28 januari 2012

Uitzicht

Inmiddels was ze al drie dagen op het eiland. De eerste dag was alles nog spannend, nieuw en keek ze uit naar alles wat ze ging beleven. Toen wist ze nog niets van het eiland, maar dat duurde niet lang. Zoals iedereen kwam ze met de boot aan in die kleine haven. Schattige, bijna pittoreske huisjes stonden langs de kant van de kade waarmee ze de verwachting van een dorps, maar mooi uiterlijk leken in te vullen. Nu op de derde dag was het pittoreske en schattige wel volledig verdwenen. Er was niets schattig aan de huisjes langs de kade en ze begon te verlangen naar het moment dat ze weer terug naar de boot mocht.

Drie dagen geleden had ze de tekenen eigenlijk al moeten opmerken. De vliegen waren op de boot ook al aanwezig, maar iedereen zei tegen haar dat ze snel zouden verdwijnen. Dat ze alleen hier op de boot, op het meer last van vliegen hadden. Op het eiland zou ze heerlijk tot rust kunnen komen. Iedereen verzekerde het haar, zelfs de vliegen leken dit te bevestigen. Toen ze de eerste huisjes in de verst zag liggen trokken ze zich terug naar het wateroppervlakte waar ze vanaf gekomen waren. Niemand vond het ook vreemd dat het water bedekt was met die grote, zwarte vliegen en dat zorgde dat zij er verder niet over na hoefde te denken. Ze nam gewoon aan dat iedereen gelijk had en die huisjes waren vanuit de verte ook gewoon ontzettend schattig. Misschien zouden ze nu ook nog steeds heel schattig zijn vanuit de verte, al dacht ze niet dat ze ooit kon vergeten wat ze nu wist. Dit hele eiland had zijn glans verloren, al bestond die glans alleen maar in een folder van het reisbureau.

Ze liep naar het raam van haar hotelkamer en keek naar de haven in de verte. De huisjes stonden nog steeds naast de kade, het water zag zwart (van vliegen?) en de zon brandde onverbiddelijk op de hele omgeving. Niemand leek op straat te zijn, maar drie dagen geleden zag ze ook bijna niemand op straat toen ze aankwam. Bij nader inzien had dat ook verdacht moeten zijn, zo'n idyllisch eiland en niemand op straat om ervan te genieten. Dat er naast haar totaal geen toeristen op de boot waren, alleen een handjevol bemanning kwam haar nu pas als extra teken dat er iets mis was voor. Die bemanning zag er ook niet erg fris uit, bedacht ze zich nu. Maar ja, dat was allemaal achteraf de losse draadjes aan elkaar verbinden. Daar had ze nu niets meer aan, nu was ze op dit eiland en zat ze vast tot de boot weer kwam om haar op te halen. Ze keek weer naar buiten, al zag ze inmiddels niets meer van het uitzicht dat ze op de haven had. Het raam was weer bezaait met de dikke, zwarte vliegen die het eiland leken te bezitten. Hun grote zwarte lichaampjes zwermden over het raam waardoor ze de wereld buiten nog met vlagen kon zien. Het begon dus weer avond te worden, 's avonds waren de vliegen het ergste.

's Avonds mocht ze zelfs niet meer naar buiten gaan van de hoteleigenaar. Hij was de eerste die eerlijk tegen haar was. Zeker nadat hij de reden van haar komst, toerist, had gehoord. Hij kon niet geloven dat iemand het eiland waar hij woonde aanprees als idyllisch en gevuld met ongerept natuurschoon. Al moest hij wel toegeven dat het natuurschoon op het eiland inderdaad ongerept was, geen mens hield het lang uit op het eiland. Tenminste niet zolang je vier stenen muren om je heen had staan, in de buitenlucht zouden de vliegen je levend opvreten. "Niet letterlijk!" gooide hij er nog met een grimas achteraan, maar inmiddels geloofde ze best dat die zwermen mensen volledig opvraten. Niet dat ze het proefondervindelijk wilde ondergaan, de grote plak vliegen op haar hotelkamer-raam weerhielden haar van elk plan om naar buiten te gaan. Zelfs op de eerste dag was ze binnen gebleven toen ze ontdekte dat die vliegen in de avond massaal naar het eiland kwamen. Daar was ze de hoteleigenaar nog steeds dankbaar voor, dat hij het eerlijk verteld had en haar op het hart had gedrukt om voor drieën in het hotel te zijn. Hij was helemaal niet blij met haar komst, wat vreemd was aangezien ze de enige betalende bezoeker leek te zijn.

Buiten begon de schemering in te vallen. De zon zou nu half achter de horizon verdwenen zijn, misschien iets verder. De lucht was waarschijnlijk prachtig rood of fel-oranje gekleurd met vlammende wolken rond de zonneschijf, maar dat kon ze allemaal niet zien. Ze kon niet zien hoe in de huisjes, de pittoreske huisjes langs de kade voorzichtig de eerste lichten ontstoken werden. Hoe het weerschijnsel van de verlichte ramen op het meer eruit zouden zien of zelfs de laatste zonnestralen op het meer. Dat moest ze allemaal missen door haar uitzicht op de dikke, vette zwarte vliegen. Zij ontnamen niet alleen haar plezier op een leuke vakantie, maar zelfs haar uitzicht. Vermoeid, terwijl de avond net begonnen was, plofte ze neer in haar stoel en sloeg haar handen voor het gezicht. Zachtjes begon ze te huilen...

(wordt vervolgd)