13 mei 2015
Verhuist
Schaapswrak is verhuist naar www.godpipo.nl
17 april 2015
Drieëntwintig
Vandaag kreeg ik een mail met de woorden: "Ga de weg die je moet gaan." Mijn moeder stuurde die woorden. Mijn moeder heeft geheel gelijk, ik zal de weg gaan die ik moet gaan. Ik ga de weg van drieëntwintig bewandelen. Dat zal mijn lot zijn, dat zal mijn teken zijn. Deze stap draag ik op aan de drieëntwintig aan de Goden van de Drieëntwintig, twee in getal zullen ze zijn en de weg ligt open. Mijn weg is moeilijk, mijn weg is zwaar maar noodzakelijk. De drieëntwintig zal mij leiden naar waar ik moet gaan. De drieëntwintig zal mijn weg zijn.
Ik wil nog zoveel meer zeggen. Redenen, verklaringen, gedachten over de toekomst. Maar alles ligt nog open, alles ligt voor me uitgespreid als koopwaar op een kleed. Ik vouw het kleed dicht en pak de spullen erin. De weg ligt open, de weg ligt voor me. Ik moet hem gaan bewandelen. Op zoek naar de drieëntwintig hoef ik niet meer. De drieëntwintig heb ik al gevonden, de weg van de drieëntwintig heb ik gevonden. Drieëntwintig heeft mij gevonden, want drieëntwintig leeft. Leeft in mijn hoofd, in mijn hart en in mijn buik. Mijn lichaam is de drieëntwintig zoals ik de God van drieëntwintig ben. Ik wandel mijn eigen weg. Ik moet wel.
De drieëntwintig heeft mij gevonden zonder dat ik er naar zocht. Ik kwam gewoon op het pad zoals ik het pad al jaren volg zonder het te weten. Eindelijk kan ik het verlichte pad zien, eindelijk kan ik de drieëntwintig zien. Ik zie mijn teken, mijn missie, mijn toekomst. Eindelijk weet ik waar ik heen zal gaan en dat zal de weg van drieëntwintig zijn. Ik hoef niet meer te zoeken wat ik al gevonden heb en ik kan niet kwijt raken wat ik al in bezit heb. Ik zal de koopwaar elders uitstallen. Elders op de weg van drieëntwintig zal ik mijn tekens neerleggen. De Goden van drieëntwintig zullen mij leiden op mijn pad omdat ik mijzelf zal leiden op mijn pad. Ik zal wandelen tot ik mijn bestemming bereikt heb en mijn reis zal mijn bestemming zijn. Ik ben altijd daar waar ik moet wezen. Ik ben voor altijd drieëntwintig. Niet in leeftijd maar in getal. In teken, het is mijn teken. Ik ben drieëntwintig en drieëntwintig is mij.
Het pad ligt voor me. Vol goede moed ben ik erop gestapt. Af en toe angstig achterom kijkend naar wat ik zal achterlaten. Maar ik weet dat wat ik achterlaat ik ook zal meenemen. Ook dat zal op het pad van drieëntwintig liggen, altijd bij me. Op een andere manier zal ik het met me meedragen, maar het is ook een deel van mij geworden. Drieëntwintig delen zal ik achterlaten, maar meenemen bij mijn koopwaar. Ik zal het uitspreiden op de deken zodat iedereen het kan zien. Het leed dat ik berokkend heb zal een les zijn voor de drieëntwintig. Een les voor wie hem wil leren. Ik leg de les op de weg en leer eruit. Het is mijn les, mijn weg, mijn wijsheid. Het is mijn weg van drieëntwintig en ik ben de God ervan.
De toekomst is vol drieëntwintig.
Labels:
drieëntwintig,
Duisternis,
Godpipo,
het leven,
Pipoïsme
16 april 2015
Het podium
Met een klap gooide ik de deur open en stampte naar binnen. Mijn blik schoot snel van links naar rechts terwijl ik de ruimte voor me opnam in mijn doortocht. Mensen gezeten op stoelen keken over hun schouder terwijl ik voorbij liep, hun hoofden draaien als de kogels in een lager. Hier en daar zag ik een verschrikt gezicht maar vooral straalden ze ontzag uit. Ontzag voor iemand die voorbij liep? Mij werd niets verteld, mij werd niets gevraagd. Ik liep daar tussen de mensen door, gezeten op harde houten stoelen. Een pad snelde voor me uit om te eindigen bij een laag podium met een tafel erop.
Ik liep snel door naar de tafel, mijn blik gefixeerd op de rand ervan. Er lag een vrouw op, dat had ik vanuit de deuropening al gezien en eerlijk gezegd was zei de reden om de deur met een ruk open te trekken. Niet dat ze me bekend voor kwam, maar haar maagdelijke naaktheid maakte iets in mij los. Iets waar deze mensen waarschijnlijk voor gekomen waren om te zien. Misschien was dat het ontzag dat ik op hun gezichten kon lezen. Ik wist het niet. Ik balde mijn vuisten en liep door. Met een stijve trend kwam ik aan bij het podium, de vrouw op tafel keek me aan. Weer diezelfde blik van ontzag las ik in haar ogen en ik voelde de zaal de adem inhouden. Wat was dit voor een gedoe? Waarom was ik hier? Ik stapte het podium op. Een zucht van verlichting ging door de zaal.
Het podium was gestoffeerd in een prettig blauw laag-polig tapijt. Mooi afgewerkt aan de randen met metalen strips, helemaal zoals het hoort. Maar daar was ik daar niet voor. Ik moest hier zijn voor de tafel en nog belangrijker de vrouw op de tafel. Waarom was zij daar? Zij was geheel naakt, haar borsten als volmaakte honingmeloenen op haar lichaam gedrukt. Zachtjes zag ik ze heen en weer gaan door haar ademhaling. Lichtelijk versneld dacht ik. Haar schaamstreek was netjes verzorgd tot een mooi driehoekje op de venusheuvel. Ik liet mijn blik over haar lichaam dralen, alle details opnemend in mijn gedachten. Elk klein oneffenheid opslaat in mijn geheugen. Moedervlekken, littekens en ander bovenhuidse zaken. Alles nam ik rustig in mijn op tot ik een zacht gemompel achter me hoorde.
Ik draaide me om en nam de zaal op. Verwachtingsvolle gezichten keken me aan. Jong, oud, het was allemaal aanwezig. Ik vond dat ik eerst een woord tot ze moest richten tot ik deed waarvoor ik gekomen was. Nog steeds was het me geheel onduidelijk, maar de bult in mijn broek deed de gezichten voor me nog verwachtingsvoller kijken dus ik kon me een aardige voorstelling maken. Ik opende mijn mond en begon te praten. Ik vertelde ze van de landgenoten, de mensen die huis en haard verraden om meer soep en boter te kunnen eten. Ik vertelde ze van de landgenoten, de mensen die hun kinderen martelen omdat ze te zwak zijn om toe te geven dat ze zelf nog kinderen zijn. Ik vertelde ze van de zwam die ik in mijn ooghoek liet groeien. De zwam die de medische wereld probeerde te ontkennen, maar waarvan ik wist dat hij bestond omdat ik dagelijks tegen hem praatte. Ik vertelde hem van de opgediende soep met boter die ik verkregen had toen ik mijn buren aangaf voor hamsteren. Ik vertelde hem van de schouderklop die ik ontving toen ik dat deed en hoe goed het voelde om zo te mogen handelen. Ik vertelde hen van landgenoten die mij niets zeggen omdat ik mijn zwam heb die mij alle blikken op de wereld opnam. Ik vertelde hen dat en nog veel meer. Nog veel meer, gedurende twee uur sprak ik van vele zaken en de zaal luisterde ademloos op een enkel "amen" na. Ik eindigde in een tirade over het huurgenootschap waarin verzeild was geraakt en de inferioriteit van vrouwen ten opzichte van elkaar. Ik werd onthaald met een luidkeels gejuich en een staande ovatie. Het was tijd om te doen waarvoor ik was gekomen.
Voor een zaal van tweehonderd mensen begon ik me uit te kleden. De naakte vrouw nam haar afwachtende houding weer aan terwijl ik mijn kleren netjes op een stapeltje naast de tafel deponeerde. Mijn lid liet ik fier opgeheven naar de lucht wijzen terwijl ik de korte tocht naar de aangewezen plaats ondernam. Plots zag ik je zitten, weggedoken links in een hoek. Je weigerde me aan te kijken, maar ik wist dat je voor mij gekomen was. Waarom zou je daar anders zitten. Met je houding beschuldigde je me van zaken die ik nog niet ondernomen had. Jaloezie, vreemdgaan, moord, alcoholisme en andere zonden van de mensheid las ik uit je houding. Ik riep je, maar je reageerde niet. Iemand naast je sprak je zachtjes aan en je schudde nee. Ineengedoken bleef je daar zitten terwijl ik naakt op het podium stond met mijn lid omhoog gericht naar de lampen boven ons. Wat deed je met me vroeg ik me af. Waarom was ik gekomen? Waarom was jij gekomen. Het moment ging verloren en ik deed waarvoor ik gekomen was. Maar ik deed het niet van harte, jouw blik maakte het schuldgevoel dat ik moest voelen alleen maar groter.
Alles was anders vanaf dat moment.
Labels:
figuranten,
Godpipo,
het leven,
Pipoïsme,
Podium
15 april 2015
Alleen, die stilte
Alleen, die stilte
Niemand om je heen, niemand om je aan te raken.
Alleen in de kamer, samen
met niemand (die er is).
Zelfs de stemmen verstommen
in die stilte.
In je hoofd verstommen ze.
De olifant in de kamer
is een krokodil geworden. Schubbig, oeroud en toch gloednieuw
Zijn tanden blikkeren
in het koude licht, hard als staal
en toch zacht. Zacht genoeg
om je te bijten. Te raken.
is een krokodil geworden. Schubbig, oeroud en toch gloednieuw
Zijn tanden blikkeren
in het koude licht, hard als staal
en toch zacht. Zacht genoeg
om je te bijten. Te raken.
Alleen, die stilte laat hem spreken
Alleen, die stilte.
Alleen, die stilte.
Luister je,
naar die stilte. Ze zegt:
Niemand wil naar je kijken, met je praten
Alleen, die stilte..
krokodillen-stilte spreekt voor je, met je
Vragen, waarmee je bij niemand terecht kan.
naar die stilte. Ze zegt:
Niemand wil naar je kijken, met je praten
Alleen, die stilte..
krokodillen-stilte spreekt voor je, met je
Vragen, waarmee je bij niemand terecht kan.
De stemmen verstommen.
Hun stemmen verstommen, niemand spreekt
Niemand luistert.
Tanden blikkeren, bijten, verscheuren
je levend.
Hun stemmen verstommen, niemand spreekt
Niemand luistert.
Tanden blikkeren, bijten, verscheuren
je levend.
Je luistert niet!
Alleen, die stilte
luisterde..
Ontwaken
Nog voor ik wakker word heeft hij al woorden in mijn hoofd geplaatst. Hij fluistert nachtenlang als ik slaap, zelfs met één oog open. Zodra ik lig kruipt hij dichterbij. Zijn schubbige lichaam beweegt in stilte, zijn ogen net boven het wateroppervlakte in mijn slaapkamer. Tussen de tanden in zijn lange bek vormt hij de woorden die hij mij influistert.
Woorden over de dood, verminking, schubben en water. Vissen zijn nooit ver uit zijn gedachten, omdat hij deze altijd wil eten. Hij vertelt erover en hoe hij ze met touwen en tanden vangt. Ik luister niet naar hem en toch weet ik precies wat hij zegt. Het tijdstip waarop hij praat is allesbepalend. Vlak voor het ontwaken zit mijn hoofd vol met hem, met zijn woorden en de gedachtes die hij mij inprent. Ik wil het niet horen, zoals ik hem ook nooit kan zien.
Geluidloos zwemt hij rond, altijd onder water, altijd op de bodem. Zijn staart, langer dan mijn armen en zijn eigen lichaam, beweegt hem voort op de stroom. Ik loop ongemerkt over hem heen en denk aan alles wat hij mij verteld heeft. Zijn ingeprente gedachten verschijnen als beelden voor mijn ogen, als ik ze sluit. De verminkingen, het bloed, de dood in zijn ogen, alles speelt zich af als een film (die ik voor het eerst zie)
Omdat ik weet dat hij er altijd is, zelfs al kan ik hem niet zien, vraag ik hem "waarom" en vlak voordat ik wakker word geeft hij mij een antwoord. Hij zegt dat hij door zijn vraatzucht niet anders kan. In zijn afgeplatte hoofd is geen ruimte voor de vrolijke dingen in de wereld, in zijn hoofd zijn bloemen niet de kleurenpracht die mensen erin zien. In zijn hoofd is alles wat leeft allang gestorven en niets meer dan het toekomstige voedsel voor zijn maag. Hij wil ook van niets anders weten, het is zijn wereld en dat hoor ik te weten.
Ik luister niet naar hem, als hij dat vertelt. Ik wil niet weten dat de dood mij dichterbij staat, dan het leven. Ik wil niet weten dat ik nooit zal genieten van de kleurenpracht van bloemen en nooit verder zal komen dan de oppervlakkige gevoelens die ik heb. Laat mij liever denken dat ik wel kan aanvoelen wat leven is, wat er diep van binnen (in de onuitgesproken duisternis) leeft in andere mensen. Laat mij dromen en proeven van het leven, maar de krokodil is onwrikbaar. Ik moet het doen met wat hij mij influistert. Dat is mijn waarheid, dat is mijn houvast.
Ik zie hem niet, maar ik weet dat hij er is. Hij wacht geduldig tot ik weer ga slapen, tot ik weer wegzink in de duisternis waarin ik altijd leef. Hij wacht tot ik weer ontvankelijk ben voor zijn woorden en pas dan vertelt hij mij hoe het leven echt is. En ik kan niets anders dan hopen dat hij sterft, maar ik weet dat zonder hem er helemaal geen leven is. Ik ben als de dood, ik ben altijd tastende in de duisternis (op zoek naar jou en mijn gevoelens, gedachten en het leven)
14 april 2015
Krokodil
En ik keek naar het dagelijkse komen
en gaan van de vissen.
Toen ik mij realiseerde dat een krokodil
een machtig dier moet zijn.
Elke keer als hij een oprisping had,
voelde ik zijn maagzuur branden in mijn keel.
31 maart 2015
Vergeten worden
In een boek las ik dat er in een mensenleven slechts vijfhonderd mensen zijn die een rol in dat leven zijn. Vijfhonderd mensen die je overal, waar je ook maar gaat, tegenkomt en tegen het lijf blijft lopen. Alle andere mensen, die miljoenen die ook op deze aarde wonen, zijn slechts de figuranten in het toneelstuk dat 'je leven' genoemd wordt. Dat is ook de reden dat ontzettend veel mensen (misschien wel iedereen) dat de wereld een kleine plaats is. Je komt tenslotte altijd dezelfde bekende gezichten tegen. Altijd zie je die vijfhonderd mensen die een rol spelen in jouw toneelstuk en andersom ben jij weer onderdeel van hun vijfhonderd mensen. Je zal nooit iemand anders tegenkomen, dan die vijfhonderd mensen. Het is een wetmatigheid van het universum, die nooit wetenschappelijk onderbouwd is maar veelvuldig beschreven.
Met de komst van het internet is de wereld nog kleiner geworden. De vijfhonderd mensen die in jouw leven een rol spelen zijn nog dichterbij gekomen. Ze zijn niet alleen meer de gezichten die je overal tegenkomt, maar inmiddels ook onderdeel geworden van de woorden die je steeds op het internet leest. Dat mensen denken dat ze door de sociale media en de duizenden 'vrienden' die ze aan hun profielen toevoegen met veel meer mensen, dan de bekende vijfhonderd, contact hebben. Ze realiseren zich niet dat ze keer op keer in hetzelfde kringetje ronddraaien, met dezelfde mensen praten en op vakantie naar een ver, warm oord weer tegen dezelfde gezichten aanlopen. De illusie dat de figuranten een rol zijn gaan spelen is groter geworden, dan ooit tevoren. We voelen ons door het internet en vooral de sociale media meer gezien dan ooit. We zijn onze eigen pop- of filmidolen geworden, maar vergeten dat die mensen ook slechts figuranten in ons eigen leven zijn. We zijn net zo min zichtbaar voor hen, als wij dat voor de figuranten in ons eigen leven zijn.
Maar wat als je leven, je toneelstuk, zo klein is dat er geen vijfhonderd mensen in passen? Dat het bijna volledig uit figuranten bestaat en dat die figuranten allemaal gezichten hebben die op elkaar lijken, maar steeds verdwijnen omdat jij dat ook steeds doet? Als je geen talent hebt raak je vergeten. Dan is er niemand meer die naar je omkijkt, wordt je een figurant in het leven van iedereen om je heen. Dat soort mensen sterven alleen in een woning en blijven daar jarenlang liggen. Hun crematie is een eenzame aangelegenheid, alleen de omhoog-kringelende rook herinnert nog aan hun bestaan. Verder niets. Zelfs de ambtenaar van de gemeente waar ze gestorven zijn weet niet bij wie hij aanwezig is en dagen later zelfs de naam weer vergeten. Het toneelstuk van mensen die niets meer dan figurant zijn is eenzaam, maar gelukkig vergeten mensen dat snel. Niemand weet hoe een figurant eruitziet, ze zijn ook niet belangrijk. Ze laten geen indruk bij je achter, net zo min als een schaduw blijft bestaan als de zon niet meer schijnt.
Niet dat een figurant met een talent een blijvende indruk achterlaat in het leven van de mensen om hem of haar heen. Ook deze figuranten worden vergeten, sterven alleen en laten een lijk achter dat in alle rust bovengronds kan ontbinden. Het enige wat ze beter doen dan de talentloze figuranten is een nalatenschap achterlaten. Iets wat iemand kan vinden, waardoor ze weer terug kunnen komen in de herinnering van mensen. Als iemand die een talent had, iemand die iets kon, maar meer ook niet. Je blijft een onbekend gezicht in de mist van gezichten. Niets meer dan een vergeelde foto tussen de honderden foto's van de vijfhonderd mensen die een rol spelen in het toneelstuk, dat het leven van iemand is.
Eigenlijk is het ergste als je vergeten wordt, terwijl je nog in leven bent. Dat je wel een talent hebt en geroemd wordt om dat talent, maar omdat je slechts een figurant in het leven bent weer vergeten bent voordat je er erg in hebt. Een talent is namelijk alleen mooi om te hebben, als je mensen hebt die er zijn om het met je te delen. Die je talent delen met anderen en het verspreiden over meer dan de vijfhonderd mensen die een rol in je leven spelen. Zonder dat is het talent van een figurant niets meer, dan een manier om jezelf bezig te houden om de momenten dat er niemand in de buurt is om iets mee te delen. Het talent is dan slechts een activiteit, zinloos voor dat moment en alleen met een grote hoeveelheid geluk iets waarmee je ooit herinnert zal worden. En dan nog niet eens bij heel veel mensen, maar slechts bij een kleine, selecte groep mensen. In veel gevallen zelfs dezelfde groep mensen die je op sommige dagen roemen om je talent, maar vergeten zodra je verdwenen bent in de mist van gezichten en andere figuranten.
Je vraagt het je af of het wel zin heeft om als figurant van het leven je talent te etaleren. Om ermee te koop te lopen en te denken dat je geen figurant bent, dat je in ieder geval vijfhonderd mensen in je leven hebt waarvoor je een rol speelt. Al weet je heus wel wanneer je geen mensen om je heen hebt. Dat wordt je snel duidelijk. Als je op straat loopt en je ziet alleen onbekende gezichten, mensen die je nog nooit eerder gezien hebt, weet je dat je de vijfhonderd kwijt bent. Misschien heb je er nog honderd, of zelfs nog minder, maar je bent voor het merendeel van de mensen slechts iemand die ze één keer zien. Eén keer voelen langslopen en daarna weer vergeten, omdat sneeuw ook smelt als de warmte terugkeert. Je talent zien ze ook niet als je over straat loopt, dat ligt verborgen in je eigen woning, in je hoofd of de plaatsen waar je het achterliet. In het ergste geval zal het gewoon weggegooid worden als je er niet meer bent, omdat je namelijk maar een figurant was en zij laten nooit iets belangrijks achter. Is je talent dan niet verspild, als je toch vergeten wordt?
Met de komst van het internet is de wereld nog kleiner geworden. De vijfhonderd mensen die in jouw leven een rol spelen zijn nog dichterbij gekomen. Ze zijn niet alleen meer de gezichten die je overal tegenkomt, maar inmiddels ook onderdeel geworden van de woorden die je steeds op het internet leest. Dat mensen denken dat ze door de sociale media en de duizenden 'vrienden' die ze aan hun profielen toevoegen met veel meer mensen, dan de bekende vijfhonderd, contact hebben. Ze realiseren zich niet dat ze keer op keer in hetzelfde kringetje ronddraaien, met dezelfde mensen praten en op vakantie naar een ver, warm oord weer tegen dezelfde gezichten aanlopen. De illusie dat de figuranten een rol zijn gaan spelen is groter geworden, dan ooit tevoren. We voelen ons door het internet en vooral de sociale media meer gezien dan ooit. We zijn onze eigen pop- of filmidolen geworden, maar vergeten dat die mensen ook slechts figuranten in ons eigen leven zijn. We zijn net zo min zichtbaar voor hen, als wij dat voor de figuranten in ons eigen leven zijn.
Maar wat als je leven, je toneelstuk, zo klein is dat er geen vijfhonderd mensen in passen? Dat het bijna volledig uit figuranten bestaat en dat die figuranten allemaal gezichten hebben die op elkaar lijken, maar steeds verdwijnen omdat jij dat ook steeds doet? Als je geen talent hebt raak je vergeten. Dan is er niemand meer die naar je omkijkt, wordt je een figurant in het leven van iedereen om je heen. Dat soort mensen sterven alleen in een woning en blijven daar jarenlang liggen. Hun crematie is een eenzame aangelegenheid, alleen de omhoog-kringelende rook herinnert nog aan hun bestaan. Verder niets. Zelfs de ambtenaar van de gemeente waar ze gestorven zijn weet niet bij wie hij aanwezig is en dagen later zelfs de naam weer vergeten. Het toneelstuk van mensen die niets meer dan figurant zijn is eenzaam, maar gelukkig vergeten mensen dat snel. Niemand weet hoe een figurant eruitziet, ze zijn ook niet belangrijk. Ze laten geen indruk bij je achter, net zo min als een schaduw blijft bestaan als de zon niet meer schijnt.
Niet dat een figurant met een talent een blijvende indruk achterlaat in het leven van de mensen om hem of haar heen. Ook deze figuranten worden vergeten, sterven alleen en laten een lijk achter dat in alle rust bovengronds kan ontbinden. Het enige wat ze beter doen dan de talentloze figuranten is een nalatenschap achterlaten. Iets wat iemand kan vinden, waardoor ze weer terug kunnen komen in de herinnering van mensen. Als iemand die een talent had, iemand die iets kon, maar meer ook niet. Je blijft een onbekend gezicht in de mist van gezichten. Niets meer dan een vergeelde foto tussen de honderden foto's van de vijfhonderd mensen die een rol spelen in het toneelstuk, dat het leven van iemand is.
Eigenlijk is het ergste als je vergeten wordt, terwijl je nog in leven bent. Dat je wel een talent hebt en geroemd wordt om dat talent, maar omdat je slechts een figurant in het leven bent weer vergeten bent voordat je er erg in hebt. Een talent is namelijk alleen mooi om te hebben, als je mensen hebt die er zijn om het met je te delen. Die je talent delen met anderen en het verspreiden over meer dan de vijfhonderd mensen die een rol in je leven spelen. Zonder dat is het talent van een figurant niets meer, dan een manier om jezelf bezig te houden om de momenten dat er niemand in de buurt is om iets mee te delen. Het talent is dan slechts een activiteit, zinloos voor dat moment en alleen met een grote hoeveelheid geluk iets waarmee je ooit herinnert zal worden. En dan nog niet eens bij heel veel mensen, maar slechts bij een kleine, selecte groep mensen. In veel gevallen zelfs dezelfde groep mensen die je op sommige dagen roemen om je talent, maar vergeten zodra je verdwenen bent in de mist van gezichten en andere figuranten.
Je vraagt het je af of het wel zin heeft om als figurant van het leven je talent te etaleren. Om ermee te koop te lopen en te denken dat je geen figurant bent, dat je in ieder geval vijfhonderd mensen in je leven hebt waarvoor je een rol speelt. Al weet je heus wel wanneer je geen mensen om je heen hebt. Dat wordt je snel duidelijk. Als je op straat loopt en je ziet alleen onbekende gezichten, mensen die je nog nooit eerder gezien hebt, weet je dat je de vijfhonderd kwijt bent. Misschien heb je er nog honderd, of zelfs nog minder, maar je bent voor het merendeel van de mensen slechts iemand die ze één keer zien. Eén keer voelen langslopen en daarna weer vergeten, omdat sneeuw ook smelt als de warmte terugkeert. Je talent zien ze ook niet als je over straat loopt, dat ligt verborgen in je eigen woning, in je hoofd of de plaatsen waar je het achterliet. In het ergste geval zal het gewoon weggegooid worden als je er niet meer bent, omdat je namelijk maar een figurant was en zij laten nooit iets belangrijks achter. Is je talent dan niet verspild, als je toch vergeten wordt?
Labels:
Duisternis,
figuranten,
het leven,
Maatschappij
6 maart 2015
Het basisinkomen
En toch zijn er genoeg bezwaren te vinden waarom het onvoorwaardelijk basisinkomen er nooit zal komen. Ik heb het dan niet over de praktische bezwaren die de tegenstanders van het basisinkomen altijd opwerpen, zoals de angst dat mensen helemaal niet meer gaan werken als ze genoeg geld krijgen om van te leven. Het merendeel van de mensen kan namelijk helemaal niet stilzitten. Ze vinden het juist prettig om nuttig bezig te zijn, hun leven invulling te geven door dingen te doen. Mensen zullen altijd blijven werken, alleen zal het werk gaan veranderen. Er zullen andere werkzaamheden gedaan worden, mensen zullen alleen stoppen met werkzaamheden die zij helemaal niet leuk vinden. Of zelf maar nuttig zijn. Ook het bezwaar dat de economie een basisinkomen niet kan betalen kan, mijns inziens, naar het rijk der fabelen verwezen worden. Er is namelijk genoeg geld om iedereen van een zeer riant salaris te voorzien, dat het geld volledig oneerlijk over de wereld verdeeld is zal ook geen eye-opener zijn. Nu pleit ik ook niet om geld af te pakken van de superrijken of wat dan ook, laat ze die zooi lekker houden als ze het zo graag willen hebben.
Feit is wel dat het belastingstelsel zal moeten veranderen, eerlijker worden. Belastingontduiking via een belastingparadijs (als Nederland is), zoals de superrijken nu tot mogelijkheid hebben zal volledig moeten verdwijnen. Iedereen zal zijn belasting moeten betalen naar ratio en inkomen, alleen dan is het mogelijk om een systeem als het onvoorwaardelijk basisinkomen serieus uit te proberen.
Maar laat dat nu net het eerste heikele punt zijn waar de maatschappij over struikelt als we het basisinkomen willen invoeren. De superrijken willen helemaal geen belasting betalen. Ze parkeren niet voor niets al hun inkomsten in landen waar ze geen belasting hoeven te betalen over hun winsten, inkomsten en het geld dat ze bij elkaar geharkt hebben. Het enige wat ze willen is nog rijker worden over de ruggen van iedereen die minderbedeeld is en niet de mogelijkheid heeft om dezelfde trucs uit te halen om nog rijker te worden. Ze steken ook heel veel geld in politieke lobby's om te zorgen dat degene die democratisch gekozen worden door het volk geen plannen ontwikkelen om hun belastingparadijzen op te heffen. Of zelfs maar te stoppen met het rondpompen van geld om zodoende nog meer geld te kunnen opstrijken. De superrijken maken juist handig gebruik van het democratische stelsel waarin wij leven door de bestuurders als marionetten te laten doen wat zij willen dat ze doen.
Dat de superrijken ook alle multinationals, bedrijven als Coca-Cola, McDonalds, Unilever, Shell en noem maar op, in handen hebben schiet ook niet echt op voor het invoeren van het basisinkomen. Je kan namelijk op je vingers natellen dat de eerste bedrijven die over de kop gaan door de invoering van het basisinkomen de multinationals zijn. Waarom zou je werken voor een gigantisch groot bedrijf, waar je voor een schijntje stomvervelend werk moet doen en ook nog een hoge werkdruk hebt, als je lekker thuis je eigen plan kan trekken? Bij de invoering van een basisinkomen zal het merendeel van de mensen die in deze fabrieken werkt ontslag nemen en gaan doen wat ze zelf willen gaan doen. Productie zal veel kleinschaliger gaan plaatsvinden, veel lokaler worden ingericht en mensen zullen zich ook meer gaan specialiseren op wat ze echt leuk vinden, minder op wat ze opgedragen wordt om te doen. En dat vinden de superrijken met hun multinationals helemaal niet zo leuk. Sterker nog, dat vinden ze totaal niet grappig. Als niemand meer voor ze wil werken en zorgen dat hun producten geproduceerd worden, kunnen ze ook geen winst maken en dat geld naar belastingparadijzen sluizen om nog rijker te worden. Ook hier zal er veel geld in de lobby om het basisinkomen in de kiem te smoren gestoken worden. Hun winst is alles en de macht die ze daarmee behalen willen ze tenslotte graag behouden.
Dan de regeringen zelf. Er is niets gevaarlijker dan een bevolking die doet wat ze zelf willen. Mensen die genoeg geld hebben om hun eigen leven in te delen zijn niet vatbaar voor de regelmakers. Dat soort mensen trekt zich minder aan van de regels die van hoger hand opgelegd worden en zal daarmee een potentieel gevaar kunnen opleveren voor de mensen die (democratisch gekozen) de macht hebben. Geen idee of dit echt zo is, maar het is wel de manier waarop regeringen en vooral de mensen die achter de regeringen staan denken. Het ordehandhavingsapparaat wil geen bevolking hebben die voor zichzelf denkt, omdat mensen die nadenken niet luisteren naar de voorgeschreven regels. Toch zal dit niet een argument zijn dat welke regering dan ook gebruikt om tegen het basisinkomen te stemmen, maar ergens diep in het achterhoofd zal het wel meespelen.
Aan de andere kant willen mensen ook helemaal niet zelf nadenken en vinden ze het juist wel prettig als iemand ze de regels voorschrijft, regels waar ze zich aan kunnen en moeten houden, dus dat de bevolking opeens voor zichzelf gaat denken zal ook niet zo'n vaart lopen. Alleen zal er een dusdanig anders voorgegeven maatschappij gaan ontstaan als er een onvoorwaardelijk basisinkomen ingevoerd gaat worden, dat er wel meer mensen zelf gaan nadenken over wat ze eigen willen en wie ze de wet mag voorschrijven. Misschien zal er meer individualisme ontstaan en misschien zullen mensen veel meer samen gaan werken om iets te bereiken, maar dat ze daarmee geen van hogerhand opgelegde regels nodig hebben is wel duidelijk. En ergens maakt dat regeringen en politiek an sich, in de huidige vorm ook onnodig, wat in de ogen van de machthebbers een onwenselijke ontwikkeling is.
Met een onvoorwaardelijk basisinkomen zal de maatschappij dusdanig veranderen dat de maatschappij gerust enkele jaren volledig tot stilstand komt, misschien zelf volledig ontwricht raakt. Het is nogal een verandering, van een maatschappij waarbij de focus ligt op arbeid, productie en zoveel mogelijk geld verdienen, naar eentje waarbij je kan doen wat je wilt en er geld genoeg is om van te leven. Die verandering is iets wat ook een struikelblok vormt tegen het basisinkomen. Het verleden heeft al geleerd dat een maatschappij heel slecht tegen veranderingen kan, dat mensen liever bij het oude blijven, hoe slecht het eigenlijk ook voor ze is. Ze blijven liever hangen in het bekende, het vertrouwde dan werken aan een maatschappij waarbij iedereen gelukkig kan worden en eindelijk de dromen kan waarmaken ze ze altijd hebben. Mensen blijven liever dromen van hoe het zou kunnen zijn, dan daadwerkelijk zorgen dat die dromen werkelijkheid worden. En daarmee is het onvoorwaardelijk basisinkomen een hele mooie droom, iets wat we graag willen nastreven, maar altijd een utopie zal blijven die nooit gaat plaatsvinden. Ik blijf anderzijds wel hopen dat het ooit gebeurt, maar verwacht dat we steeds verder zullen afglijden naar een ondemocratische maatschappij waarbij het geld de macht heeft en arbeid wordt afgedwongen door de mensen die het geld in handen hebben. Tenslotte is slavernij ook nooit echt afgeschaft en is het zelfs nog springlevend.
Disclaimer: Ik ben geen econoom, noch geschoold in politieke zaken. Dit stuk is tot stand gekomen op basis van mijn eigen ideeën over de maatschappij en hoe deze vormgegeven wordt door de visie op arbeid, geld en verdeling van macht. Ideeën die ik gevormd heb door het lezen van boeken, volgen van studies en werkzaam geweest te zijn in de verzekeringswereld. Ik pretendeer dus ook niet de wijsheid in pacht te hebben.
27 februari 2015
Ongekende bekentenis
Misschien is het beter als ik dit helemaal niet vertel, zoals ik überhaupt nooit aan het beschrijven van de krankzinnige acties van de buurvrouw in het hoge Noorden had moeten beginnen. Jammer genoeg heb ik het toch gedaan en blijft deze gebeurtenis maar door mijn hoofd spoken. Letterlijk blijft het door mijn hoofd spoken en de enige oplossing die ik ervoor kan vinden is erover schrijven. Ik hoop dat het dwalen, spoken en piekeren dan uit mijn hoofd verdwijnt, zoals willekeurige gedachten ook doen wanneer ik ze ergens opschrijf en deel met de mensen. Ik zou ook de officiële instanties kunnen inschakelen, maar ik ben bang voor de gevoelen. Zoals ik eigenlijk ook bang ben voor de gevolgen voor wat ik hier ga bekennen, al ga ik er ook vanuit dat niemand er verder iets mee zal doen. Laat staan dat veel mensen dit relaas zullen lezen. Ik neem de gok gewoon en kijk wat er zal gebeuren.
Dat de gekke buurvrouw mij stalkte had ik al in weinig verhullende woorden uit de doeken gedaan. Ik weet tot op heden nog steeds niet waarom ze het deed en hoe ze de dingen van mij wist die slechts een paar mensen weten. Op dit moment doet het er ook niet meer toe. Ik kan het haar niet meer vragen en ik acht de kans ook groot dat ze het mij nooit verteld zou hebben ook. Maar voordat ik op de situatie vooruit loop is het beter als ik weer terugga naar het begin. Het begin waarmee het piekeren en spoken begonnen is.
Zondag was ik weer alleen in de woning die ik sinds jaar en dag huur. Ik had in overweging genomen om die avond terug te gaan naar het hoge Noorden, maar omdat ik met het openbaar vervoer reis en dit in de avonduren een extreme exercitie is bleef ik bij mijzelf slapen. De avond verliep rustig en gevuld met zinloze televisieprogramma's. Zoals gewoonlijk ging ik veel te laat slapen, maar ik was in de veronderstelling dat ik kon uitslapen dus kon het mij ook niet veel schelen.
Alles leek voorspoedig te gaan. Ik had mijn hoofd nog niet op mijn kussen gelegd of ik sliep al. Het werd een droomloze slaap tot ik wakker werd van een gerucht in mijn huis. Iemand liep de trap op! Ik hoorde duidelijk de trap kraken, tree voor tree kwam er iemand omhoog. Wie? Niemand had de sleutel van mijn huis. Alleen mijn kinderen dan en zij waren thuis bij hun moeder. Als een van hen hierheen was gekomen had ik dat allang geweten, dat wist ik zeker.
Met de vraag in mijn hoofd wie er in godennaam in mijn huis was lag ik te luisteren naar degene die de trap opliep. Het was duidelijk dat de persoon voorzichtig, stilletjes omhoog probeerde te lopen, maar omdat mijn trap nogal kraakt hierin faalde. Mijn hart bonsde in mijn keel. Wie was dit? Waarom was er iemand in mijn huis? Zou het Elisabeth zijn? Nee, dat kon ook niet. Zij heeft geen sleutel van mijn huis, daar is nooit een reden voor geweest. Mijn ex-vriendin? Zou zij de sleutel gekopieerd hebben toen we uit elkaar gingen? Ik kon het mij niet voorstellen. Dat is niets voor haar. Maar wie was het dan wel?
Ik voelde de duisternis in mijn slaapkamer zich verdichten. Het werd donkerder dan het al was. Ik weet dat dit slechts een illusie was, opgekomen doordat ik wakker geschrokken was en even niet meer wist wat ik moest doen. Ik lag daar in het donker, te wachten tot de persoon op de trap boven kwam. Wat moest ik anders doen? Zou er vaker iemand in mijn huis zijn als ik er niet was? Zouden ze mijn huis gebruiken, omdat ik bijna nooit meer hier aanwezig was? Ik was normaal gesproken op zondagavond ook hier niet, maar misschien iemand anders dus wel.
Hoe laat was het? Ik keek op de wekkerradio naast mij. 03.23 gaf deze ik zachtgroene oplichtende letters aan. Wie komt er nu om drie uur in de nacht bij een vreemd huis binnen? Wie?
Mijn slaapkamerdeur werd zachtjes opengeduwd. "Arjan... ben je wakker?" hoorde ik iemand fluisteren. Een vrouw! Er stond een vrouw in mijn slaapkamer. Ik kon de stem in eerste instantie niet thuisbrengen. Vooral omdat ze fluisterde. En opeens drong het besef als een kanonskogel tot mij door, het was de gekke buurvrouw uit het hoge Noorden die hier in mijn slaapkamer stond. Wat moest dat wijf hier?
Ik greep naar het licht en knipte het aan. De lamp sprong met een niets ontziend schijnsel aan. De buurvrouw knipperde met haar ogen, het licht verraste haar. Ze glimlachte naar mij. "Hoi, Arjan" zei ze. Ik zei niets, keek alleen en voelde woede in mij opwellen. Een ongelofelijke woede kwam in mij omhoog. Het was sterker dan ik. Ik gooide het dekbed van mij af, sprong uit bed en een rode waas verscheen voor mijn ogen. Wat er precies gebeurde weet ik niet meer. Ik weet dat ik geschreeuwd heb en haar een klap in het gezicht gegeven heb, maar daarna... Mijn herinneringen zijn een zwart vlak. Het enige wat ik weet is dat de buurvrouw onderaan de trap lag, bloedend uit haar hoofd en met een gebroken nek. Ik had haar vermoord. Per ongeluk? Van de trap afgeduwd of was ze alleen gevallen door de felheid waarmee ik haar aan had gevallen? Ik wist het niet. Ik wist niets meer. Het enige wat ik wel wist is dat ik met een dode vrouw in mijn huis was en ik iets moest doen, maar wat..? Het beste zou zijn om de politie te bellen en het hele verhaal op te biechten. Alleen wist ik 100% zeker dat ze mij niet zouden geloven. Ik zou gewoon opdraaien voor het doodmaken van deze vrouw. Er waren geen sporen van inbraak te vinden. Hoe ze wel binnengekomen was wist ik niet, maar de deur was gewoon intact. Geen braaksporen en er was ook geen ruit ingeslagen. Ze zouden gewoon zeggen dat ik haar binnengelaten had en uiteindelijk van de trap geduwd. Het was duidelijk te zien dat ik haar geslagen had. Meerdere keren zelfs. De wonden op haar gezicht spraken boekdelen. Zelf had ik niets. Geen schrammetje. Ze zouden er gewoon vanuit gaan dat ik deze vrouw om het leven gebracht had en mij in het gevang stoppen. In het ergste geval zou ik voor moord veroordeeld worden, in het minst erge geval alleen langdurig in voorarrest zitten. In beide gevallen zou ik mijn kinderen weken niet zien en gezien de relatie die ik met hun moeder heb ze zelfs nooit meer. Ze zou nooit accepteren dat ik nog met hen in één ruimte zou zijn als ze wist dat ik iemand om het leven gebracht had. Of het nu per ongeluk was of niet, ze zou het nooit toestaan.
En dat gaf de doorslag. Ik wist wat ik moest doen. Er zat ook nog maar één ding op. Ze moest verdwijnen. Helemaal verdwijnen en ik had het voordeel dat niemand wist dat ze hier was. Daar ga ik tenminste wel vanuit, dat niemand weet dat ze naar mijn huis gekomen was. Als ze zou verdwijnen zou ze niets meer zijn dan een statistiek in de cijfers van het CBR, politie of weet ik veel wie die onzin bijhoudt. Ik zou in ieder geval vrijgepleit worden van alles. Dan kon ik zeggen dat ik haar nooit gezien had, dat de laatste keer dat ik haar zag in het hoge Noorden was, waar ze vanachter haar keukenraam naar mij zwaaide toen ik voorbij liep. Haar laten verdwijnen was het beste wat ik kon doen.
Hoe was geen raketwetenschap. Ik had een kleed in huis liggen en aangezien ik toch ga verhuizen naar het hoge Noorden heb ik deze niet meer nodig. Meer dan het kleed onder mijn salontafel vandaan bevrijden was het niet en voor ik er erg in had was ik bezig het lichaam van de buurvrouw in het kleed te rollen. Ze paste er precies in, ironisch genoeg. Haar haar stak er een beetje uit aan de bovenkant, maar dat propte ik er gewoon weer in. Vreemd genoeg was ik uitermate kalm bij het uitvoeren van deze taken. Ik had verwacht dat ik wel paniek zou voelen, angst misschien, maar ik voelde niet. Het was net alsof ik kots aan het opruimen was, daar heb ik ook totaal geen gevoelens bij. Met duct-tape bond ik het kleed vast om het lichaam. Ik wist ook al waar ik haar zou heenbrengen, naar mijn schuur. Onder de tegels onder de schuur lag heel veel los zand en ik wist dat dit de perfecte plaats is om een lichaam te laten verdwijnen. Niemand zal ooit onder die tegels gaan zoeken. Waarom zouden ze ook? Het is een schuur en die hoort bij het huis. Alleen als ze de schuur zouden weghalen zouden ze iets vinden, maar er was totaal geen reden om die schuur weg te halen. Daarbij heb ik geen auto, dus haar lichaam dumpen in een bos ver hier vandaag ging niet lukken. En ik wilde ook niet dat iemand mij zou zien slepen met een gigantische rol met een onmiskenbare vorm erin. De schuur was de beste plek.
Daar ligt ze nu ook begraven. In een gat van een meter of anderhalf diep met de tegels weer netjes erbovenop gelegd. Niemand zou zeggen dat daar een lichaam begraven ligt. Ik vind dat ik het vrij netjes gedaan heb, zeker voor iemand die nog nooit een straatje betegeld heb. Het ziet eruit alsof het er al jaren ligt, precies zoals de bedoeling is. Ik hoef verder toch niets in die schuur te doen, dus ligt ze daar goed. En de nieuwe bewoners, die naar mij het huis zullen huren zullen geen reden hebben om de tegels uit de schuur te halen en een gat te graven. Het is een schuur, geen zwembad.
Door alles wat er gebeurt was heb ik die nacht niet meer geslapen. Ik heb Elisabeth de volgende dag een whatsapp-je gestuurd dat ik mij niet goed voelde en die dag niet naar het hoge Noorden zou komen. Ik voelde mij ook echt niet goed. Ze reageerde uiteraard bezorgd en stelde gelijk voor om mij met de auto op te komen halen, iets wat ik op dat moment weigerde. Het leek mij beter om alleen te blijven en daarbij moest ik nog alle troep opruimen. Er lagen bloedvlekken in de gang en mijn woonkamer was een zooitje doordat het kleed verdwenen was. Als ze nu zou komen wist ze gelijk dat er iets aan de hand was. Ik wilde haar niet betrekken in wat ik gedaan had. Zij hoefde het niet te weten. Niet op dat moment tenminste.
Inmiddels is het donderdag en ben ik nog steeds in mijn eigen woning. Ik kan niet meer fatsoenlijk slapen. Elke keer als ik in slaap val hoor ik voetstappen op de trap, tenminste dat denk ik te horen. De gebeurtenis blijft maar door mijn hoofd spoken. Wat ik gedaan heb kan ik niet meer loslaten. Ik heb tegen Elisabeth gezegd dat ik flink ziek ben, koorts heb en daarom niet naar het hoge Noorden kan komen. Ze gaat ervan uit dat ik ook echt ziek ben en weet dat ik dan alleen wil zijn, met rust gelaten wil worden. Wat er precies aan de hand is weet ze nog steeds niet en ik vrees het moment dat ze dit blog zal lezen. Misschien moet ik het haar gewoon vertellen. Haar zometeen even bellen als ik dit geplaatst heb. Zij is één van de weinige mensen die mijn blogs leest en dat niet veel mensen hier komen om mijn relaas te lezen is ook de reden dat ik dit best hier durf op te biechten. Hier komt geen politie, hier komen ook geen mensen die denken dat ik hier doodleuk een doodslag op een buurvrouw zou opbiechten. En als ze er wel komen, wie zou mij geloven? Ik voel mij hier veilig, maar wat er gebeurt is kan ik niet loslaten. Ik moet het loslaten. Ik plaats daarom nu deze bekentenis hier. Doe ermee wat je wilt, ik ben het (voor nu) kwijt.
Dat de gekke buurvrouw mij stalkte had ik al in weinig verhullende woorden uit de doeken gedaan. Ik weet tot op heden nog steeds niet waarom ze het deed en hoe ze de dingen van mij wist die slechts een paar mensen weten. Op dit moment doet het er ook niet meer toe. Ik kan het haar niet meer vragen en ik acht de kans ook groot dat ze het mij nooit verteld zou hebben ook. Maar voordat ik op de situatie vooruit loop is het beter als ik weer terugga naar het begin. Het begin waarmee het piekeren en spoken begonnen is.
Zondag was ik weer alleen in de woning die ik sinds jaar en dag huur. Ik had in overweging genomen om die avond terug te gaan naar het hoge Noorden, maar omdat ik met het openbaar vervoer reis en dit in de avonduren een extreme exercitie is bleef ik bij mijzelf slapen. De avond verliep rustig en gevuld met zinloze televisieprogramma's. Zoals gewoonlijk ging ik veel te laat slapen, maar ik was in de veronderstelling dat ik kon uitslapen dus kon het mij ook niet veel schelen.
Alles leek voorspoedig te gaan. Ik had mijn hoofd nog niet op mijn kussen gelegd of ik sliep al. Het werd een droomloze slaap tot ik wakker werd van een gerucht in mijn huis. Iemand liep de trap op! Ik hoorde duidelijk de trap kraken, tree voor tree kwam er iemand omhoog. Wie? Niemand had de sleutel van mijn huis. Alleen mijn kinderen dan en zij waren thuis bij hun moeder. Als een van hen hierheen was gekomen had ik dat allang geweten, dat wist ik zeker.
Met de vraag in mijn hoofd wie er in godennaam in mijn huis was lag ik te luisteren naar degene die de trap opliep. Het was duidelijk dat de persoon voorzichtig, stilletjes omhoog probeerde te lopen, maar omdat mijn trap nogal kraakt hierin faalde. Mijn hart bonsde in mijn keel. Wie was dit? Waarom was er iemand in mijn huis? Zou het Elisabeth zijn? Nee, dat kon ook niet. Zij heeft geen sleutel van mijn huis, daar is nooit een reden voor geweest. Mijn ex-vriendin? Zou zij de sleutel gekopieerd hebben toen we uit elkaar gingen? Ik kon het mij niet voorstellen. Dat is niets voor haar. Maar wie was het dan wel?
Ik voelde de duisternis in mijn slaapkamer zich verdichten. Het werd donkerder dan het al was. Ik weet dat dit slechts een illusie was, opgekomen doordat ik wakker geschrokken was en even niet meer wist wat ik moest doen. Ik lag daar in het donker, te wachten tot de persoon op de trap boven kwam. Wat moest ik anders doen? Zou er vaker iemand in mijn huis zijn als ik er niet was? Zouden ze mijn huis gebruiken, omdat ik bijna nooit meer hier aanwezig was? Ik was normaal gesproken op zondagavond ook hier niet, maar misschien iemand anders dus wel.
Hoe laat was het? Ik keek op de wekkerradio naast mij. 03.23 gaf deze ik zachtgroene oplichtende letters aan. Wie komt er nu om drie uur in de nacht bij een vreemd huis binnen? Wie?
Mijn slaapkamerdeur werd zachtjes opengeduwd. "Arjan... ben je wakker?" hoorde ik iemand fluisteren. Een vrouw! Er stond een vrouw in mijn slaapkamer. Ik kon de stem in eerste instantie niet thuisbrengen. Vooral omdat ze fluisterde. En opeens drong het besef als een kanonskogel tot mij door, het was de gekke buurvrouw uit het hoge Noorden die hier in mijn slaapkamer stond. Wat moest dat wijf hier?
Ik greep naar het licht en knipte het aan. De lamp sprong met een niets ontziend schijnsel aan. De buurvrouw knipperde met haar ogen, het licht verraste haar. Ze glimlachte naar mij. "Hoi, Arjan" zei ze. Ik zei niets, keek alleen en voelde woede in mij opwellen. Een ongelofelijke woede kwam in mij omhoog. Het was sterker dan ik. Ik gooide het dekbed van mij af, sprong uit bed en een rode waas verscheen voor mijn ogen. Wat er precies gebeurde weet ik niet meer. Ik weet dat ik geschreeuwd heb en haar een klap in het gezicht gegeven heb, maar daarna... Mijn herinneringen zijn een zwart vlak. Het enige wat ik weet is dat de buurvrouw onderaan de trap lag, bloedend uit haar hoofd en met een gebroken nek. Ik had haar vermoord. Per ongeluk? Van de trap afgeduwd of was ze alleen gevallen door de felheid waarmee ik haar aan had gevallen? Ik wist het niet. Ik wist niets meer. Het enige wat ik wel wist is dat ik met een dode vrouw in mijn huis was en ik iets moest doen, maar wat..? Het beste zou zijn om de politie te bellen en het hele verhaal op te biechten. Alleen wist ik 100% zeker dat ze mij niet zouden geloven. Ik zou gewoon opdraaien voor het doodmaken van deze vrouw. Er waren geen sporen van inbraak te vinden. Hoe ze wel binnengekomen was wist ik niet, maar de deur was gewoon intact. Geen braaksporen en er was ook geen ruit ingeslagen. Ze zouden gewoon zeggen dat ik haar binnengelaten had en uiteindelijk van de trap geduwd. Het was duidelijk te zien dat ik haar geslagen had. Meerdere keren zelfs. De wonden op haar gezicht spraken boekdelen. Zelf had ik niets. Geen schrammetje. Ze zouden er gewoon vanuit gaan dat ik deze vrouw om het leven gebracht had en mij in het gevang stoppen. In het ergste geval zou ik voor moord veroordeeld worden, in het minst erge geval alleen langdurig in voorarrest zitten. In beide gevallen zou ik mijn kinderen weken niet zien en gezien de relatie die ik met hun moeder heb ze zelfs nooit meer. Ze zou nooit accepteren dat ik nog met hen in één ruimte zou zijn als ze wist dat ik iemand om het leven gebracht had. Of het nu per ongeluk was of niet, ze zou het nooit toestaan.
En dat gaf de doorslag. Ik wist wat ik moest doen. Er zat ook nog maar één ding op. Ze moest verdwijnen. Helemaal verdwijnen en ik had het voordeel dat niemand wist dat ze hier was. Daar ga ik tenminste wel vanuit, dat niemand weet dat ze naar mijn huis gekomen was. Als ze zou verdwijnen zou ze niets meer zijn dan een statistiek in de cijfers van het CBR, politie of weet ik veel wie die onzin bijhoudt. Ik zou in ieder geval vrijgepleit worden van alles. Dan kon ik zeggen dat ik haar nooit gezien had, dat de laatste keer dat ik haar zag in het hoge Noorden was, waar ze vanachter haar keukenraam naar mij zwaaide toen ik voorbij liep. Haar laten verdwijnen was het beste wat ik kon doen.
Hoe was geen raketwetenschap. Ik had een kleed in huis liggen en aangezien ik toch ga verhuizen naar het hoge Noorden heb ik deze niet meer nodig. Meer dan het kleed onder mijn salontafel vandaan bevrijden was het niet en voor ik er erg in had was ik bezig het lichaam van de buurvrouw in het kleed te rollen. Ze paste er precies in, ironisch genoeg. Haar haar stak er een beetje uit aan de bovenkant, maar dat propte ik er gewoon weer in. Vreemd genoeg was ik uitermate kalm bij het uitvoeren van deze taken. Ik had verwacht dat ik wel paniek zou voelen, angst misschien, maar ik voelde niet. Het was net alsof ik kots aan het opruimen was, daar heb ik ook totaal geen gevoelens bij. Met duct-tape bond ik het kleed vast om het lichaam. Ik wist ook al waar ik haar zou heenbrengen, naar mijn schuur. Onder de tegels onder de schuur lag heel veel los zand en ik wist dat dit de perfecte plaats is om een lichaam te laten verdwijnen. Niemand zal ooit onder die tegels gaan zoeken. Waarom zouden ze ook? Het is een schuur en die hoort bij het huis. Alleen als ze de schuur zouden weghalen zouden ze iets vinden, maar er was totaal geen reden om die schuur weg te halen. Daarbij heb ik geen auto, dus haar lichaam dumpen in een bos ver hier vandaag ging niet lukken. En ik wilde ook niet dat iemand mij zou zien slepen met een gigantische rol met een onmiskenbare vorm erin. De schuur was de beste plek.
Daar ligt ze nu ook begraven. In een gat van een meter of anderhalf diep met de tegels weer netjes erbovenop gelegd. Niemand zou zeggen dat daar een lichaam begraven ligt. Ik vind dat ik het vrij netjes gedaan heb, zeker voor iemand die nog nooit een straatje betegeld heb. Het ziet eruit alsof het er al jaren ligt, precies zoals de bedoeling is. Ik hoef verder toch niets in die schuur te doen, dus ligt ze daar goed. En de nieuwe bewoners, die naar mij het huis zullen huren zullen geen reden hebben om de tegels uit de schuur te halen en een gat te graven. Het is een schuur, geen zwembad.
Door alles wat er gebeurt was heb ik die nacht niet meer geslapen. Ik heb Elisabeth de volgende dag een whatsapp-je gestuurd dat ik mij niet goed voelde en die dag niet naar het hoge Noorden zou komen. Ik voelde mij ook echt niet goed. Ze reageerde uiteraard bezorgd en stelde gelijk voor om mij met de auto op te komen halen, iets wat ik op dat moment weigerde. Het leek mij beter om alleen te blijven en daarbij moest ik nog alle troep opruimen. Er lagen bloedvlekken in de gang en mijn woonkamer was een zooitje doordat het kleed verdwenen was. Als ze nu zou komen wist ze gelijk dat er iets aan de hand was. Ik wilde haar niet betrekken in wat ik gedaan had. Zij hoefde het niet te weten. Niet op dat moment tenminste.
Inmiddels is het donderdag en ben ik nog steeds in mijn eigen woning. Ik kan niet meer fatsoenlijk slapen. Elke keer als ik in slaap val hoor ik voetstappen op de trap, tenminste dat denk ik te horen. De gebeurtenis blijft maar door mijn hoofd spoken. Wat ik gedaan heb kan ik niet meer loslaten. Ik heb tegen Elisabeth gezegd dat ik flink ziek ben, koorts heb en daarom niet naar het hoge Noorden kan komen. Ze gaat ervan uit dat ik ook echt ziek ben en weet dat ik dan alleen wil zijn, met rust gelaten wil worden. Wat er precies aan de hand is weet ze nog steeds niet en ik vrees het moment dat ze dit blog zal lezen. Misschien moet ik het haar gewoon vertellen. Haar zometeen even bellen als ik dit geplaatst heb. Zij is één van de weinige mensen die mijn blogs leest en dat niet veel mensen hier komen om mijn relaas te lezen is ook de reden dat ik dit best hier durf op te biechten. Hier komt geen politie, hier komen ook geen mensen die denken dat ik hier doodleuk een doodslag op een buurvrouw zou opbiechten. En als ze er wel komen, wie zou mij geloven? Ik voel mij hier veilig, maar wat er gebeurt is kan ik niet loslaten. Ik moet het loslaten. Ik plaats daarom nu deze bekentenis hier. Doe ermee wat je wilt, ik ben het (voor nu) kwijt.
Labels:
Gekke buurvrouw,
het hoge Noorden,
het leven,
konijnen
Abonneren op:
Posts (Atom)