24 juli 2014

De man op het plafond

Midden in de nacht ontdekte ik een stip op het plafond. Het was weer zo'n nacht waarop ik niet kon slapen en doelloos mijn blik over de witte oppervlakte boven mijn hoofd liet gaan. Doelloos tot ik de stip ontdekte, gisteren was deze er nog niet. Dat wist ik zeker, gisteren had ik in precies dezelfde houding gelegen en op precies dezelfde manier het plafond bekeken. Ik keek naar de stip en vroeg mij af hoe deze daar kon ontstaan in slechts één dag. Een vlek op de witte hel van het plafond komt niet uit de lucht vallen, dat wist ik zeker. Dat weet iedereen en daarom staarde ik naar de stip. Ik kon het niet verklaren.

Terwijl ik aan de stip lag te denken liet ik mijn blik verder over het plafond gaan. Misschien waren er meer onverklaarbare vlekken op het plafond. Misschien was er zelfs een patroon te vinden, iets dat een verklaring kon geven voor de vlek in de witheid. Ik dacht aan vliegen en de ranzige dingen waar zij wel eens instaan. Het kon heel goed dat er een vlieg over het plafond gekropen was, een vlieg die niet lang daarvoor in de modder had gestaan. Ik achte het mogelijk, maar er waren geen andere vlekken te vinden. Alleen die ene vlek, die plek in de witheid.

Ik ging met mijn blik weer terug naar de vlek en zag tot mijn grote schrik dat het groter geworden was. Waar het eerst een stip was prijkte nu een klein silhouet van een persoon. Tenminste ik kon er een persoon uithalen. Benen, schouders, een minuscuul hoofd. Het leek net een persoon. Iets wat onmogelijk was, nog geen seconden geleden was het een klein vlekje geweest. Niets meer dan een vliegenpoepje in een eindeloos veld wit. En nu... nu was het een klein poppetje geworden. Ik kon het nog bedekken met mijn duim als ik mijn hand uitstak, maar ik hield mijn handen onder de dekens. Ik sloot mijn ogen.

Toen ik ze weer opende was de vlek nog groter. Het silhouet was uitgegroeid tot de grote van een kleine pop, maar dan een pop die geen kind zou willen hebben. Zwarte kleren, een zwarte hoed die een donkere schaduw over het gezicht trok en een stok in de linkerhand. Het was een man, zoveel kon ik ontwaren van het silhouet op het plafond. Onder zijn rechterarm zat iets geklemd. Iets groots, maar wel iets dat hij met één arm kon vasthouden. Ik ging ervan uit dat het niet zwaar zal zijn, al wist ik niet wat het was. Wat het ook was ik durfde mijn ogen niet meer van het silhouet op het plafond te halen. Als ik even niet keek werd het groter en groter en straks was het zo groot dat.. Ik wilde daar niet eens aan denken. Het enige wat ik nog kon was staren naar het silhouet boven mij. Naar de man op het plafond.

Bewoog hij nu? Zag ik het goed dat hij bewogen had? Ik dacht dat hij de arm waar hij de stok had bewoog, maar ik wist het niet zeker. Het idee dat er een man groeide uit een klein vlekje was al gekmakend, het idee dat deze man ook nog zou bewegen was mij teveel. Ik besloot dat hij niet bewogen had. Met mijn linkerhand wreef ik even in mijn ogen. Niet meer dan een seconde waren ze gesloten. De man was nog dichterbij gekomen. Ik kon hem nu duidelijk zien. Zijn priemende ogen die in de schaduw van zijn hoed lagen. Vlassig haar dat een pokdalig gezicht omlijst, een lange zwarte oliejas. Zware laarzen en de stok in zijn hand was geen stok. Het was een machete, een lang mes aan een nog langer handvat. Touw was om het handvat en de hand die het vasthield gebonden. Het mes, de machete leek hierdoor onlosmakelijk met zijn arm verbonden te zijn. Alsof hij zijn arm wilde verlengen met een scherp voorwerp. Nu kon ik ook zien dat hij onder zijn andere arm een schaap vasthield. Het beest was iets ouder dan een lam, maar jonger dan een volwassen schaap. Het beest was ooit hagelwit, maar zat vol met modder en vieze vlekken.
Niets bewoog. De man keek mij alleen aan, zoals het schaap onder zijn armen mij ook aankeken.

Het tafereel op het plafond was nu groter dan mijn been en ik voelde de angst omhoog kruipen in mijn lichaam. Het nam de plaats van verbazing in, de opperste verbazing die ik eerst voelde werd steeds meer vervangen door doodsangst. Ik weet niet wie deze man was. Ik wist niet eens waarom hij op mijn plafond verschenen was, maar hij joeg mij angst aan. Heel veel angst. Dit ging veel verder dan iets dat leek op een geestverschijning. Dit was veel meer. Ik mocht mijn ogen niet meer van hem afhalen. Ik moest blijven kijken. Nog één keer wegkijken en wie weet wat er zou gebeuren. Ik wilde het niet weten.
Zo lag ik daar in bed. Omhoog starend in de priemende blik van de man op het plafond. Ik voelde de intelligentie in zijn ogen. Het schaap voelde ik ook kijken. "Mooie patstelling" mompelde ik in mijzelf. "En nu..?" Ik bleef liggen. Meer kon ik ook niet doen. Liggen en staren.

Het staren hield ik goed vol, dacht ik. Nog geen vijf minuten later knipperde ik met mijn ogen. Slechts één keer en het duurde niet meer dan een fractie van een seconde. Ik knipperde en keek omhoog naar mijn normale witte plafond. De man was verdwenen. Het schaap was verdwenen. Er was helemaal niets meer, niets meer dan een leeg plafond. De normale witheid die je bij iedereen op het plafond ziet. Mijn hart bonsde in mijn keel. Zou hij verdwenen zijn of nog veel erger...
"Hallo.." sprak een zware, raspende stem naast mij. Ik voelde zijn adem op mijn gezicht en rook de geur van het schaap. Langzaam draaide ik mijn hoofd om naast mij te kijken. Het laatste wat ik zag waren de ontblootte tanden van de man en de glinstering van een machete die mijn lichaam doorboort.
"Halloo.." zei hij nogmaals.

Geen opmerkingen: