11 augustus 2006

Mijn voeten vertellen

Mijn voet is een aap. Slingerend van tak naar tak doet hij een roofvogel na. Zijn gedachten gefixeerd op de eerstvolgende tak om vastgrijpen. Het bladerengroen verhuld zijn snelle gang door het woud, af en toe een blad rakend om te laten vallen. Mijn voet is een aap en zijn gang is de mijne. Ik weet waar hij heen wil gaan, maar ik zal niet volgen. Hoogtevrees houdt mij aan de grond, de diepten onder mij laten mijn angst stijgen tot boven de bladerenkruin.

Ik ben een koning, bewegend tussen het gewone volk. Niemand herkent me, ik ben een koning zonder land. Mijn moeder was de koningin, getrouwd met het gewone volk. Het land aanbad haar, aanbad mij maar vergaten wie ze waren. Ik loop nu hier en vergeet dat ik een koning ben. Mijn voet is een aap en ik laat hem zijn gang gaan. Ik wandel tussen het volk terwijl hij slingert van tak naar tak. Allemaal zijn we roofvogels die kijken naar de toekomst, nooit weten wat er in het verleden lag. Ik ben een koning, vergeten door het volk. Vergeten door het land, maar mijn voet is een aap.

Morgen is nooit vandaag, vandaag is deze dag niet meer. Een koning zonder kroon valt niet op. Een aap zonder armen gaat langzaam dood. Ik wileen stokpaard, wit met zwarte vlekken. Daar zal ik de hele dag op rijden terwijl ik vergeet wie ik ben. Het volk zal mij herinneren en buiging in mijn aanschijns. De bomen geven mij doorgang door hun bladeren als vogels fluiten van blijdschap. Mijn voet is een aap, slingerend van tak naar tak. Ik ben de koning en vergeten wie ik ben. Ik wandel tussen de mensen zonder dat ik opval. Niemand herinnert zich gisteren en morgen is te ver weg.

Als ik koning was zou ik mijn aap knevelen. Het leven uit zijn kleine lijf drukken en zorgen dat hij nooit meer jaagt. Dat zou ik doen voor mijn plezier omdat mijn voeten onder me hangen. De bomen zijn mijn getuigen als ik de koning was. Maar ik ben het vergeten, iedereen is mij vergeten. Ik ben een koning zonder kroon, een koning zonder land. Wij hoorde bij elkaar tot mijn voet een aap werd. Ik zie hem slingeren terwijl ik vol haat toe kijk. Ik benijd hem, slingerend van tak naar tak terwijl de hoogtevrees mij op de grond houd. Ik zou hem willen martelen, zijn vacht schroeien met hete voorwerpen, zijn ogen langzaam indrukken en het leven uit hem knijpen. Maar mijn voet is de aap. Ik hou ook van mijn voet zoals hij onder mij bungelt en de krokodil onder me zit.

De krokodil ziet mij zitten, hij ziet mijn voet terwijl de aap er is. Mijn tenen wriemelen als wormen in de grond. Niet als maden, maar echt als wormen. Het zijn mijn tenen die wriemelen en niet de rest van mijn lichaam. Het is de krokodil die het allemaal opvalt. Hij ziet mijn koning, mijn land en mijn moeder. Hij weet wie ik ben, maar hij lacht alleen maar. Hij lacht zijn krokodillige lach. Tanden naar voren gestoken en zijn ogen twinkelend in het maanlicht. Ik hou niet van de krokodil. Ik ben misschien wel bang voor de krokodil, omdat hij weet wie ik ben. Hij weet het en hij lacht erom. Waarom is het volk mij vergeten? Waarom is mijn voet een aap? Ik probeer mij te verroeren op de tak waar ik zit, maar de krokodil lacht weer naar me. Altijd lacht hij naar me, hij die me kent. Ik ben de koning en mijn voet is een aap.

Geen opmerkingen: