Je hebt altijd geweten dat het leven niet makkelijk zou zijn, dat is algemene kennis. Sommige mensen hebben het ook moeilijker dan anderen en toch ervaren zij het leven minder zwaar dan jij het doet. Voor iedereen is het verschillend, zoals iedereen verschillend is en toch voel je je gedwongen om te doen alsof alles gelijk is. Alsof iedereen dezelfde gevoelens heeft en op dezelfde manier naar de dingen kijkt. Onzin.
Ik heb je altijd gezegd dat je gelijk hebt als de zon elke ochtend weer opkomt, maar deze schijnt voor iedereen anders. Je weet dat ik geen liefhebber van zonneschijn ben, niet hou van de warmte van zonnestralen op mijn lichaam. De zogenaamde blijdschap die een zonnige dag met zich meebreng niet in mijn hoofd voel. Je weet dat en toch probeer je mij deze gevoelens op te dringen. En dan zeg ik je keer op keer dat het niet zo werkt. Het leven is niet zo gemakkelijk als jij mij wil voorstellen. Ik geloof het niet en iedereen om mij heen zegt ook dat het onzin is. Alleen jij blijft volharden in je mening en dat waardeer ik aan je. Je hebt zo'n sterke mening, zo'n gevoel van rechtvaardigheid dat ik er niet meer tegenin wil gaan. Het lijkt mij beter als ik alleen maar knik als je iets zegt. Meega in je mening en net doen alsof ik de blijdschap die jij ziet ook voel. Ik kan heel goed doen alsof, dat weet je ook en ik weet dat jij dan net doet alsof je het niet ziet. Dat je het gewoon negeert.
"Kom lopen" zeg je soms tegen mij en dan doe je net alsof de buitenwereld een geweldige plaats is. Ik stap naast je voor over het pad. Het pad dat jij altijd uitkiest, omdat ik anders de deur niet uit zal gaan. Je weet dat ik de buitenwereld niet interessant vind. Het gedoe, de buitenlucht en de drukte in de omgeving. Zelfs de vogels weten het en toch negeer je het. Dat kan je goed, mij negeren. Mijn gevoelens negeren en doen alsof ik net zo normaal ben als jij. Je weet wel beter, ik weet beter en toch spelen we het spel. Niemand zal ooit iets zeggen, zeggen dat ik niet normaal ben. Dat ik gek ben en je altijd ongelijk had. Dat doen we niet, dus stappen we door over het pad.
Kijken we naar de bomen, naar de vogels en de incidentele vos die zijn staart tussen de bomen laat zien. Je wijst dan. "Kijk, een vos. Mooi hé!" Je weet dat ik vossen mooi vind. Dat ik geniet van de spitse snuit, de eigenwijze blik in hun ogen. Je weet dat ik hun oranje vacht wil aanraken. Diep in die berekende ogen wil kijken, vol vuur en een leven van zichzelf. Alleen op die momenten ben ik blij dat ik buiten ben. Zelfs blij dat ik met je meegegaan ben. Dit zijn de momenten waar jij het voor doet, omdat ik dan een moment van geluk voel. Alleen duurt het nooit lang. Vossen zijn schichtige wezens. Net zoals ik. Ik wil ook niet dat anderen mijn zien. Zien dat ik op jacht ben naar prooi, seks en vluchtige ontmoetingen met helemaal niets. Je wijst naar de vos, deze kijkt naar je en het schiet in een oranje streep tussen de bosjes. Alleen zijn staart blijft hangen in de lucht. Een laatste herinnering aan het prachtige dier dat ogenblikken geleden nog ons pad kruiste. Die herinnering, die staart blijft nog even hangen als een schaduw van kleur en verdwijnt ook. Dan zijn we weer samen op het pad. Samen tussen de bomen en wil ik weer naar huis.
"Kom, nog een klein stukje" zeg je dan en samen lopen we verder. Ik hou mijn hoofd gericht naar het pad. Zie mijn voeten om de beurt in mijn blikveld verschijnen en weer verdwijnen. Mijn passen, ik zie ze. Je praat honderduit over vossen, de pracht van de bomen om ons heen. Over vogels die wegvliegen en ik kijk naar mijn voeten. Soms zeg ik wat terug, om je tevreden te houden. Je houdt er niet van om alleen te praten. Ik moet iets terugzeggen, interactie met je hebben. Dus ik knik, mompel je woorden na en kijk naar de grond. Naar de passen die mijn voeten nemen, terwijl ik ondertussen droom van thuis-zijn. Thuis, tussen de veilige muren en mijn raam dat uitkijkt over de bomen. En je weet dat ik dat doe. Je weet dat ik hoop dat we weer snel naar huis zullen gaan. Dat ik net doe alsof ik het leuk vind, plezier heb en graag met je praat. Dat weet je en toch negeer je het. Ik negeer het ook, ik wil je niet kwetsen. Dat heb ik al te vaak gedaan en ik wil nog een vos zien.
"Zijn er nog meer vossen? Verderop?" vraag ik voorzichtig. Je haalt je schouders op. Je weet het niet. Het enige wat je niet weet en waar je wel vooruit wil komen. Ik moet dat aanvaarden. De enige reden waarom ik met je naar buiten ga, is omdat jij het ook niet weet. We negeren alles, maar alleen wat we niet weten komen we voor uit. Alleen dat zeg je tegen mij, zonder dat je de woorden gebruikt. Je praat weer verder. Over alles, het leven buiten en dingen die mij niet interesseren. "Kom, we gaan naar huis" zeg je dan eindelijk. Opgelucht loop ik naast je over het pad en droom van de vos die we zoeven zagen. Misschien zien we hem op de terugweg nog eventjes, maar dat gebeurt nooit. De vos laat zich nooit een tweede keer zien. En daarom hou ik van vossen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten