Bijna vroeg ik je om de muziek af te zetten, maar ik wist dat het belangrijk voor je was. Ik ging door met de dingen die ik aan het doen was en keerde mijn ogen af van het tafereel dat zich afspeelde. "Waarom geef je geen antwoord?" vroeg je opeens. Ik keek je aan, haalde mijn schouders op en ging weer door. Ik kon niet anders. Ik moest doorgaan, het was de enige manier waarop ik mijn tranen kon bedwingen. Het tafereel bleef zich intussen achter mijn rug om afspelen.
Ik voel je ogen in mijn rug priemen terwijl ik druk bezig was niet in snikken uit te barsten. De tranen die zich een weg probeerde te banen door mijn keel slik ik weg. Plots spring je op de tafel waar ik bezig was. "Wat doe je toch? Ik vraag al verschillende keren of je wil meedoen en ik krijg maar geen antwoord!" Je kijkt mij boos aan, je snorharen trillen. Trilden ze van ingehouden woede of is het gewoon de tocht die onzichtbaar door de kamer trekt. Ik kijk in je bruin-groene ogen, je pupillen verwijden zich onder mijn blik. "Ik ben bezig.." stamel ik. Eigenlijk weet ik niet goed wat ik tegen je moet zeggen. Het tafereel wat zich achter mijn rug afspeelt is mij gewoon teveel. Ik kan het niet aanzien en ik kan helemaal niet meedoen. Het is niet aan mij besteed.
Het liefst zou ik je vertellen van de eenzaamheid die ik door mij lichaam voel gaan. Dat ik weer terug aan het glijden ben in het grijs, grijs dat uiteindelijk zal overgaan in zwart. En daar ben ik zo bang voor. Het zwart is de plaats waar de hoofden groeien. Hoofden die uiteindelijk weer afgehakt worden, geoogst voor onnoembare verschrikkingen maar voordat het gebeurt praten ze tegen mij. Ik hoor de hoofden al praten in mijn hoofd. Of beter gezegd ik denk dat ik zal al hoor praten tegen mij. Op dit moment glijdt ik nog alleen maar langzaam weg in het grijs, het eeuwige stoffige grijs dat nooit ver weg is. Maar ik zeg het niet. Ik kan het niet. Zachtjes begin ik je te aaien en voel je vacht onder mijn arm.
Spinnend loop je naar mijn hoofd en geef je mij een kopje tegen mijn neus. "Ik kan ook niet boos op je zijn" zeg je liefdevol. "Jij kan er ook niets aan doen dat je zo bent. Het is nu eenmaal je lot." Alsof ik je niet hoor aai ik door en staar naar de dingen waarmee ik bezig ben. De voorwerpen die uitgestald liggen op mijn bureau, waarmee ik zogenaamd mijn zinnen op gezet had om niet mee te hoeven doen. "Ik had het je niet moeten vragen" vervolg je je woorden. "Nee.." zeg ik zachtjes. "Nee, dat had je niet. Je weet dat ik een hekel aan dat soort dingen heb.." Ik laat mijn hoofd hangen en voel dat ik de tranen niet meer kan tegenhouden. Het moet eruit.
Je ziet de eerste traan in mijn ooghoek verschijnen, strijkt met je lichaam langs mijn hoofd en springt van de tafel. "Ga maar door waarmee je bezig was. Ik had het nooit aan je moeten vragen. Sorry!" en je loopt weg, je staart triomfantelijk in de lucht geheven. Ik kijk je na terwijl de traan over mijn wang rolt. Je vriendje zit naast de bank te wachten tot je komt waarna jullie verder gaan alsof je mij nooit aangesproken hebt. Ik voel mij nog eenzamer dan eerst. Beteken ik dan zo weinig voor je of ben ik niets meer dan een mens voor je.
Ik kan het je ook niet kwalijk nemen. Het merendeel van de tijd weet ik mij geen houding te geven in de wereld van de mensen. Ben ik alleen bezig mijn eigen gedachten te projecteren op vluchtige zaken en snap ik niets van de sociale mogelijkheden die ze mij kunnen geven. Ik zie de anderen met elkaar communiceren en word soms jaloers, maar toch doe ik er niets mee omdat ik jou heb. Tenminste dat hou ik mijzelf voor. Ik lieg liever tegen mijzelf dan toegeven dat ik niets van de normale communicatie van mensen snap, dat de sociale omgang mij vreemd is en ik mij een freak vind in de wereld. En dan denk ik weer aan mijn jeugd waarin ik ook als freak behandeld werd of beter gezegd als iemand die een leuk kunstje kon wat ze zo vaak mogelijk wilde zien. Dat ik mij daardoor een freak ben gaan voelen vertelde ik aan niemand, zelfs niet aan jou.
Niet dat je het zou begrijpen. Wat weet jij nu, je bent maar een kat. En terwijl ik dit denk barst ik in snikken uit. Door mijn tranen heen zie ik je naar mij kijken. Je vriendje kijkt ook en ik zie de bezorgdheid in jullie ogen. Bijna gezamenlijk hoor ik jullie zeggen: "Gaat het eigenlijk wel?" Ik schud van "nee", het gaat absoluut niet. Ik voel mij eenzaam en jullie doen dingen die ik niet kan aanzien. Ik zeg alleen dat het niet gaan en gezamenlijk komen jullie naast mij zitten op de tafel. Zonder oog te hebben voor de spullen hierop ga je languit liggen en begint te spinnen. Je weet dat wanneer ik je aai ik rustig word. Ik aai je en je spint nog harder. "Gaat het weer?" vraag je. Ik veeg mijn tranen weg en knik. "Het gaat weer!" Ik zag maar niet dat het helemaal niet gaat, dat ik mij weer voel verdwijnen in het grijs. Dat het zwart verderop al op mij ligt te wachten en ik de hoofden al hoor mompelen. Je begrijpt het toch niet.
"Ga maar weer verder spelen" antwoord ik. Jullie verdwijnen weer naar de grond om de vogels vast te pinnen met jullie nagels. Ik loop naar de schuur om spijkers te halen. Misschien moet ik maar gewoon meedoen. Het zijn maar vogels en muizen. Al vind ik het nog steeds niet prettig hoe je omgaat met je vriendje. Je bent zo hard als glas, maar daar ben je kat voor. Mijn mooie zwarte kat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten