20 januari 2011

Wat is de zin

Eindelijk is de zin om iets te schrijven verdwenen, zelfs de zin om iets te doen is niet meer aanwezig. Het moment waarop ik gewacht heb is aangebroken, altijd komt dit moment. Vroeger of later, ik kan de klop erop gelijk zetten als het niet zo vreselijk onregelmatig zou gebeuren. Ik weet in ieder geval dat het ooit komt en nu is het zover. Het moment is gekomen, de eerste woorden zijn uitgesproken. De eerste zin is gezegd en kan niet meer teruggenomen worden. Zelfs niet als later blijkt dat het allemaal een vergissing was, eens gezegd blijft het moment aanwezig. Als een duistere compagnon die altijd zachtjes zijn hand op je schouder laat rusten. Je ziet hem niet, maar via de ogen in je achterhoofd weet je dat hij er is. Hij is de kriebel in je nekhaar, de stem die zachtjes tegen je fluistert als je in bed ligt.

Hij is degene die ik nooit wil horen of zien, maar uiteindelijk altijd langskomt. En altijd zegt hij hetzelfde, die nare woorden die ik al zo vaak heb moeten aanhoren. Ik wil het niet eens meer herhalen omdat ik gewoon weet dat hij gelijk heb. Hoe vaak ik mijzelf ook voor de gek wil houden, uiteindelijk heeft hij altijd gelijk. Hij komt altijd langs, zelfs als ik zijn stem maanden uit mijn geest heb weten te bannen komt hij binnen één zin weer terug. Hij nestelt zich in zijn zetel, legt zijn voeten op tafel en begint zijn nare monoloog van woorden af te steken. Eerst rustig, woordje voor woordje. Af en toe een steek onder water, maar langzamerhand steeds luider. Steeds duidelijker omdat de zin broertjes en zusjes begint te krijgen. Er komen meer zinnen bij, wensen worden uitgesproken. Verwachtingen worden gewekt en dat is allemaal voeding voor hem.

Hij leeft op deze zinnen, deze woorden, de gewekte verwachtingen. Dingen die gewoon altijd komen, vroeger of later. Ik kan er gewoon niet aan ontsnappen, behalve op de meest vervelende manier die er bestaat: leven met hem in mijn achterhoofd. Altijd zijn nare handen op mijn schouders. Altijd zijn stem in mijn oor, mij verlammend alsof ik een bang kind ben. Ik voel zijn aanwezigheid op mijn bank, zijn voeten liggen nog net niet op tafel. Maar nu de eerste zin is uitgesproken is hij weer binnengekomen, zijn hand kruipt al naar mijn schouder. Ik hoor hem lachen en "vriend" fluisteren. "Vriend, ik zei het toch.."

Ik luister nog niet, maar wil nu niets meer doen. Schrijven lukt mij niet meer, ik kan de zin niet opbrengen. Ik kan de zin nergens voor opbrengen. Wat is ook de zin, wat heeft het voor zin als hij weer teruggekomen is. Wat heeft het voor zin. Ik wil gewoon de zin terug. Waarom moest je die woorden ook uitspreken? Sommige dingen kan ik je niet uitleggen terwijl ik het je wel verteld heb. Wat is dan nog de zin? Is jouw zin dan de juiste? Of moet ik terug gaan naar zijn zin? Wat is nog de zin.. om te schrijven, te creëren, slapen en leven? Ik hoor zijn stem de woorden herhalen.

Geen opmerkingen: