27 augustus 2006

Dromen van Albert Speer

"Waarom vind je dat huis niet mooi?" vroeg ze me kwaad. "Het is toch niet zo dat er spoken huizen of de dakgoten rechtstreeks de woongedeelten in lekken." Haar ogen stonden vol vuur terwijl er meer mensen kwamen. Meer mensen om deze discussie te voeden. "Waarom vind je het niet mooi?!" vroeg ze nog een keertje. Ik keek naar de woning, niets bijzonders. Gewoon een roodbakstenen rijtjeshuis, met witgeschilderde ramen en kozijnen. Ik zag niets bijzonders, het was een huis. Niets meer dan een huis. Ik haalde mijn schouders op om nog meer woede van haar op mijn hals te halen. Haar ogen vlamde terwijl ze zich van mij wegkeerde. Ze begon een agiteerd gesprek met de omstanders. Mensen die wij kenden en toevallig hierheen meegekomen waren. Het huis bleef het onderwerp maar ik luisterde allang niet meer.

Ik had me verdiept in een insect dat op de auto naast me zat. Een soort wandelende tak leek het wel. Een langgerekt houten lichaam met segmenten als een duizendpoot. De poten lang, net zo langgerekt als het lichaam zelf. Ik schatte het op ongeveer drie, misschien vier centimeter van kop tot staart. Een wandelende tak die er niet uitzag als een wandelende tak. Ik besloot het beestje mee te nemen. Om thuis in een bak te doen of gewoon naar te kijken gedurende de reis die we nog voor de boeg hadden. De mogelijkheden lagen open. Ik stak mijn vinger uit naar het insect en voor ik het wist grepen zijn kaken zich vast in mijn vingertop. Een vlammende pijn schoot door mijn vinger naar mijn elleboog. Mijn vingertop voelde bekneld aan, alsof het tussen een bankschroef was gekomen. Langzaam nam de pijn wel af, maar het insect bleef zich vastknellen aan mijn vingertop. Zijn kaken diep in mijn vleesgedrongen stak het als een stokje vanaf mijn vinger naar voren. Plots was mijn vinger verlengt met een centimeter of vier houterigheid.

Niemand had het zien gebeuren en nog steeds lette niemand op me. Het gesprek ging nog steeds over het huis. Het huis aan de overkant. Het gaf mij mooi de tijd om mezelf te ontdoen van het ontsierende maar vooral pijnlijke insect aan het uiteinde van mijn vinger. Ik sloeg het hard tegen de zijnkant van de auto. Het lichaampje kwam hardhandig in aanraking met de dakrand, maar het insect gaf geen krimp. Slechts een hout op staal geluidje klonk op en verder niets. Ik sloeg nog drie keer en daarna nog een paar keer. Niets hielp. Het insect zat vast aan mijn vinger, als een teek aan een hond. Ik moest iets anders verzinnen tot het me plotseling allemaal duidelijk werd. Albert Speer was vermoord voordat hij zijn kwalijke invloed kon gaan uitoefenen. De man die bij Neurenberg veroordeeld was kon Albert Speer nooit geweest zijn. Hij was dood voordat het einde van de tweede wereldoorlog zich aangediend had. Het insect maakte me dit allemaal duidelijk. Het insect of de breingolf die ik op dat moment had.

Ik zette mijn nagel achter het kopsegment van het insect en drukte het tegen de auto. Langzaam gleed mijn nagel door het houterige lichaam terwijl ik verder dacht over de moord op Albert Speer. Waarom zouden ze hem vermoord gehad willen hebben. Maar bovenal was het mij een raadsel waarom ze hem in naam in leven gehouden hebben en zelfs een zeer belangrijke functie hebben laten uitvoeren. Het was te onbegrijpelijk en er lag teveel wat gehuld bleef in mysterieën. Het insect viel dood op de grond, mijn lichaam gescheiden van de kop. Zonder zijn knellende kaken en de zenuwfuncties om deze uit te laten voeren kon ik de kop zonder veel moeite lostrekken. Het viel naast mijn schoen op de grond. "Wat sta je nu weer te dromen?" sprak ze tegen me. "Ik verwonder me over het feit dat Albert Speer vermoord is voordat hij aan zijn gruwelijke taken kon beginnen." Ze keek me glazig aan, totaal niet het antwoord wat ze verwacht had. Eén van de omstanders viel me bij. "Ja, dat heb ik ook gehoord. Hij was in opdracht van andere hooggeplaatsten vermoord, misschien wel in opdracht van Himmler!" Ik keek hem gelukkig aan, ik had het mezelf niet in zitten beelden. Albert Speer was echt vermoord voor het einde van de tweede wereldoorlog. Ik zou zijn naam gaan zuiveren van alle zonden die begaan zouden zijn. Zonden die zijn naam met zich meedragen, Albert Speer zou zijn rechtmatige plaats in de geschiedenis weer kunnen gaan opeisen. Daar zou ik zorg voor dragen.

"Laten we Albert Speer alsjeblieft in zijn graf laten en onszelf concenteren op de taak van vandaag" sprak ze duidelijk minder geagiteerd. De woedeaanval van eerder begon al te verdwijnen als een donderwolk in de zon. De dag zou misschien nog best mooi kunnen worden. Ik keek naar het dode insect aan mijn voeten. Kleine druppeltjes bloed uit mijn vinger lagen erom heen als kleine bomkratertjes dat het sterven van een gebouw begeleidde. We liepen naar het huis, waarschijnlijk zou het aan het einde van de middag ons eigendom worden.

Geen opmerkingen: