18 februari 2015

Het wordt teveel

Op dit moment wil ik er helemaal niets meer over schrijven. Het liefste zou ik de gekke buurvrouw gaan doodzwijgen, maar het blijft maar in mijn hoofd rondspoken. Zij met haar compleet achterlijke acties blijft in mijn hoofd rondspoken en ik moet het wel ergens kwijt. Daarom schrijf ik er maar weer over. Weer een hoop woorden over de gekke buurvrouw en de volgende ervaring die ik met haar had. Gelukkig heb ik haar al een paar dagen niet gezien, waardoor er iets meer rust in mijn hoofd ontstaan is om dit op te schrijven.

Elk weekend ga ik terug naar de plaats waar ik opgegroeid ben. Daar wonen mijn kinderen en dat is ook de plaats waar de woning staat die ik huur. Het is ook de plaats waar mijn eigen buurvrouw woont, iemand die wel prettig in de omgang is. Vooral omdat ons contact nooit verder gaat dan "hallo" en "hoe gaat het met u? Goed. Dat is fijn!" Meer vind ik ook niet nodig. Contact met mensen is niet mijn ding, ik hou er niet zo van en een beetje afstand is fijn. Maar elk weekend ga ik dus terug vanuit het Noorden naar de woning waar ik tot een jaar geleden elke dag vertoefde. Afgelopen zaterdagavond had ik mijn kinderen teruggebracht naar hun moeder, precies volgens afspraak. Ik ben erg van afspraken nakomen en ruzie met de moeder van mijn kinderen heb ik geen zin meer in. Dat is voor mij een geval van "been there, don that" en inmiddels volstrekt zinloos. We zijn niet voor niets gescheiden.
Op de terugweg naar huis liep ik nog even naar de supermarkt om eten te halen. Ik had ook eerder mijn diner kunnen halen, maar daar had ik toen geen zin in. Ik vond het leuker om de momenten die ik met mijn kinderen heb ook in hun gezelschap door te brengen en eten halen kon ik ook doen als ik ze thuis gebracht had. Wat dat betreft is wonen in een klein dorpje wel prettig, je hebt alles voorhanden en alles ligt op loopafstand van elkaar.

Rustig, verzonken in gedachten aan eten, loop ik de supermarkt binnen. Het is druk bij de kassa's en ik vloek binnensmonds. Ik hou niet van drukte, dat kost mij tijd (niet dat mijn tijd kostbaar is) en ik moet dan tussen mensen wachten. De moed zinkt mij al in de schoenen voordat ik goed en wel door het toegangshekje ben. Ik heb ook geen andere keus, er is niets meer te eten in huis en ik heb toch echt honger. Dan maar proberen zo snel mogelijk de winkel doorjagen, alle spullen bij elkaar zoeken en hopen dat de rij bij de kassa's over vijf minuten aanzienlijk geslonken is.
Ik sta bij het gehakt te zoeken naar een stukje genoeg voor mij alleen als ik een bekende stem naast mij hoor. Ze snijdt door mijn ziel als een mes door boter. Het is de snerpende stem van de gekke buurvrouw uit het Noorden. "Heee, Arjan! Wat toevallig, jij ook hier!" Ik kijk naast mij en daar staat dat mens. In mijn winkel, in het dorp waar ik opgegroeid ben! Ze is hier aanwezig!
"Wat moet jij hier?" is het enige wat ik kan uitbrengen. Mijn stem klinkt uitermate onderkoeld, bijna kwaad. Ze lacht naar mij, ik denk in een poging liefelijk over te komen.
"Boodschappen doen, gekkie. Wat denk jij dat ik hier doe dan? Het is toch een supermarkt"
"Jij woont hier niet en jij hoort hier niet!" snauw ik haar toe en ik loop weg. Het gehakt dat ik wilde kopen is vergeten. Elk idee aan boodschappen doen is verdwenen. Ik wil hier weg. Weg van dat gestoorde wijf. "Waar ga je heen?" roept ze tegen mijn rug.
Ik draai mij om en loop terug. "Je moet opzouten!" schreeuw ik recht in haar gezicht. Speeksel vliegt uit mijn mond, tegen haar gezicht. In haar haar, op haar bruine jas. "Gewoon oprotten en doodgaan"
Mensen kijken mij aan, sommige draaien hun hoofd om. Er wordt gemompeld en ik zie in een ooghoek de winkelmanager aansnellen. "Ga weg en blijf weg. Praat niet tegen mij en rot op!" gooi ik er nog met een benepen stem eruit. Ze kijkt mij verschrikt aan. Alsof zij de onschuldige hier is.

De winkelmanager is inmiddels gearriveerd en verzoekt mij rustig te zijn of anders de winkel te verlaten. Ik verontschuldig mij tegenover hem en geef aan dat ik de winkel zal verlaten. Dat ik niet in één ruimte met die vrouw wil zijn. Ik wijs op de gekke buurvrouw als ik dat zeg. Hij knikt alleen maar, waarschijnlijk opgelucht dat een beginnend relletje zo snel alweer opgelost is. Hij loopt met mij mee naar de kassa's en wenst mij een "prettige avond"
Ik snuif en loop de winkel uit. Ondanks dat ik honger heb ga ik toch naar huis. Wat moet ik anders. Ik wil niet meer de supermarkt in. Niet weer geconfronteerd worden met dat mens van een buurvrouw. Ik pak mijn telefoon en bel Elisabeth. "Wat is er, lief?" is het eerste wat ze vraagt. Dat ik haar bel is al bijzonder, we bellen nooit. Alleen wanneer er echt iets dringends is bellen we en zelfs dan nog liever niet. "Weet de gekke buurvrouw waar ik woon?" vraag ik.
"Wat? Hoe bedoel je? Is de gekke buurvrouw daar?"
Ik knik en realiseer mij dan dat ze dit helemaal niet kan zien. "Ja, ze is hier" antwoord ik. "Ik kwam haar net tegen in de supermarkt en ben tegen haar uitgevallen. Gezegd dat ze moet oprotten en dood neervallen. Toen werd ik verzocht de winkel te verlaten."
Elisabeth is helemaal met stomheid geslagen. Volgens haar weet niemand waar ik woon en zeker de gekke buurvrouw niet. Hoe zou zij het überhaupt moeten weten? Ik reis met het openbaar vervoer, dus als zij bij mij in de trein en de bus zat had ik haar moeten zien. Ik snap er ook niets van. We praten nog even door tot ik weer thuis aangekomen ben. Daar neem ik afscheid van haar en zeg dat ik wel een pizza laat bezorgen. Ze lacht en zegt dat ik een pizza-verslaafde ben.

Binnen gooi ik mijn jas op de trap, mijn telefoon leg ik op tafel en loop naar het raam. Ik kijk wat besluiteloos naar buiten. Er stopt een auto voor de deur. Een lelijke, oranje-bruine Renault  met een te grote laadruimte. Ik herken die auto overal, het is het ding waar dat gestoorde wijf inrijdt. Met een ruk draai ik mij weer om en storm naar buiten, recht op de auto af die net de straat inrijdt. Woedend loop ik ernaar toe. Ik zie dat zij in de auto zit en mij aankijkt. Haar blik verschiet van verrast naar blij naar verschrikt. Dat laatste doordat ik een loeiharde trap tegen haar deur aangeef. "Oprotten!" schreeuw ik naar haar en trap nog een keer tegen de deur. Het veroorzaakt een flinke deuk. De auto schudt ervan. "Niet doen, Arjan! Niet doen!" roept ze door het gesloten autoraam en houdt haar handen omhoog. Ik schop nog een keer tegen de deur, gevolgd door nog een trap. "Oprotten!" Ik spuug tegen haar raampje. De dikke klodder druipt langzaam naar beneden. Ik trap nog een keer tegen de auto aan, een nieuwe deuk veroorzakend.

Hierop start ze de auto en rijdt weg. Ze zwaait naar mij. Denk ik. Haar arm gaat tenminste omhoog en ik denk dat ze een zwaaiende beweging maakt. Ik kijk rond of ik iets zie om naar haar auto te gooien. Woedend ben ik, als ze uitgestapt was had ik niet voor mijzelf kunnen instaan. Ik kijk de wegrijdende auto na tot die om de hoek verdwijnt, pas dan loop ik weer naar binnen. Mijn honger is helemaal verdwenen. Ik wil en kan niets meer eten. Ik wil helemaal niets meer, alleen met rust gelaten worden. De rest van de avond gebeurt er ook niets, al doe ik ook geen pogingen meer om naar buiten te kijken. Mijn woede naar de gekke buurvrouw heeft wel mijn honger gestild, dat is tenminste iets.

Geen opmerkingen: