Alles wat ik zeg is een leugen, niets van wat ik je ooit verteld heb ik waar behalve de dingen die ik wel meende. Ik laat het aan jou om de leugen van de waarheid te onderscheiden, de waarheid uit de leugen te halen. Het is toch niet waar, alles is onwerkelijk en op die manier wil ik je ook benaderen. Alsof je er niet ben, alsof ik de enige persoon op aarde ben. Niemand meer overgelaten en de bomen mijn laatste vrienden zijn.
Vroeger wilde ik altijd clown worden, in de diepe voetsporen treden van de grote mannen met make-up op hun gezicht. Nooit heb ik iemand dit verteld, het zou toch een leugen geweest zijn. Daarbij zou niemand mij gelooft hebben, ik was geen clown. Ik kwam niet eens in de buurt van een circustent of een doos make-up. De enige make-up die ik ooit in mijn leven gezien heb waren de spullen die mijn moeder op haar nachtkastje had liggen. En de spullen die erin lagen, welke ze gebruikte om haar blauwe ogen te verbergen als mijn vader weer zijn buien had. Verder kwam ik niet. Zelfs de televisie schermde mij af van de mannen met make-up, van clowns en het hele circusgebeuren.
En toen stapte ik een ziekenhuis binnen. Ik weet het nog goed, ik was een jaar of tien. Misschien was ik wel achttien of drieëntwintig... Het maakt niet uit, alles wat ik je vertel kan je opvatten als een leugen en toch heeft het een waarheid in zich. Ik stapte een ziekenhuis binnen, liep een willekeurige kamer binnen en zag mijn eerste cliniclown. Het was een man, of een vrouw... met een veel te grote broek aan en bretels tot op de schouders. Hij had een roodgeschilderde neus en wit omrandde ogen met een streepje zwart. Een echte clown, maar dan zonder humor en de bijbehorende lach aan de broek. In zijn hand hing een kleine driewieler en hij vertelde een verhaal aan een verdrietig kind. Het kind bleek al enkele weken in het ziekenhuis te liggen. De reden waarom heb ik nooit kunnen achterhalen en eerlijk gezegd kon het mij ook niet veel schelen. Ik had alleen oog voor de cliniclown, voor de make-up op zijn gezicht en de geveinsde capriolen die hij uithaalde. Opeens wist ik dat ik een clown wilde zijn. Of beter gezegd ik herinnerde mij de belofte die ik mijzelf als klein jongetje had gedaan: dat ik een baan zou vinden waarbij ik de hele dag make-up mocht dragen, als een clown. Ik wist het weer.
Toch ben ik nooit in de buurt van een make-updoos gekomen. Heb ik nooit een te grote broek met bijpassende schoenen aangetrokken. Een flauwe grap heeft zich nooit tussen mijn dichtgeknepen lippen kunnen friemelen, nooit heb ik mijn kaken wit geschilderd. De enige kennis die ik van clowns heb zijn de beelden die ik van Pipo heb gezien. Alleen zijn kennis heb ik in mijzelf opgezogen en daarna ben ik in de leer geweest bij John Wayne Gacy omdat hij een voorbeeld wilde zijn. Uiteindelijk leerde ik niets en wist ik alles, genoeg om de verkeerde keuzes te maken en niet mijn hart te volgen. Ik wilde opgroeien met make-up en een echte clown worden. Zieke kinderen vermaken of bang maken in ziekenhuizen, de geur van een noodlijdende piste opsnuiven. Ik wilde beter dan Popov worden, maar zelfs daarin faalde ik. Ik ben niets geworden en leef in de gelukkige wetenschap dat ik helemaal alleen ben. Mensen zijn niet mijn vrienden, mensen bestaan gewoon niet. En ik ben geen clown, maar dat is een leugen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten