17 april 2015

Drieëntwintig

Vandaag kreeg ik een mail met de woorden: "Ga de weg die je moet gaan." Mijn moeder stuurde die woorden. Mijn moeder heeft geheel gelijk, ik zal de weg gaan die ik moet gaan. Ik ga de weg van drieëntwintig bewandelen. Dat zal mijn lot zijn, dat zal mijn teken zijn. Deze stap draag ik op aan de drieëntwintig aan de Goden van de Drieëntwintig, twee in getal zullen ze zijn en de weg ligt open. Mijn weg is moeilijk, mijn weg is zwaar maar noodzakelijk. De drieëntwintig zal mij leiden naar waar ik moet gaan. De drieëntwintig zal mijn weg zijn.
Ik wil nog zoveel meer zeggen. Redenen, verklaringen, gedachten over de toekomst. Maar alles ligt nog open, alles ligt voor me uitgespreid als koopwaar op een kleed. Ik vouw het kleed dicht en pak de spullen erin. De weg ligt open, de weg ligt voor me. Ik moet hem gaan bewandelen. Op zoek naar de drieëntwintig hoef ik niet meer. De drieëntwintig heb ik al gevonden, de weg van de drieëntwintig heb ik gevonden. Drieëntwintig heeft mij gevonden, want drieëntwintig leeft. Leeft in mijn hoofd, in mijn hart en in mijn buik. Mijn lichaam is de drieëntwintig zoals ik de God van drieëntwintig ben. Ik wandel mijn eigen weg. Ik moet wel.

De drieëntwintig heeft mij gevonden zonder dat ik er naar zocht. Ik kwam gewoon op het pad zoals ik het pad al jaren volg zonder het te weten. Eindelijk kan ik het verlichte pad zien, eindelijk kan ik de drieëntwintig zien. Ik zie mijn teken, mijn missie, mijn toekomst. Eindelijk weet ik waar ik heen zal gaan en dat zal de weg van drieëntwintig zijn. Ik hoef niet meer te zoeken wat ik al gevonden heb en ik kan niet kwijt raken wat ik al in bezit heb. Ik zal de koopwaar elders uitstallen. Elders op de weg van drieëntwintig zal ik mijn tekens neerleggen. De Goden van drieëntwintig zullen mij leiden op mijn pad omdat ik mijzelf zal leiden op mijn pad. Ik zal wandelen tot ik mijn bestemming bereikt heb en mijn reis zal mijn bestemming zijn. Ik ben altijd daar waar ik moet wezen. Ik ben voor altijd drieëntwintig. Niet in leeftijd maar in getal. In teken, het is mijn teken. Ik ben drieëntwintig en drieëntwintig is mij.

Het pad ligt voor me. Vol goede moed ben ik erop gestapt. Af en toe angstig achterom kijkend naar wat ik zal achterlaten. Maar ik weet dat wat ik achterlaat ik ook zal meenemen. Ook dat zal op het pad van drieëntwintig liggen, altijd bij me. Op een andere manier zal ik het met me meedragen, maar het is ook een deel van mij geworden. Drieëntwintig delen zal ik achterlaten, maar meenemen bij mijn koopwaar. Ik zal het uitspreiden op de deken zodat iedereen het kan zien. Het leed dat ik berokkend heb zal een les zijn voor de drieëntwintig. Een les voor wie hem wil leren. Ik leg de les op de weg en leer eruit. Het is mijn les, mijn weg, mijn wijsheid. Het is mijn weg van drieëntwintig en ik ben de God ervan. 
De toekomst is vol drieëntwintig.

16 april 2015

Het podium

Met een klap gooide ik de deur open en stampte naar binnen. Mijn blik schoot snel van links naar rechts terwijl ik de ruimte voor me opnam in mijn doortocht. Mensen gezeten op stoelen keken over hun schouder terwijl ik voorbij liep, hun hoofden draaien als de kogels in een lager. Hier en daar zag ik een verschrikt gezicht maar vooral straalden ze ontzag uit. Ontzag voor iemand die voorbij liep? Mij werd niets verteld, mij werd niets gevraagd. Ik liep daar tussen de mensen door, gezeten op harde houten stoelen. Een pad snelde voor me uit om te eindigen bij een laag podium met een tafel erop.

Ik liep snel door naar de tafel, mijn blik gefixeerd op de rand ervan. Er lag een vrouw op, dat had ik vanuit de deuropening al gezien en eerlijk gezegd was zei de reden om de deur met een ruk open te trekken. Niet dat ze me bekend voor kwam, maar haar maagdelijke naaktheid maakte iets in mij los. Iets waar deze mensen waarschijnlijk voor gekomen waren om te zien. Misschien was dat het ontzag dat ik op hun gezichten kon lezen. Ik wist het niet. Ik balde mijn vuisten en liep door. Met een stijve trend kwam ik aan bij het podium, de vrouw op tafel keek me aan. Weer diezelfde blik van ontzag las ik in haar ogen en ik voelde de zaal de adem inhouden. Wat was dit voor een gedoe? Waarom was ik hier? Ik stapte het podium op. Een zucht van verlichting ging door de zaal.

Het podium was gestoffeerd in een prettig blauw laag-polig tapijt. Mooi afgewerkt aan de randen met metalen strips, helemaal zoals het hoort. Maar daar was ik daar niet voor. Ik moest hier zijn voor de tafel en nog belangrijker de vrouw op de tafel. Waarom was zij daar? Zij was geheel naakt, haar borsten als volmaakte honingmeloenen op haar lichaam gedrukt. Zachtjes zag ik ze heen en weer gaan door haar ademhaling. Lichtelijk versneld dacht ik. Haar schaamstreek was netjes verzorgd tot een mooi driehoekje op de venusheuvel. Ik liet mijn blik over haar lichaam dralen, alle details opnemend in mijn gedachten. Elk klein oneffenheid opslaat in mijn geheugen. Moedervlekken, littekens en ander bovenhuidse zaken. Alles nam ik rustig in mijn op tot ik een zacht gemompel achter me hoorde.

Ik draaide me om en nam de zaal op. Verwachtingsvolle gezichten keken me aan. Jong, oud, het was allemaal aanwezig. Ik vond dat ik eerst een woord tot ze moest richten tot ik deed waarvoor ik gekomen was. Nog steeds was het me geheel onduidelijk, maar de bult in mijn broek deed de gezichten voor me nog verwachtingsvoller kijken dus ik kon me een aardige voorstelling maken. Ik opende mijn mond en begon te praten. Ik vertelde ze van de landgenoten, de mensen die huis en haard verraden om meer soep en boter te kunnen eten. Ik vertelde ze van de landgenoten, de mensen die hun kinderen martelen omdat ze te zwak zijn om toe te geven dat ze zelf nog kinderen zijn. Ik vertelde ze van de zwam die ik in mijn ooghoek liet groeien. De zwam die de medische wereld probeerde te ontkennen, maar waarvan ik wist dat hij bestond omdat ik dagelijks tegen hem praatte. Ik vertelde hem van de opgediende soep met boter die ik verkregen had toen ik mijn buren aangaf voor hamsteren. Ik vertelde hem van de schouderklop die ik ontving toen ik dat deed en hoe goed het voelde om zo te mogen handelen. Ik vertelde hen van landgenoten die mij niets zeggen omdat ik mijn zwam heb die mij alle blikken op de wereld opnam. Ik vertelde hen dat en nog veel meer. Nog veel meer, gedurende twee uur sprak ik van vele zaken en de zaal luisterde ademloos op een enkel "amen" na. Ik eindigde in een tirade over het huurgenootschap waarin verzeild was geraakt en de inferioriteit van vrouwen ten opzichte van elkaar. Ik werd onthaald met een luidkeels gejuich en een staande ovatie. Het was tijd om te doen waarvoor ik was gekomen.

Voor een zaal van tweehonderd mensen begon ik me uit te kleden. De naakte vrouw nam haar afwachtende houding weer aan terwijl ik mijn kleren netjes op een stapeltje naast de tafel deponeerde. Mijn lid liet ik fier opgeheven naar de lucht wijzen terwijl ik de korte tocht naar de aangewezen plaats ondernam. Plots zag ik je zitten, weggedoken links in een hoek. Je weigerde me aan te kijken, maar ik wist dat je voor mij gekomen was. Waarom zou je daar anders zitten. Met je houding beschuldigde je me van zaken die ik nog niet ondernomen had. Jaloezie, vreemdgaan, moord, alcoholisme en andere zonden van de mensheid las ik uit je houding. Ik riep je, maar je reageerde niet. Iemand naast je sprak je zachtjes aan en je schudde nee. Ineengedoken bleef je daar zitten terwijl ik naakt op het podium stond met mijn lid omhoog gericht naar de lampen boven ons. Wat deed je met me vroeg ik me af. Waarom was ik gekomen? Waarom was jij gekomen. Het moment ging verloren en ik deed waarvoor ik gekomen was. Maar ik deed het niet van harte, jouw blik maakte het schuldgevoel dat ik moest voelen alleen maar groter. 

Alles was anders vanaf dat moment.

15 april 2015

Alleen, die stilte
















Alleen, die stilte
Niemand om je heen, niemand om je aan te raken.
Alleen in de kamer, samen
met niemand (die er is).
Zelfs de stemmen verstommen
in die stilte.

In je hoofd verstommen ze.

De olifant in de kamer
is een krokodil geworden. Schubbig, oeroud en toch gloednieuw
Zijn tanden blikkeren
in het koude licht, hard als staal
en toch zacht. Zacht genoeg
om je te bijten. Te raken.

Alleen, die stilte laat hem spreken
Alleen, die stilte.

Luister je,
naar die stilte. Ze zegt:
Niemand wil naar je kijken, met je praten
Alleen, die stilte..
krokodillen-stilte spreekt voor je, met je
Vragen, waarmee je bij niemand terecht kan.

De stemmen verstommen.
Hun stemmen verstommen, niemand spreekt
Niemand luistert.
Tanden blikkeren, bijten, verscheuren
je levend.

Je luistert niet!

Alleen, die stilte
luisterde..


Ontwaken

Nog voor ik wakker word heeft hij al woorden in mijn hoofd geplaatst. Hij fluistert nachtenlang als ik slaap, zelfs met één oog open. Zodra ik lig kruipt hij dichterbij. Zijn schubbige lichaam beweegt in stilte, zijn ogen net boven het wateroppervlakte in mijn slaapkamer. Tussen de tanden in zijn lange bek vormt hij de woorden die hij mij influistert.
Woorden over de dood, verminking, schubben en water. Vissen zijn nooit ver uit zijn gedachten, omdat hij deze altijd wil eten. Hij vertelt erover en hoe hij ze met touwen en tanden vangt. Ik luister niet naar hem en toch weet ik precies wat hij zegt. Het tijdstip waarop hij praat is allesbepalend. Vlak voor het ontwaken zit mijn hoofd vol met hem, met zijn woorden en de gedachtes die hij mij inprent. Ik wil het niet horen, zoals ik hem ook nooit kan zien.

Geluidloos zwemt hij rond, altijd onder water, altijd op de bodem. Zijn staart, langer dan mijn armen en zijn eigen lichaam, beweegt hem voort op de stroom. Ik loop ongemerkt over hem heen en denk aan alles wat hij mij verteld heeft. Zijn ingeprente gedachten verschijnen als beelden voor mijn ogen, als ik ze sluit. De verminkingen, het bloed, de dood in zijn ogen, alles speelt zich af als een film (die ik voor het eerst zie)
Omdat ik weet dat hij er altijd is, zelfs al kan ik hem niet zien, vraag ik hem "waarom" en vlak voordat ik wakker word geeft hij mij een antwoord. Hij zegt dat hij door zijn vraatzucht niet anders kan. In zijn afgeplatte hoofd is geen ruimte voor de vrolijke dingen in de wereld, in zijn hoofd zijn bloemen niet de kleurenpracht die mensen erin zien. In zijn hoofd is alles wat leeft allang gestorven en niets meer dan het toekomstige voedsel voor zijn maag. Hij wil ook van niets anders weten, het is zijn wereld en dat hoor ik te weten.
Ik luister niet naar hem, als hij dat vertelt. Ik wil niet weten dat de dood mij dichterbij staat, dan het leven. Ik wil niet weten dat ik nooit zal genieten van de kleurenpracht van bloemen en nooit verder zal komen dan de oppervlakkige gevoelens die ik heb. Laat mij liever denken dat ik wel kan aanvoelen wat leven is, wat er diep van binnen (in de onuitgesproken duisternis) leeft in andere mensen. Laat mij dromen en proeven van het leven, maar de krokodil is onwrikbaar. Ik moet het doen met wat hij mij influistert. Dat is mijn waarheid, dat is mijn houvast.

Ik zie hem niet, maar ik weet dat hij er is. Hij wacht geduldig tot ik weer ga slapen, tot ik weer wegzink in de duisternis waarin ik altijd leef. Hij wacht tot ik weer ontvankelijk ben voor zijn woorden en pas dan vertelt hij mij hoe het leven echt is. En ik kan niets anders dan hopen dat hij sterft, maar ik weet dat zonder hem er helemaal geen leven is. Ik ben als de dood, ik ben altijd tastende in de duisternis (op zoek naar jou en mijn gevoelens, gedachten en het leven)

14 april 2015

Krokodil



Ik droomde dat ik woonde in het binnenste van een krokodil.
Mijn tent, tussen zijn ribben opgeslagen

En ik keek naar het dagelijkse komen 
en gaan van de vissen.
Toen ik mij realiseerde dat een krokodil 
een machtig dier moet zijn.

Elke keer als hij een oprisping had,
voelde ik zijn maagzuur branden in mijn keel.