12 februari 2015

Een kopje suiker

Alsof de duivel ermee speelt rennen de katten op de muziek van Natural Snow Buildings de keuken door en laten mij bijna struikelen. "Wil alleen koffie zetten!" schreeuw ik bijna naar ze, maar hou wijselijk mijn mond. Ze luisteren toch niet. Het zijn katten. Ze weten niet eens wat koffie is, laat staan dat ze het begrip zelf kennen. Rondrennen, dat kunnen ze goed met die walnoot-breintjes van ze. Mij hierbij laten struikelen is slechts een bijkomstigheid en als het gebeurt staan ze verschrikt te kijken hoe ik van de grond opkrabbel. Gelukkig gebeurt het niet erg vaak en ook deze keer weet ik onderweg naar de bank die harige lichaampjes te ontwijken.

Nog voor ik mijn eerste (welverdiende) slok koffie kan nemen hoor ik geklop op de deur. Ik wil het negeren, iets waar Elisabeth uitermate bedreven in is. Zij negeert iedereen die onaangekondigd voor de deur staat, maar mijn nieuwsgierigheid wint het van mij. Inmiddels vervloek ik deze eigenschap van mijzelf. Meer dan vroeger. Ik haat mijn nieuwsgierigheid. Het brengt mij alleen maar in de problemen en deze klop op de deur had ik helemaal liever genegeerd. In eerste instantie negeerde ik het geklop op de deur ook. Ik nam een slok koffie, toen nog eentje en toen werd er weer geklopt. Harder, iets indringender, alsof het belangrijk was. In mijn hoofd klonk het belangrijk, maar ik weet dat het mijn nieuwsgierigheid was. Ik wilde gewoon weten wie het was die hier op de deur klopte en vooral waarom. "Het zal wel weer zo'n deur-tot-deur-verkoper zijn, die de stickers op de deur doodleuk negeert" dacht ik bij mijzelf. Een uitgelezen kans om iemand even de mantel uit te vegen met ironie en ijskoud sarcasme. Met dit in het achterhoofd liep ik naar de voordeur en trok het gordijn dat ervoor hangt open.

Het was geen deur-tot-deur-verkoper. Het was de gekke buurvrouw. Haar gezicht stond uitermate blij toen ze mij zag. Hoe ik keek weet ik niet, maar het zal niet blij geweest zijn. Ik trok de deur open en forceerde een glimlach om haar te begroeten. "Hoi, Arjan!" zei ze met grote glimlach op haar gezicht. Haar ogen keken mij indringend aan.
"Mag ik een kopje suiker van je lenen?" Ze hield een oud, gebarsten kopje met een bloemetjesmotief omhoog. "We hebben geen suiker.." antwoordde ik minzaam.
"Tuurlijk hebben jullie suiker!" Ze lachte toen ze dit zei. "Iedereen heeft suiker in huis, dus jullie hebben ook suiker in huis" Ik schudde mijn hoofd.
"We hebben echt geen suiker. Niemand gebruikt hier in huis suiker, dus hebben we het ook niet in huis. Misschien dat de overbuurman iets heeft.."
"Kevin? Nee, ik wil geen suiker lenen van Kevin. Ik wil van jou suiker lenen"
"We hebben geen suiker in huis" herhaalde ik. Hierop keek ze mij poeslief aan. Als ze zou kunnen spinnen zou ze het gedaan hebben, dat weet ik zeker.
"Dan loop je toch even voor mij naar de Lidl. Ik zie je zo vaak naar de Lidl lopen. Gisteren ben je er wel drie keer geweest, dus kan je voor mij ook best wel even gaan"
"Hou je mij in de gaten of zo?" Ik verhief mijn stem een beetje. Ik werd zelfs een beetje kwaad. Wat dacht dit wijf wel niet?
"Wist je dat bij mij de kraan gaat druppelen als jij hier de kraan openzet? En je zet best vaak de kraan open, dat vind ik fijn. Ik vind het leuk als mijn kraan gaat druppelen door jou" Ze keek mij alleen aan, onderzoekend. Zoals een kat naar een muis of vogel kijkt.
Ik zei niets meer, alleen: "We hebben geen suiker en je kan zelf naar de Lidl lopen. Van mij part loop je helemaal door naar de maan. Laat mij met rust!" Weer keek ze poeslief.
"Je hoeft niet boos te worden. Ik wilde je alleen iets vragen, dat is alles. Vragen staat vrij. Toch?"
"Nee!" zei ik en gooide de deur dicht.

Wat ze daarna deed weet ik niet, maar ik was blij dat ik dagen geleden de luxaflex voor het keukenraam dichtgedaan had. Ik zag haar zo weer staan met haar handen tegen het raam, naar binnen kijken wat ik aan het doen ben. Eng mens. Ik liep weer naar de bank om de rest van mijn koffie op te drinken. Het was wat afgekoeld, in tegenstelling tot mijn woede naar de buurvrouw. Die is weinig bekoeld, alleen maar meer geworden. Ik had mijn koffie nog niet op of de brievenbus klepperde. Er werd iets naar binnen geworpen. Het kon heel goed gewoon de postbode zijn, maar ik wist 100% zeker dat de buurvrouw een of ander ding naar binnen geworpen had. Een brief of zoiets. Ik wilde het niet zien. Ik wilde ook niet het risico lopen dat ik haar weer bij de deur zou zien. Dat is wel een nadeel van een deur met een ruit erin. Iedereen kan je zien als je voor de deur staat, zoals je ook iedereen kan zien die bij jou voor de deur staat.
Een uurtje later, misschien zelfs iets meer ging ik toch kijken. Die vervloekte nieuwsgierigheid van mij moet bevredigd worden. Ik zat ook niet lekker op de bank, met alles wat ik aan het doen was in de tussentijd. Op de deurmat lag inderdaad een enveloppe. In sierlijke letters stond mijn naam erop geschreven, meer niet. Ik heb de enveloppe niet opengemaakt. Dat ding heb ik zonder te kijken in de prullenbak geflikkerd en ben koffie gaan zetten. De oude koffieprut heb ik bovenop de enveloppe gegooid, zodat ik ook niet meer in de verleiding kom om toch te gaan kijken wat erin zit. Ik wil het niet weten.

Nu hoop ik dat Elisabeth snel thuiskomt uit haar werk. Gelukkig duurt dat nu niet lang meer.

Geen opmerkingen: