter, meer als iemand die wel een teveel medische series en films heeft gezien en denkt dat ook wel te kunnen. Triomfantelijk hield hij mijn afgezaagde been omhoog toen het eindelijk loskwam. Ik besloot wakker te worden. Gelukkig zat mijn been er nog aan, maar daar twijfelde ik ook niet aan.

Geen opmerkingen: