25 december 2013

Kerst(gedachte)

Het is helemaal niet raar om op eerste kerstdag, 25 december een kerstgedachte te hebben. Ik denk aan kerst en daarmee heb ik alles wel gezegd. Het is een kerstgedachte en het idee dat ik eraan denk. Meer is er eigenlijk ook niet.

Ooit ging ik mee met een meisje dat ik niet kende. We liepen door gangen, over straten en steegjes waar zij perfect te weg kende. Ik voelde mij veilig bij haar, ondanks dat ik niet wist wie zij was. Ik wist ook niet zeker of zij wist wie ik was, maar ze gaf mij een gevoel van vertrouwen. Het gevoel dat het wel goed zat en toen verliet zij mij. Op een dag als deze was ze opeens weg. Ik stond alleen in een onbekende steeg, in een onbekende stad en zelfs het tijdstip was mij ontgaan. Ik voelde mij verloren, verlaten en alleen. Precies zoals de kerst zou moeten zijn, maar nooit was. In die steeg, op dat onbekende moment dacht ik aan kerst en keek er niet naar uit. Ik kijk nooit naar kerst uit, maar op een onbekende plaat is dat gevoel nog heftiger. Ik wilde kerst niet meer vieren en ik wilde er niet meer aan denken. In de dagen daarna heb ik er ook geen moment aan gedacht.

Toen ik nog met het meisje dat ik niet kende door de stad liep vroeg ik haar of ze met mij wilde slapen. Dat wilde ze wel, maar eerst moesten we een cadeau voor haar moeder kopen. Dat was belangrijk, zei ze. Ze wilde mij voorstellen aan haar moeder. Niet nu, op dit moment, maar later. Als we geslapen hadden en wisten hoe onze lichamen in elkaar pasten. Als we de smaak van elkaar nog op onze tong konden proeven, alleen dan zou ze mij voorstellen aan haar moeder. Ik wilde ertegenin werpen dat ik haar naam niet eens kende en dat ik helemaal niet voorgesteld wilde worden aan haar moeder, maar het idee haar geur, haar smaak op mijn tong te mogen proeven.. Ik vroeg niets meer. Mijn gedachten dwaalden af naar de toekomst, naar dat ene moment dat nog zou komen. Het moment waarop ik haar lichaam zou mogen voelen, haar geur zou mogen ruiken en haar smaak kon proeven. Ik droomde weg in die onbekende stad, naast het onbekende meisje. Ik was vijfentwintig.

Soms denk ik nog terug aan die gebeurtenis. Hoe ik daar verlaten stond, alleen en geen idee waar ik was. De paniek die door mijn lichaam ging. Ik voelde mij stom. Hoe kon ik nou een onbekende vrouw vertrouwen? Hoe kon ik überhaupt iemand, een mens vertrouwen die ik niet kende? Ik was jong en onbezonnen. Ik voelde mij dom en alleen. Die nacht sliep ik in een steeg, onder kranten en een stuk karton. Ik kan mijn lichaam nog de pijn laten voelen die ik had toen ik de volgende dag wakker werd. En dan te bedenken dat ik een hele andere ochtend in gedachte had. Een ochtend waarbij ik haar naakte lichaam zou kussen, mijn hand over haar welvingen wilde laten gaan. Nogmaals de zilte smaak van haar op mijn tong proeven. De nacht nogmaals overdoen, maar dan rustig, langzaam, met beleid. Ik wilde dat ik haar geliefde voor één dag mocht zijn, zoals ik dat ook voor de nacht wilde zijn. Het mocht niet zo zijn. Ik ontwaakte met de smaak van karton en vieze papieren. Tussen het afval van de mensen in de stad. Ik voelde mij het afval van de stad en ik was thuis.

Jaren later, op dit moment ben ik ook thuis. Alleen en tussen spullen die ik als mijn eigen afval beschouw. Niet dat het werkelijk afval is, het zijn voorwerpen die ik in het dagelijks leven gebruik of gewoon graag zie. Ik noem het alleen mijn afval, omdat het slechts spullen zijn. Materiaal dat vervangen kan worden door ander materiaal. Ik koester het door er geen waarde aan te hechten. Iets wat ik voorheen wel aan familie deed en soms ook nog steeds doe. Maar het is kerst en dan hoor je juist aan familie te denken. Familie en kerst gaan hand in hand, zoals ik jaren geleden met het onbekende meisje aan de hand door een vreemde stad liep. Het is niet alleen het samenzijn dat beide met elkaar verbindt, maar ook het gemak waarmee je achtergelaten wordt. Familie is alleen dat wanneer je jezelf verborgen houdt en niet verteld wat je echt denkt. Denkend aan kerst kan je ook niet anders, want op dat moment is de vrede belangrijker dan de gedachte aan het onrecht dat je voelt.

Het moet ook precies de reden zijn dat ik nu alleen zit. Mijn gedachten zijn vrij te lezen, ik vertel ze wanneer iemand naar ze wil luisteren en ik verzwijg ze wanneer je ernaar vraagt. Dat heb ik geleerd toen ik verloren in die vreemde stad zwierf, dagen nadat ik door het onbekende meisje achtergelaten was. Ik was nergens welkom, iedereen was bezig met zichzelf en andere zaken. Het was voor mij een openbaring. Het idee dat ik echt alleen was, dat er niemand voor mij zou zorgen als ik het zelf niet deed. Ik raakte gelukkig en toen getrouwd, al is dat een heel ander verhaal. De tijd tussen verlaten worden in een vreemde stad en mijn huidige eenzame kerst is zelfs een heel ander verhaal, iets wat ook totaal niet belangrijk is. Ik denk nu aan kerst en vergeet alles wat hiervoor gebeurt is. Deze kerst zal ik herinneren als degene dat ik nergens welkom was, dat mijn familie mij links liet liggen omdat ik mijn waarheid uitgesproken had. Ik denk terug aan de jaren die volgde toen ik door de stad zwierf en hoe ik daar mijn lessen uit getrokken heb. Zo zal ik ook de lessen uit deze kerst trekken en voortaan denken aan andere dingen. Ik heb ook geen familie meer, ik heb alleen nog een oudere broer en daar kan ik mee leven. Deze kerst leerde mij dingen voordat het voorbij was. Ik kijk uit naar de volgende kerst, de momenten tussen door en dank soms met weemoed terug aan het onbekende meisje dat mij verlaten heeft. Ik had graag haar willen proeven op mijn tong, haar willen strelen met mijn handen, haar langzaam naar de toppen van extase brengen. Dat had ik graag gewild. Ik hoop dat ik ooit nog de kans krijg, dat zou een fijne kerstgedachte zijn.

Ik wens mijzelf hele fijne feestdagen en jou, de lezer ook!

7 december 2013

Het ergste wat je kan overkomen

Gisteren liep ik door Amsterdam en zag een duif een broodkorst achtervolgen. Het stuk brood waaide over straat, niet heel hard maar toch hard genoeg om de duif het nakijken te geven. Met de borst vooruitgestoken trippelde die duif achter de kort brood aan. Elke keer als hij dichterbij kwam een poging doen om het op te pikken, wat elke keer mislukte. Toch bleef de duif volharden, hij had zijn oog gericht op de broodkorst en de kostelijke maaltijd die het zou vormen dat hij het (waarschijnlijk) tot het einde van de wereld zou volgen.

De broodkorst waaide de straat op, de duif trippelde erachteraan en een auto reed beide plat. Ik kan hiermee de domheid van duiven wel illustreren, maar het is algemeen bekend dat duiven uitermate dom zijn. Beesten die de hele omgeving vergeten, alleen omdat ze voedsel zien mogen best uit de flora en fauna verdwijnen. Het zal geen verlies zijn, alleen maar een kans voor meer intelligente dieren om de niche die dit soort domme wezens invullen over te nemen. Dieren die niet weten dat ze zullen sterven hebben, in mijn ogen, weinig redenen om te blijven leven. En de manier waarop duiven door het leven gaan heeft veel te veel weg van een organisme dat volledig vergeten is dat het uiteindelijk zal sterven.

Ik kan ook niet begrijpen dat mensen die ouder worden zich graag met duiven laten vergelijken. Vroeger toen ik jonger was werd mijn vader aangesproken met "grijze duif" naarmate zijn haar van donkerblond naar grijs-wit veranderde. Hij liet het altijd over zich heen komen, alleen zijn gezicht liet de afkeuring zien. Hij vond het wel vervelend, maar als genoeg mensen het tegen je zeggen hou je wel je mond. Soms is negeren beter dan zinloze pogingen doen om het te stoppen.
En toch is het een vreemde benaming om tegen de ouder-wordende mens te zeggen, want in principe maak je iemand uit voor dodelijk dom wezen dat niet eens weet dat het zal sterven aan het einde van z'n leven. Als we het vanuit een positieve hoek willen benaderen kan je zeggen dat ze het goed bedoelen. Mensen die grijs haar hebben (of krijgen) zijn meestal hard op weg naar hun dood, meestal zijn ze op de helft van het leven. Je zou kunnen zeggen dat ze de dood in de verte, aan de horizon kunnen zien, maar daar wil niemand aan denken. Dat is ook de reden dat anderen je tot een duif willen maken, om die naderende dood te kunnen vergeten. Even ontkennen dat alle leven moet sterven en vergeten dat jezelf onderdeel bent van het leven.

Dat is één kant van de medaille, de andere kant is minder positief en persoonlijk neig ik meer naar deze uitleg. Mensen die ouder worden worden vergeetachtiger, weten vaak niet meer dat ze van voren ook nog leven of raken volledig dement, in de uiterste gevallen. Oudere mensen worden voor de buitenwereld net zo dom als duiven. Wezens die de straat oprennen zodra ze een korst boord zien, waarbij ze elk gevaar uit het oog verliezen. Dat oudere mensen een totaal andere reactiesnelheid hebben als duiven moeten we maar even vergeten, dat is ook niet het punt waar het om gaat. Duiven hebben net zo min oog voor gevaar als oudere mensen ook voor gevaar, omdat ze vergeten zijn dat er gevaar voorkomt. Hierbij even alle uitzonderingen vergeten, niet elke oudere is natuurlijk hetzelfde. Er zijn wel heel veel overeenkomsten en dit is er toevallig één.

Dingen vergeten is op zich ook niet zo erg. Ik vergeet vaak genoeg dingen en iedereen kan genoeg moment opnoemen waarbij ze iets vergeten zijn. Het gaat erom dat je het leven vergeet, je leven vergeet. Iets wat naar mate je ouder wordt steeds vaker voorkomt en dan niet zozeer bij het merendeel van de oudere mensen, maar wel bij de mensen waarbij dementie intreed. Mensen die dement worden zijn zoals duiven. Het enige wat ze nog kunnen is reageren op prikkels, terwijl het leven om hen heen volledig aan ze voorbij gaat. Langzaam vergeten ze het leven, niet alleen het leven dat ze geleden hebben. Ze schuifelen rond, maar weten dat uiteindelijk niet meer. En het ergste van allemaal is dat ze aan het einde, als de dementie hun hersenstructuren steeds verder vernietigt, helemaal vergeten zijn dat ze zullen sterven. Vergeten dat je aan het einde van het leven doodgaat is het ergste wat elk levend wezen kan overkomen. Daarmee verdwijnt de hele zin van het leven, het onvermijdelijke wat we als levend wezen allemaal mee gaan maken. Daar hoor je jezelf altijd van bewust te zijn, dat hoor je te herinneren.

Dat is ook de reden dat ik nooit dement wil worden. Ik wil weten dat ik aan het einde van mijn leven zal sterven. Dat mijn dood vanzelf komt en er niet naar uit hoef te kijken. Doodgaan is essentieel aan het leven en dat wil ik niet vergeten. Ik wil niet aan een tafel zitten met een of andere simpele activiteit voor mij, terwijl het hele leven aan mij voorbij gaat. Dat ik niet meer weet dat ik elk moment zou kunnen sterven. Dat is de grootste hel die je iemand kan geven.

Daarom wil ik ook pleiten voor vrijwillige euthanasie. De keuze om een einde aan je leven te maken voordat je het meest belangrijke van leven vergeet. Ik hoop ook dat men mij laat sterven, mij euthanasie laat plegen wanneer ik in een situatie kom waarbij ik niets meer weet. Of dat nu dementie is of een andere lichamelijke kwestie waardoor ik mijzelf niet meer kan realiseren dat ik ooit dood zal gaan. Ik wil geen duif zijn. Ik wil volledige beschikking over mijn leven hebben en dat wil ik ook over mijn dood. Je hoort je dood aan te zien komen, dat hoort voor iedereen zo te zijn. Laat daarom een mens waardig sterven als hij of zij vergeet dat het sterven het laatste is wat je zal doen. Al wil ik wel toevoegen dat het geheel een eigen keuze is wanneer iemand sterft. Iemand die dement wordt en ondanks alles wil blijven doorleven, op welke manier dan ook, moet die kans krijgen. Het zal niet mijn keuze zijn, maar het recht op een vrije keuze moet er zijn. Het recht om een menswaardige dood te verkiezen moet er zijn. Laat niemand vergeten dat ze uiteindelijk zullen sterven en dat leven een prachtige weg naar de dood is. Laten we onze aanstaande dood nooit vergeten en laat mij sterven als ik het wel vergeet!


Disclaimer: Tijdens het schrijven van deze tekst is geen enkele duif gewond geraakt of om het leven gekomen

2 december 2013

Nooit meer klagen

"Hoerenzooi!" noemde hij het altijd en dan keek ik hem alleen aan. Meer hoefde ik ook niet te doen, alleen mijn blik op hem richten en wachten tot hij deze zou opvangen. Met het schaamrood op de kaken sloeg hij dan zijn ogen weer neer en mompelde een zachtjes "sorry" voordat we weer verder gingen.

Ik genoot van deze momenten. Zijn harde vloek die de stilte doorbrak en mijn non-verbale communicatie die hem terechtwees. Dat het mij geen drol interesseerde dat hij wat dan ook als "hoerenzooi" aanmerkte, vertelde ik hem natuurlijk niet. Dat was juist het mooie aan deze hele situaties. Ik hoefde alleen maar te kijken en hij begon zijn excuses te maken voor datgene wat hij net gedaan had.

Intussen werkte we hard door, want dat stopte nooit. Het werk was ook de enige reden dat wij hier samen in de blubber zaten. Iemand moest het werk doen en wij waren degene die met behoud van onze uitkering deze troep moesten oplossen. Allemaal dankzij een regering die vind dat een uitkeringsgerechtigde verplicht moet werken voor de schamele centen die je krijgt. Je verleden maakt niet meer uit. Al ben je raketwetenschapper geweest, iedereen is gelijk in het werk dat we moeten doen om onze uitkeringen te behouden. Zonder zeuren je handen in de bagger steken en werken tot je rug zeer doet. Klagen over de zinloosheid van het werk dat je doet heeft geen zin. Daarmee zorg je alleen dat je minder uitkering krijgt en als je helemaal pech hebt gewoon niets meer krijgt. Klagen is voor degene die een echte baan hebben, die het geluk hebben nog niet op straat gezet te zijn om plaats te maken voor de goedkope dwangarbeiders die wij zijn. Inmiddels hebben we wel geleerd niet te klagen en ook benijden we degene met een echte baan niet meer. Wij weten dat ons huidige lot hun toekomst zal worden. Uiteindelijk zal iedereen tot z'n knieën in de modder staan om onder het mom van werkervaring, participatie en het opdoen van een werkritme de meest zinloze werkzaamheden uitvoeren. De enige uitweg is hongersnood, de dood of geboren worden in een rijke familie die als werkgever de dwangarbeiders met open armen ontvangt, want hoe goedkoper de arbeider des te meer winst zij kunnen maken. Winst is geld en geld is de weg naar totale vrijheid.

Ik keek naast mij. Hij worstelde weer met een gigantisch stuk modder. Telkens als hij het goed vast had gleed er een stuk weg en viel het weer. Hij keek kwaad naar de grond waarop het stuk modder was gevallen. Zijn gezicht sprak boekdelen, onweer zelfs. "Sorry" mompelde hij in mijn richting, alsof hij weer zijn overbekende vloeken had laten horen. Ik keek hem vragend aan. "Geen sorry zeggen als je niets gedaan hebt, dat hoef je alleen bij hen te doen" fluisterde ik, terwijl ik met een hoofdknik naar de opzichters wees. Een flauwe glimlach verscheen en hij wierp een snelle blik op de twee opzichters die onze verrichtingen gade sloegen.

Irritante lui waren de opzichters. Zij waren degene die je werk beoordeelden en degene die konden zorgen dat je geen uitkering kreeg. Als zij het in hun bol kregen, dan kon je fluiten naar je centen. Zij hadden de macht en waren er totaal niet vies van deze te gebruiken. Als je iets als "hoerenzooi" kon aanmelden, dan staan de opzichters bovenaan de lijst. Ergere mensen heb ik in mijn leven nog niet meegemaakt. Ze pikten je er gerust uit, waarna je beschuldigd werd van luiheid. Dat je het werk niet goed uitvoerde, brutaal zijn, te laat komen of veel te vaak pauze nemen. Het maakte niet uit wat je deed, soms kreeg je gewoon een strafkorting omdat zij dat leuk vonden. Hadden ze een hekel aan je, dan kon je het echt vergeten. Dan zat je regelmatig drie maanden zonder een uitkering en dus zonder geld. Op die manier hadden ze al verschillende mensen veroordeeld tot een zwerversbestaan, want zonder geld kan je de huur van je woning niet meer betalen en dan wordt je zonder pardon op straat gezet. Je spullen verkopen ze gewoon, want (zo zeggen ze) het verschuldigde geld moet ergens vandaan komen. Niets heb je te zeggen meer. Je bent een nummer, een stuk vlees dat kan werken en dus moet werken.

Ik keek nog een keer naar de opzichters en sloeg mijn blik snel neer toen ik zag dat ze onze richting opkeken. Dat was ook zoiets, als je naar de mening van de opzichters te vaak naar ze keek kregen ze de pik op je en dan was je nog niet jarig. Het scenario waarin mensen tot het zwerversbestaan werden veroordeeld was vaak op deze manier begonnen. Ik stak mijn handen diep in de modder en begon weer te graven. Ik deed net alsof ik het geweldig vond, blij was met deze kans op werk en zorgde dat problemen niet in mijn buurt kwamen. Daarom hield ik hem ook uit de problemen door hem aan te kijken als hij weer stond te vloeken. Zijn kwaadheid amuseerde mij mateloos, maar ik wilde niet dat de ellende die hij daarmee over zichzelf uitriep op mij kon overslaan. Door mij kwam hij niet meer in de problemen en daar was hij mij dankbaar voor. "Kom, nog even doorgaan! De dag is bijna ten einde!" sprak ik bemoedigend. Iets wat ik beter niet had kunnen doen. Het leverde mij een waarschuwing op. De tweede van deze week, wat betekende dat ik gekort zou worden op mijn uitkering. Ik keek naar de grond en van binnen kookte ik van woede. Ik liet niets merken. Ik heb het geld van mijn uitkering veel te hard nodig om te overleven. Naast mij werkte hij nog harder, in stilte en met zijn verbeten blik op het gezicht. We zijn verdoemd en we mogen er niet over klagen. Hoerenzooi!

23 november 2013

Van die dingen

Iedereen heeft weleens zo'n dag waarop verschillende mensen aan je vragen hoe je je voelt. Niet mensen die je daadwerkelijk kent, mensen die je als vriend beschouwd, maar gewoon de mensen in de wandelgangen. De vage kennis of iemand die geheel toevallig in hetzelfde gebouw moest zijn als jij. Of gewoon iemand online, iemand met meer nieuwsgierigheid in de medemens dan jij ooit kan opbrengen. Iedereen kent dit soort mensen en iedereen heeft dezelfde vraag wel voor de kiezen gehad.

Meestal kies je ervoor om de waarheid te verbloemen. Het is toch een onbekende die het vraagt en dan ga je niet vertellen dat het niet zo lekker loopt. Je gaat zeker niet uitleggen dat je gisteren nog met een beteuterd gezicht naar je plafond stond te kijken, omdat de bout die je erin gedraaid had je gewicht nooit kon dragen. Dat je nog geen andere plaats hebt gevonden om je touw aan vast te maken hou je helemaal voor jezelf. Je staat eigenlijk nog steeds te kijken naar een goede plek. Het is een missie in je leven geworden, die je niet deelt met iedereen. Sterker nog, er is niemand die weet dat je soms met een touw in je handen naar je plafonds staat te staren. Hopen op een ingeving, een moment van helderheid waarop je weet dat het touw jouw gewicht kan dragen. Maar je hebt dat moment nooit. Altijd zie je weer een dingetje, de houvast dat je lichaam te zwaar is voor alles wat je in het plafond kan draaien. Je vraagt ook geen hulp. Dat doe je niet. Je verteld het gewoon aan niemand en zeker niet aan mensen die je helemaal niet zo goed kent.

Weet je nog dat je een keer, enkele dagen geleden, in het medicijnenkastje keek en alleen paracetamol zag liggen. Paracetamol en pleisters, iets anders had je niet meer en de pleisters hadden niets met je doel te maken. Die telde niet eens mee. Je stond te kijken naar de paracetamol, denkend aan de witte ronde pilletjes binnenin het doosje. Met die dingen zou het nooit lukken. Hoeveel je er ook tussen je tanden kapot beet, het ergste wat je kon overkomen was een pijnlijke maag en misschien een duizelig gevoel. Voor het gevoel haalde je één wit pilletje uit het blister en wierp het op je tong. Je voelde het dingetje liggen in je mond. Langzaam oplossen op je smaakpapillen. De vieze smaak van de pil in je mond en het speeksel dat ontstond om het weg te krijgen. Je kauwde de restanten weg met je kiezen. Het droge gevoel in je mond negeerde je en je ging op de bank zitten. Je vroeg geen hulp en je vertelde het aan niemand. Je zat gewoon op de bank te kijken naar de muren. Niets bewoog en jij nog minder. Je bleef zeker een uur of twee staren naar de muren, voordat je weer in het medicijnenkastje keek. Niets veranderd. Nog steeds alleen paracetamol en pleisters, niets dat echt nuttig was. Het touw lag al een tijdje onaangeroerd half onder de bank. Zelfs dat bracht je geen vreugde meer, omdat je wist dat je het nergens aan vast kon binnen. Dat je niets in huis dat stevig genoeg was om je gewist te dragen.

Het duurde niet lang voordat iemand weer aan je vroeg hoe het met je ging en je weer loog over alles. Je vertelde dat het goed ging en dat je bezig was met mooie plannen. Dat je elke dag je hoofd diep onder de dekens stak en de plannen bestonden uit het bevechten van de duisternis onder de dekens liet je maar achterwegen. Je vertelde dat je je moeder als anderhalve maand niet meer hebt gesproken, maar dat het niet erg was. Jullie gingen toch altijd uit van "geen bericht, goed bericht!" maar je vertelde er niet bij dat je zelf ook nooit contact opnam met je moeder. Dat je haar niets te zeggen had en niet zo goed wist wat je er verder mee moest, omdat je moeder nooit bij je op bezoek kwam. Je knikte als iemand tegen je zei dat je goed bezig was en dat jouw pootjes wel terecht zullen komen. Zoveel talent als jij hebt, dat zou iemand toch moeten opvallen. Dan knikte je weer, lachte wat en ging weer verder met wat je aan het doen was. Je kon ze niet vertellen wat er echt speelde.Ze zouden toch niet luisteren of met raad komen die je zelf ook allemaal wel wist. Het was ook het punt waar je elke dag tegenaan liep. Je wist precies hoe het hoorde, kende elke brokje raad uit je hoofd en toch kon je het niet toepassen. Je gedachten wilden wel, maar je hoofd kreeg je lichaam niet aangestuurd en daarmee de duisternis in licht. Het waren van die dingen.

Dingen zoals het touw dat je nergens kon vastmaken, het medicijnenkastje dat helemaal leeg was, het gebrek aan hoogte als je uit je raam keek.. Er was altijd wel wat. Beren op de weg die zelfs zichzelf in de weg liepen. Je wist precies wat het was en ook wat je eraan kon doen, maar dat vertel je niemand. Dat kan je ook aan niemand vertellen. Ze zouden het niet begrijpen. Denken dat je een grapje maakt of zeggen dat het allemaal zo erg niet is. Dan gooien ze de goede raad dat je je schouders eronder moet zetten en door de zure appel heen bijten. Je hoort het ze allemaal zeggen, omdat je het allemaal al eerder gehoord heb. Niet één keer, maar honderden keren. Je moeder was geen uitzondering en ondanks je haar al een tijd niet gehoord hebt weet je wat ze zal zeggen. Je laat het allemaal meer. Het hoort erbij en met het touw in je handen loop je weer door het huis. Misschien dat je iets over het hoofd gezien hebt. Misschien dat er toch iets stevig genoeg is. Misschien... maar er is nooit iets te vinden. Het zijn namelijk van die dingen.

17 november 2013

Waarom ze jagen..

Een foto van een vrouw die een leeuw doodgeschoten heeft schuift over mijn beeld. Enkele uren laten verschijnt precies dezelfde foto weer langs. Ze zit bovenop een grote leeuw, haar rechterhand diep in de mannelijke manen gestoken, in haar linkerhand een jachtgeweer. Trots kijkt ze in de camera, het onderschrift vermeld ook dat ze uitermate trots op haar "kill" is en dat het haar zoveelste leeuw is. Ze schaamt zich niet voor haar daden. Dat blijkt uit de foto en de verhalen die ze over het doden van dieren verspreidt.

De vrouw organiseert jachtpartijen voor rijke mensen in Zuid-Afrika. Voor veel geld kunnen ze weerloze leeuwen, olifanten, zebra's, gnoes en andere grote (gevaarlijke) dieren uit Afrika opjagen en doodschieten. Het is in Afrika een industrie die veel geld oplevert. Geld dat besteed wordt om de wildparken in stand te houden. Parken waar wilde Afrikaanse dieren in alle vrijheid en rust kunnen rondlopen. Hier hebben ze minder last van stropers die wilde dieren zien als wandelende geldzakken en ze net zo lang opjagen tot ze volledig uitgestorven zijn. De zwarte neushoorn is pasgeleden dit lot ondergaan. Helemaal uitgestorven in het wild, omdat er mensen waren die dachten dat de hoorn van deze beesten hen ongekende seksuele krachten zou geven. Een afrodisiacum op poten, stoken in een nogal gepantserde huid en genoeg kracht om bomen te vellen. De hoorn bracht zoveel geld op dat er mensen waren die ze liever dood zagen, dan ronddwalend tussen de wildernis en het gras onder z'n voeten. Wat dat betreft zijn mensen stompzinnige wezens en zullen ze dat altijd blijven. Mocht de mensheid ooit op dezelfde manier (of een andere) uitsterven zal geen diersoort er een traan om laten. Niet dat ze de intelligentie hebben om te beseffen dat er geen mensen meer zijn, maar het zal voor de gehele fauna op aarde een verademing zijn.

Terug naar de vrouw op de foto en de leeuw die ze doodschoot. Het jagen op deze dieren, het zogenaamde big-game-hunting brengt ook veel geld op. Heel veel geld, wat ook de reden is dat ze deze jachtpartijen organiseren. Enig verschil is dat ze juist niet willen dat de dieren waarop ze jagen uitsterven. Grote dieren die uitsterven zijn slecht voor de business, heel slecht zelfs. Een dier die er niet meer is kan je niet meer op jagen en waarop je niet kan jagen brengt geen geld in het laatje. Geen geld bekend niets mogelijkheden meer om de wildparken te onderhouden en nog veel meer dieren die zullen uitsterven, vanwege de stropers die vrij spel krijgen in de (beschermde) wildparken. Maar jagen mag niet. Jagen op dieren met grote geweren is zielig, want de dieren zijn weerloos tegen een kogel die met grote snelheid hun ingewanden doorboort. En dat is het ook. Het is ook uitermate zielig, onsportief en ronduit treurig dat mensen op wilde dieren jagen. Dat zal ik nooit ontkennen, alleen is het een noodzakelijk kwaad. Zonder deze jachtpartijen zouden we helemaal geen wildstand meer hebben. Dan kunnen we in Afrika nog alleen genieten van stokstaartjes die als een plaag over de savanne rennen of van gras dat zo hoog staat dat je de eenzame boom in de verte niet eens meer ziet. Ik ben tegen jagen op groot wild, maar probeer het wel in het grotere licht te zien. Liever dat één leeuw sterft, dan de hele leeuwenpopulatie verdwijnt onder de handen van stropers.

Wat dat betreft kunnen we het jagen ook naar de Nederlandse bodem trekken. Hier wordt ook op dieren gejaagd. Herten, vossen, konijnen, fazanten, allemaal dieren die weleens overhoop geschoten worden door de kogel van een jager. Ook hier kan je schande van spreken, want ook dit is zielig. Het is ook ronduit zielig om dieren dood te schieten, maar in de natuur van Nederland moeten we wel. Nederland heeft geen echte natuur, alles is gemaakt. Gefabriceerde natuur hebben we in Nederland en dat moet onderhouden worden. We kunnen herten, wilde zwijnen, konijnen en weet ik wat niet vrijelijk tussen de bomen laten lopen. Als de populaties ongemoeid worden gelaten groeien ze in korte tijd tot gigantische proporties, vreten ze alles kaal en uiteindelijk sterven ze van de honger. Iets wat ze een paar jaar geleden deden, als proef in de Biesbossen en iedereen op de achterste benen ging staan toen de eerste beelden van uitgemergelde en verhongerde herten de krant haalde. Je kan het namelijk nooit goed doen in gecreëerde natuur, ergens moet er gekozen worden voor een noodzakelijk kwaad.

Laten we nog even teruggaan naar de foto en de stroom van verontwaardiging die over de vrouw op de foto uitgestort wordt. Het is namelijk vrij gemakkelijk iemand te veroordelen die in een ver land met een groot geweer schiet op leeuwen, terwijl er enkele dorpen verder varkens, kippen en koeien in benauwde hokken opgekweekt worden voor het vlees. Daar hoor je niemand over, behalve enkele dierenactivisten die sinds Volkert van der G. helemaal gezien worden als staatsgevaarlijke idioten. We houden ons activisme liever ver verwijderd van ons bed en daarom veroordelen we een vrouw die gewoon nogal treurig is, maar wel een legitieme reden heeft om zo treurig te moeten zijn. Ik hoop nu alleen dat het stukje vlees dat vanavond op je bord komt te leggen net zoveel aandacht krijgt als er besteed wordt aan het veroordelen van big-game hunting. Het hersteld mijn vertrouwen in de mensheid niet, maar we stellen wel de prioriteiten een beetje bij. Dichtbij huis gebeuren namelijk veel ergere dingen met dieren en die hoeven niet onzichtbaar te blijven, omdat jullie ze niet willen zien.

12 november 2013

De Sinterklaas-discussie

Dit jaar was de discussie er vroeger bij dan voorgaande jaren. Nog voor de eerste pepernoot in de supermarkt gesignaleerd was had ik al de eerste tegenstander van de knecht van Sinterklaas horen leeglopen. Net als pepernoten, klagen dat ze te vroeg in de winkel liggen en taaitaai-poppen is de discussie een onlosmakelijk onderdeel van de Sinterklaas-viering geworden. Zonder klagen over de kleur van de knecht, de kleding van de knecht en het feit dat je een radicaal bent als je durft te klagen over de knecht is het geen Sinterklaas meer. Elk jaar opnieuw begint het weer. Ooit begonnen als een klein vuurtje in een bedompte woning driehoog achter, of misschien wel in een helder-verlichte villa ergens op de Amsterdamse zuidas, is het uitgegroeid tot een veenbrand die de hele maatschappij bezighoudt. Er is ook geen ontsnappen aan. Het is niet eens meer mogelijk om geen mening te hebben in de jaarlijks terugkerende Sinterklaas-discussie. Iedereen wordt erbij betrokken, of je Sinterklaas nu leuk vind of niet. Het is er en gaat niet weg tot je iets gezegd hebt.

Elk jaar weer lijkt de discussie harder en verbetener te worden, met dit jaar als hoogtepunt. Nog voordat ik überhaupt dacht aan pepernoten of kijken waar ze nu weer in de winkel lagen zag ik de eerste verwijzing naar de knecht van Sinterklaas voorbij komen. Dan weet je dat de donkere dagen weer aangebroken zijn. De laatste maanden van het jaar, de feestdagen komen eraan en we gaan elkaar met woorden aftroeven. Tenminste, dat was de Sinterklaas-discussie in de voorgaande jaren. Iemand begint de discussie, meestal iemand die vind dat de knecht van Sinterklaas zijn langste tijd gehad heeft en anderen gaan daar tegenin. Een beetje strijd en langzaam dooft het weer uit als de stoomboot de Nederlandse kades raakt. Heel spannend wordt het eigenlijk nooit, maar toen brak dit jaar aan.

Dit jaar nam de Sinterklaas-discussie een andere vorm aan. Harder dan voorheen, de degens werden echt gekruist. Je kon alleen voor zijn of juist faliekant tegen. Een middenweg was niet mogelijk, net zo min als je kon ontsnappen aan de discussie. Het was overal. Hele praatprogramma's werden erover volgeleuterd, pagina's op internet werden eraan gewijd en de sociale media ontplofte met voor- en tegenstanders. Heel even was het de waan van de dag, die overging in de waan van de week en nog een maand aanhield. Niemand luisterde meer naar elkaar. Beide kampen groeven diepe loopgraven vanwaaruit ze hun argumenten met veel geschreeuw naar de andere kant slingerden. Je kon niet eens meer spreken van een discussie. Het was een uitwisseling van argumenten, de een meer valide dan de ander, geworden. Wederzijds begrip voor de andere z'n standpunten ontbrak geheel en de andere partij, de tegenstanders, worden weggezet als radicalen of mensen die tradities moedwillig willen slopen. Racisme, extremisme, oikofobie en weet ik veel wat nog meer passeerden de revue. Net zolang tot we het punt bereikten dat iedereen er doodziek van was. Doodziek van de discussie en nog veel zieker van de tegenpartij die weigert te kijken naar enig argument. De mensen die zich echt ingegraven hebben in een loopgraaf en bovenop de barricaden staan kunnen we niet meer aanhoren. Het is genoeg. We zijn het zat.

En toch sijpelt de discussie overal doorheen. Je kan het wel zat zijn, de discussie dusdanig moe geworden dat je een andere kant op wil kijken, maar dat kan niet. Er is geen ontsnappen mogelijk. Je let even niet op en iets als Powned komt wel weer met een zogenaamd nieuwe invalshoek. Of iemand gooit zo'n zogenaamde nieuwe zienswijze op één van de vele sociale media, waarna je jezelf opeens gedwongen voelt om weer je argumenten uit de kast te halen. Weer start de discussie op. Een discussie die geen discussie meer is, maar een opsomming van je argumenten en een weigering te luisteren naar de andere partij. Hoe je het ook went of keert, het eindigt altijd in frustratie en partijen die kwaad weglopen. Vaak lopen zelfs beide kampen kwaad weg en vervagen vriendschappen door deze jaarlijks terugkerende traditie. Sinterklaas heeft zijn onschuld verloren en de maatschappij moet zich nog opmaken om de cadeau's te kopen.

Met nog iets minder dan een maand te gaan moeten we ons nog opmaken voor enkele weken dezelfde argumenten langs zien te komen. Zelfs als je het niet meer wilt zien zal je er alsnog mee geconfronteerd worden, zelfs als je helemaal niets met de viering hebt moet je partij kiezen (als je dat nog niet gedaan hebt). En je weet dat je volgend jaar weer precies hetzelfde moet gaan doen, net zoals je iets moet roepen over pepernoten die elk jaar terugkeren in de supermarkt. De discussie is een traditie geworden, eentje die het land verdeeld in onverenigbare kampen en zoals we de discussie dit jaar voeren is er nog maar één conclusie mogelijk. We zullen blij zijn als het zes december is. We zullen blij zijn als Sinterklaas met zijn stoomboot weer verdwenen is.

9 november 2013

Reizen met de Nederlandse spoorwegen

Reizen met de trein, voor vele mensen een dagelijkse gang van zaken en voor anderen een avontuur dat ze liever niet aangaan. Iedereen kent de klachten over de Nederlandse spoorwegen (NS) en de andere vervoerders van treinpassagiers. Als je het nieuws moet geloven is het schering en inslag bij die spoorwegen en rijden de treinen vaker niet dan wel. Zelf ben ik een frequente treinreiziger en kan gerust zeggen dat het merendeel van de reizen zonder veel noemenswaardige problemen verloopt. Natuurlijk moet je wel rekening houden met een langere reistijd en het feit dat je totaal niet voor de deur afgeleverd wordt, maar je hebt in ieder geval geen last van aso-bestuurders. Ook is de kans op een dodelijk of een gewoon lelijk auto-ongeluk volledig afwezig, dus er is wel iets te zeggen voor reizen met de trein.

Alleen wegen die voordelen niet op tegen de nadelen, zeg maar de service die de Nederlandse spoorwegen biedt. Er zijn weinig bedrijven minder begaan met hun klanten dan de aanbieders van openbaar vervoer. Hierin wil ik de Nederlandse spoorwegen echt geen uitzondering noemen, alle aanbieders van openbaar vervoer lijken lak te hebben aan de mensen die ze moeten vervoeren. Passagiers worden beschouwd als een vervelende ballast, een noodzakelijk kwaad dat zorgt voor de inkomsten om hun producten te laten rijden. Dat wij, passagiers, helemaal niet de klanten van de aanbieders van openbaar vervoer zijn laten we maar even in het midden. Als passagier ben je niet meer dan het product, hetgeen dat vervoert moet worden. De werkelijke klant is de overheid, degene die voorschrijft waar treinen en bussen moeten rijden en de vervoerders willen elkaar aftroeven door dit zo goedkoop mogelijk te doen. En daarmee is de afbraak van elke vorm van service en bereidwilligheid om de passagier tegemoet te komen verdwenen. Service kost geld en alles wat geld kost moet vermeden worden.

De Nederlandse Spoorwegen (NS) is hierin geen uitzondering en gezien zij de grootste aanbieder zijn op het spoor valt het erg op als de service drastisch aan de maat dreigt te raken. Dat circa 10% van alle treinen vertraging heeft is al jaren volstrekt normaal. Let wel, het gaat om vertragingen langer dan vijf minuten. Alles daaronder wordt als "normaal" gezien en op zich ben ik geen kniesoor die op elk minuutje zout wil leggen. Toch is het nogal vreemd dat een professioneel bedrijf het al jaren toestaat dat het geleverde product onder de maat is. Ik heb het nog niet eens over de zogenaamde "aangepaste dienstregelingen" als het weer opeens omslaat, het hard gaat regenen, een beetje sneeuw valt of opeens de herfst invalt. De wisselende weersomstandigheden zijn lastig voor het Nederlandse spoor. Daar kunnen de treinen niet tegen, kan het spoor niet tegen en de dienstregeling is er niet tegen opgewassen. Natuurlijk kan je hierin tegen inbrengen dat het Nederlandse spoor één van de drukste ter wereld is, maar de allerdrukste ter wereld (Japan) kan het ook. Critici brengen hier wel tegen in dat Japan een hele andere mentaliteit heeft dan wij, hier in Nederland en Europa en daar hebben ze ook gelijk in. Toch, als we het dichter naar huis willen brengen, doet Zwitserland het ook verrassend goed. Qua dienstregeling en vertragingen lijkt Zwitserland veel op Japan, maar dan met een minder rigide manier van werken. Dus gaan we ons afvragen wat er aan de hand is met onze eigen Nederlandse Spoorwegen. Waarom kunnen (of doen) zij het niet?

Het antwoord is simpel: geld. Het kost geld om op tijd te rijden, om een goed functionerende dienstregeling te hebben, om te zorgen dat het spoor op de juiste manier onderhouden wordt, om te zorgen voor goed materieel. Het is puur een kwestie van centen en de (vreemde) wens om winst te maken op een publieke service. Daardoor ontstaan er vreemde excessen en worden de passagiers niet meer dan een product (dat veel te mondig is en niet moet zeuren). Het is ook niet verbazend dat je dan krantenartikelen als "Bejaarde (89) uit de trein gezet" leest. Dat dit niet de eerste keer is verbaasd ook totaal niet en uiteraard beloofd de Nederlandse Spoorwegen (NS) beterschap en wordt de betrokken conducteur aangesproken, maar over een aantal maanden lezen we weer zo'n soortgelijk artikel. En laten we er rekening mee houden dat dit maar een fractie van de gebeurtenissen op het spoor is. Het merendeel haalt de media niet eens, omdat de mensen die het overkomt niet "bijzonder" genoeg zijn om een artikel aan te wijden.

Wat nu?
Het is duidelijk dat wij, passagiers, voor de Nederlandse spoorwegen (NS) een noodzakelijk kwaad zijn. We mogen blij zijn dat we mogen instappen in het product dat ze over de rails laten razen en vooral niet kritisch naar dat product kijken. Kritiek vinden ze maar vervelend bij de Nederlandse spoorwegen (NS), dat willen ze ook niet horen. Het is ook hun goed recht. De Nederlandse spoorwegen (NS) krijgt van de overheid geld om treinen over de rails in Nederland te laten rijden. Het is ook logisch dat de Nederlandse spoorwegen (NS) alleen kritiek van hun klant wil ontvangen en niet het product dat ze toevallig moeten vervoeren. Die zienswijze is helemaal niet zo vreemd, vanuit een kapitalistisch oogpunt gezien dan..

Wat dat betreft heeft de Nederlandse spoorwegen (NS) het maar makkelijk met de Nederlandse bevolking. Wij zijn een stel gedweeë schapen. We klagen wel, maar een echte actie ondernemen we niet. Het is net alsof we naar de bakker gaan en een beschimmeld brood kopen. We zeggen wel tegen de bakker dat het brood beschimmeld is, dat we het anders willen zien, maar de volgende dag kopen we het gewoon weer. "Je moet toch brood hebben" is dan het veelgehoorde antwoord. Op die manier zien we reizen met de trein, want je moet toch ergens heen. Iets waar ik het ook helemaal mee eens ben. Om ergens heen te gaan en je hebt geen zin om met de auto te gaan (of heb die mogelijkheid niet) ben je genoodzaakt in de trein te stappen. Toch hoef je niet mee te gaan in die megalomane visie van de Nederlandse spoorwegen (NS), waarbij jij als passagier helemaal aan de onderkant van de ladder staat. Als product hoor je daar ook te staan in de ogen van de Nederlandse spoorwegen (NS) en als je dat graag wilt is het ook je eigen keuze.

Ik heb gekozen voor individueel protest. Zoals ik niet naar de bakker ga om beschimmeld brood te kopen (als hij het kwijt wil, wil ik het wel gratis meenemen) wil ik ook niet betalen voor treinreizen die ver onder de maatstaven van alle redelijkheid zijn. Als de Nederlandse spoorwegen (NS) mij, als passagier niet serieus neemt en mij behandeld als de rommel die zich in treinprullenbakken opstapelt weiger ik te betalen voor de reizen die ik maak. En nu hoor ik gelijk mensen roepen dat je niet zomaar kan zwart-rijden, dat je dan boetes krijgt en allerlei andere ellende. Ook wijzen ze naar het artikel van de bejaarde vrouw die zonder pardon uit de trein wordt gezet, omdat ze vergat in te checken met haar OV-chipkaart. Ik zal ook de laatste zijn om die zaken tegen te spreken. Daar moet je inderdaad rekening mee houden, maar zoals bij elk protest loop je tegen weerstand op. Je moet het gewoon zien als weerstand tegen het protest en ook zijn hier oplossingen voor. Ik begrijp namelijk best dat niet iedereen bereid is om in de trein te gaan zitten, zonder kaartje en bij controle gaat roepen dat je "weigert te betalen, omdat de service ondermaats is". Dat hoeft ook helemaal niet. Je kan ook in stilte protesteren of gewoon gaan zwart-rijden, omdat je geen zin hebt om dat megalomane bedrijf van de Nederlandse spoorwegen (NS) van geld te voorzien.

Zwart rijden bij de Nederlandse spoorwegen
Als frequente treinreiziger kan je redelijk goed patronen ontdekken in wanneer conducteurs hun ronde door de trein doen. Zoals eerder gezegd gaat het bij de Nederlandse spoorwegen (NS) puur om zoveel mogelijk geld verdienen, het zogenaamde winst maken en personeel kost veel geld. Hierdoor zitten er minder conducteurs op de treinen en wordt er veel minder gecontroleerd in de treinen. Er zijn ook duidelijke trajecten aan te wijzen waar niet (meer) gecontroleerd wordt of zeer sporadisch. In principe kan je praktisch elk traject binnen de Randstad hiertoe beschouwen, behalve de treinen van en naar Schiphol. Als je perse gecontroleerd wil worden zou ik een trein van of naar Schiphol nemen, want er is volgens mij niets leuker dan toeristen nodeloos geld afhandig maken omdat ze niets begrijpen van ons openbaar vervoer. Alle andere trajecten binnen de Randstad zijn praktisch controlevrij.

Toch zijn er nog genoeg mogelijkheden waarop je gecontroleerd kan worden. Om te beginnen in sprinters, de treinen die op elk station dat ze tegenkomen stoppen. Vroeger waren dit de stoptreinen, maar sindsdien het bij de Nederlandse spoorwegen (NS) nog alleen om de winst draait is de naam naar sprinter veranderd. Klinkt waarschijnlijk spannender en je wordt in een sprinter praktisch altijd gecontroleerd. Het maakt niet uit naar welk rot-gat die sprinter rijdt, er komt vanzelf een conducteur langs om naar je plaatsbewijs te vragen. Het is ook simpel om te zeggen dat wanneer je zwart gaat reizen en geen zin in gezeur met de conducteur hebt, je de sprinters vermijdt. Intercity's zijn wat dat betreft een stuk veiliger qua zwart rijden. Hier zie je de conducteur alleen hard langslopen om van de ene deur naar de andere te gaan (andere redenen zijn natuurlijk ook mogelijk) en niet direct om te kijken of iedereen wel een geldig plaatsbewijs heeft.

Reizen in de spits is ook goed aan te raden. In de spits zitten de treinen dusdanig vol dat controle voor een conducteur praktisch onmogelijk is, dus je moet wel bereid zijn om in overvolle treinen te stappen. Iets waarmee de Nederlandse spoorwegen (NS) ook gewoon een dikke middelvinger naar de reiziger laat zien, want er lijkt totaal geen bereidheid om hier iets aan te doen. Op zich zou een langere trein in de spits al wonderen doen, maar over de loop der jaren lijken de treinen alleen maar korter geworden te zijn. En hierdoor is de trein dusdanig vol dat de normale kaartcontrole een dagtaak is geworden voor de conducteur. Al moet hier wel een uitzondering gemaakt worden voor het Schiphol-traject, want daar wordt ook veelvuldig gecontroleerd in de spits.

En als je toch gecontroleerd wordt en het blijkt dat je aan het zwart-rijden bent, blijf dan altijd vriendelijk. Een conducteur is ook maar iemand die aan het werk is, niet iemand die als hobby heeft te kijken of mensen wel betalen om in de trein te zitten. Vriendelijkheid brengt de mens heel ver, misschien wel overal maar daar wil ik niet op in gaan. Het heeft in ieder geval geen zin om tegen een conducteur te gaan schelden, omdat hij/zij het werk doet waarvoor ze betaald worden. Leg uit waarom je zwart-rijdt of verzin een smoes over je OV-chipkaart. Er zijn genoeg problemen met de OV-chipkaart dat je een conducteur makkelijk kan overtuigen dat het niet aan jou ligt dat je niet ingecheckt bent. Of vertel gewoon eerlijk dat je de prijs die de Nederlandse spoorwegen (NS) vraagt voor hun aangeboden product belachelijk vind en niet bereid bent die te betalen. Hou er dan wel rekening mee dat je uit de trein gezet kan worden, maar dan blijft bovenaan staan dat je naar eer en geweten gehandeld hebt. Dat je niet meer meedoet aan dat belachelijke winst moeten maken op een publieke service en een statement maakt tegen de verschrikkelijke marktwerking die de grote corporaties graag in de maatschappij zien. Maar hoe je het ook doet, eerlijk toegeven of rondrijden met smoezen waarom je zonder te betalen in de trein zit, weet dat je het doet uit verzet. Tegen de slechte service die de Nederlandse spoorwegen (NS) geeft, tegen de prijzen die je voor treinkaartjes betaald, tegen de OV-chipkaart die we door de strot geduwd hebben gekregen, tegen de overheid die liever naar bedrijven luistert dan de burger, tegen de martkwerking op publieke sectoren. Je bent gewoon tegen en openbaar vervoer hoort gratis te zijn, net als gezondheidszorg en onderwijs! Je bent in opstand gekomen en rijdt zwart!

27 oktober 2013

De veranderende Nederlander

Terwijl de storm van de eeuw over ons land begint te razen, denken we even na over de tweedeling die ontstaan is. De maatschappij is verscheurt, verdeelt en staat als twee kampen rechtlijnig tegenover elkaar. Het zwarte pieten-vraagstuk raakt ons allen, zelfs de mensen (zoals ik) die helemaal geen Sinterklaas vieren en het hele feest net zo lief in de prullenbak zien verdwijnen. Zelfs zij voelen zich geroepen om een kant te kiezen, een barricade om achter te gaan staan. Er is geen mogelijkheid om er niets van te vinden, dat is onmogelijk. Iedereen heeft een mening over zwarte piet. Je bent voor of tegen. Er is geen middenweg meer. Het is veranderen of vasthouden aan de wijze zoals we het altijd gedaan hebben.

En laat daar het precies om draaien. Het gaat niet om discriminatie, bewust willen kwetsen van minderheden of mensen met een andere huidskleur. In tegendeel juist, dat is nooit de intentie van de gemiddelde Nederlander geweest. Vanuit de discussie rond de islam werd het ook duidelijk. Ook daar valt het op dat je bijna gedwongen wordt om een kant te kiezen. Of je bent voor of je bent tegen. Er is geen middenweg, de voor- en tegenstanders duwen je vanzelf een barricade op waarachter je kan gaan verschuilen. Je moet wel, de maatschappij vraagt het aan je en de maatschappij, dat ben jij. Zelfs als je er niet aan mee wil doen, doe je toch mee. Je ontkomt er niet aan en vanzelf heb je er een mening over. Maar waar heb je precies een mening over? En nog belangrijker: Waarom verdelen dit soort vraagstukken de maatschappij is dusdanige mate?

Van oudsher staat de Nederlander bekend als een open volk, voor rede vatbaar en vooral uitermate tolerant naar andere gebruiken en gebruiken. De Nederlander was een persoon die alles bekeek, maar nergens over oordeelde. De nuchtere persoon die staat te kijken hoe de hele wereld zwelgt in drank, religie, hedonisme en alles wat de wereldse Goden verbied. Het maakte de Nederlander niet zoveel uit wat iemand geloof en gebruiken waren, zolang er geld te verdienen was stond de Nederlander daar. We waren een tolerant volk, dat was het beeld dat de rest van de wereld van de Nederlander had. En hoe anders is dat beeld geworden. Van tolerant en open, naar xenofobisch en uitermate conservatief. De Nederlander gaat van een warm, openhartig volk naar een groep die iedereen in wij-zij verdeeld. De openheid is verdwenen, de maatschappij is een vijver van eilanden. De Nederlander staat op het hoofdeiland te wijzen naar de andere eilandjes in de maatschappij te wijzen wat zij allemaal fout doen. Zij doen het fout en wij zijn de goede. Zij, alles draait om zij. Eigenlijk zijn we terug in de verzuilde maatschappij van de jaren vijftig, de naoorlogse jaren toen we onszelf onderverdeelde in geloof en overtuigingen. Een juk dat we over de jaren afgeworpen hadden om onszelf te hullen in de schijn van openheid en tolerantie.

Nu de december-maanden naderen en de zwarte piet-discussie weer in alle hevigheid losgebarsten is laat de Nederlander zijn ware gezicht zien. De Nederlander is bang. Het is een angsthaas, bang voor elk idee van verandering. De islam is een bedreiging voor de Nederlander, omdat het een nieuwe cultuur in de maatschappij brengt. Invloeden die de Nederlander niet kent en niet wil kennen. De Nederlander heeft de filosofie "Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg" en dit strookt niet met het idee van religie. Een religie voor de Nederlander is sober, gevuld met duidelijk dogma's en gebruiken en op een totalitaire manier rechtlijnig. Dat de islam dit beeld ook bevat kan er bij de Nederlander niet in. Zij zien alleen de exotisch gebruiken, de rare moskeeën, de mensen die het uitdragen en de boosheid in de landen waar de islam de belangrijkste religie is. De Nederlander ziet dingen die zij niet aanvaarden. De Nederlander ziet namelijk veranderingen. Gebruiken die de wereld van de Nederlander op de kop kunnen zetten en waar ze (denk ik) dan last van hebben. Wat we vooral zien is een Nederlander die als de dood voor veranderingen is. Een ultra-conservatieve dwaas die liever vasthoudt aan het benauwend verleden dan kijkt hoeveel lucht de toekomst kan geven.

"Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!" klinkt overal door in de Nederlandse maatschappij en toch strijden de Nederlanders keihard en verbeten voor het behoud van zwarte piet. Wat je ook van zwarte piet vind en aan welke kant van de barricaden je ook staat. Met deze discussie is het masker van de Nederlander afgevallen. Deze strijd om een fictief figuur heeft eens en voor altijd de Nederlander laten zien als een volk dat bang is voor veranderingen. Liever vasthouden aan een oubollige traditie waar blanke mensen zich volsmeren met schoenenpoets om te lijken op zwarte mensen. Uitleg waarom de Nederlander dit doet is er eigenlijk niet of beter gezegd, verder dan "zo doen we dat altijd en zo hoort het" komen ze niet. Er is niet echt een uitleg waarom we Sinterklaas vieren en waarom zwarte piet perse zwart moet zijn. Dat is ook niet nodig, tradities zijn er nu eenmaal en een logische verklaring hebben ze (in mijn ogen) nooit. Het is gewoon een feest waarbij de kinderen voorop staan en ze cadeau's krijgen. Gewoon een simpel kinderfeest en alles draait om de kinderen. Daarom mag je het ook niet veranderen vind de Nederlander. Zij herinneren het zich zo, Sinterklaas met een lange witte baard, mijter op het hoofd en zwarte piet verkleed als Moorse handelaar en een gezicht volgesmeerd met donkere schmink. Het hoort zo, zou de Nederlander zeggen.

En waag het niet iets te willen veranderen. De Nederlander veranderd niet. Die laat alles gebeuren. De regering kan het hele zorgstelsel afbreken, sociale ongelijkheid kweken tussen arm en rijk, de zorg omvormen naar een betaalfabriek waarbij je niets meer krijgt en meer betaald. Het maakt de Nederlander allemaal niet uit. De keuzes van de regering, de zogenaamde bezuinigingen die gedaan worden, zijn voor de Nederlander helemaal niet belangrijk. Het heeft geen directe invloed op het leven van de Nederlander. Bezuinigd de regering een paar honderd miljard op de zorg en onderwijs, voor de Nederlander veranderd er niets in het dagelijks leven. Er kunnen nog steeds boodschappen gedaan worden en zolang je niet in het ziekenhuis terecht komt of in het onderwijs werkt is er niets aan de hand. Er veranderd niets en dat vind de Nederlander prettig, maar hoe anders is het met de islam of de discussie rond zwarte piet. Dat is een wezenlijke verandering. Islamisten veranderen het straatbeeld met hun aanwezigheid, zoals moskeeën opeens een heel ander religieus geluid laten zien en de roep om zwarte piet te veranderen komt aan het beeld van de gelukkig jeugd van de Nederlander. Dat mag niet, dat kan niet en de Nederlander zal alles eraan doen om de verandering tegen te gaan. Zelfs als de Nederlander hiervoor het eigen beeld van vredelievend, tolerant volk te moeten wijzigen. Dat hebben ze gewoon ervoor over, de Nederlander veranderd niet. Punt uit!

21 oktober 2013

Stiltecoupes

Uitgeput spring ik net op tijd in de trein. Het fluitsignaal klinkt als ik mijn been en tas tussen de deuren doortrek en deze langzaam sluiten. Het sissende geluid van de deuren overstemd even mijn gejaagde ademhaling. Ik heb het gehaald, de trein die ik moest hebben zit ik in. Opgelucht hijg ik even uit in het halletje en kijk de dichtstbijzijnde coupe in. Ik kan kiezen uit boven of beneden, dit is weer zo'n luxe trein. Een tweedekker die hard over de rails voortraast en mij binnen enkele uren op de plaats van bestemming zal brengen. Ergens ben ik zenuwachtig. Ik ga ergens heen waar ik nog nooit geweest ben, geen weg of steg ken en ook nog met iemand die ik nog nooit ontmoet heb. Voor mijn doen zijn dat best veel onzekere factoren en laat ik nu niet niet van onzekere factoren houden. Maar zoals mijn oma altijd zei: "Zonder risico's te nemen krijg ik die kachel niet aangestoken!" en daarmee richtte ze ook haar leven in. En ik heb mijn oma altijd als een zeer wijze vrouw beschouwd, dus deze raad nam ik altijd van harte. Vanwaar ik hijgend in het halletje van een trein sta te kijken naar de coupe waar ik zometeen ga zitten.

Ik kan gerust zeggen dat ik zo ga zitten. Vanwaar ik sta kan ik zonder moeite enkele vrije plaatsen in de coupe onderscheiden. Heerlijke plaatsen waar niemand zit of naast je zal komen zitten, al durf ik dat laatste nooit met zekerheid te zeggen. De reis is nog lang en ik weet niet hoeveel mensen op de volgende stations zullen instappen. Het boeit mij ook niet. Ik heb net gerend om deze trein te halen en ik ga mijzelf belonen door heerlijk onderuit op een stoel te gaan zitten. Nog na-hijgend loop ik de trap naar de bovenste coupe op. Om de een of andere vreemde reden vind ik het prettiger om boven te zitten, terwijl ik in mijn achterhoofd weet dat wanneer er een ongeluk gebeurt je beneden veel veiliger zal zitten. Het is zo'n risico dat ik neem, een volledig onzinnig risico maar daar gaat mij het niet om. Ik duw de deur van de coupe open en het eerste wat ik op de ramen zie is dat (uitermate) irritante icoontje van een stiltecoupé. Het gestileerde gezicht met de vinger tegen de kin gedrukt, het gebaar "sssst!" uitbeeldend. Ik vind het nog steeds het meest lijken op een mannetje dat zijn vinger in de neus duwt. Een persoon dat net doet alsof hij een bandrecorder in de neus heeft en deze aanzet, alsof de tekenaar teveel naar die Monty Python-sketch heeft gekeken. Ik haal mijn schouders op en doe wat ik altijd doe, mij niets aantrekken van het idee van stiltecoupés en gaan zitten.

Ik plof hard neer in de eerste de beste stoel. Verderop, enkele stoelen bij mij vandaan sist een man hard "sssst!" en wijst naar het raam. Naar het icoontje en het woord "STILTE". Ik negeer de man, het zal mij aan mijn reet roesten dat iemand het idee van stiltecoupés heeft verzonnen. Dat andere mensen graag willen conformeren aan dit soort vreemde ideeën, deze beperkende maatregelen in het openbaar vervoer moeten ze zelf weten. Ik sluit mijn ogen en denk er verder niet over na. De trein schommelt heerlijk. Ik voel de versnelling in mijn lichaam. We gaan vooruit en langzaam kom ik dichterbij de plaats van mijn bestemming, daar waar ik iemand ga ontmoeten die ik niet ken en dingen ga doen waarvan ik niets weet.

Als ik mijn ogen weer open zit de coupe vol. Tegenover mij zit een vrouw op haar telefoon te kijken, soms ontsnapt er een glimlachje. De rest van de coupe is ook gevuld met mensen die naar dingen staren. De meeste naar hun telefoon, een enkeling op een e-reader-achtig iets en naast mij zit iemand die een boek leest. Het is doodstil. Niemand zegt iets, niemand maakt geluid. Zelfs de bewegingen die mensen maken gaan geluidsloos. Ik vraag mij af waar al deze mensen vandaan komen. Heb ik geslapen? En zo ja, hoe lang dan? Ik ben een beetje bang dat ik mijn station gemist heb. "Ehm.. mevrouw.." begin ik tegen de dame die tegenover mij zit. Ze kijkt op van haar telefoon en mij heel erg kwaad aan. "Sssst!" sist ze, terwijl ze naar het raam wijst. "Jaja, stiltecoupé" denk ik en wil mijn zin afmaken. "Zijn we station Bre.." De man met het boek fluistert kwaad: "Wilt u stil zijn. Dit is een stiltecoupé en ik wil rustig lezen" "Ssssssst" klinkt het vanuit andere hoeken van de ruimte. Ik kijk de man uitermate verbaasd aan. "Mag ik niet eens wat vragen?" Hierop ontploft de man bijna. Zijn gezicht loopt rood aan, het boek ploft geluidsloos in zijn schoot. Hij wil opstaan, mij de les lezen maar kijkt naar het raam naast mij en blijft zitten. "Nee, meneer" sist hij zacht tussen zijn tanden. "En nu stilte, anders haal ik de conducteur erbij!" Ik maak een gebaar dat hij de boom in kan en draai mijn blik naar het raam.

Ik staar naar buiten in de hoop iets van de omgeving te herkennen. Onbegonnen zaak, omdat ik nog nooit in dit gedeelte van het land ben geweest. Ik zucht. "Ssssst!" wordt mij weer van alle kanten toegesist. Dit is belachelijk. Ik sta op en loop geïrriteerd de coupe uit. Bovenaan het trapje sta ik stil, de deur duwt nog tegen mijn arm. Ik sta stil, omdat er in het halletje een vreemde gebeurtenis zich ontvouwt. De buitendeur staat open, een conducteur staat ernaast en heeft een klein kind bij de arm. Ik schat dat het kind een jaar of twee, misschien drie is. Iets daarachter staat nog een conducteur de moeder van het kind in de wc te duwen. Vreemd genoeg schreeuwt ze niet, maar is de worsteling die ze met de conducteur voert des te heftiger. Bloed stroomt uit haar neus, haar mond en spat op haar tegenstander. Ze krijgt een klap, recht in haar gezicht en daardoor valt ze achterover. De conducteur duikt achter haar aan het hokje in en de deur sluit. De andere conducteur, die dichterbij mij staat bij de geopende buitendeuren lacht en smijt zonder pardon het kind naar buiten. De schrik slaat om mijn hart als ik het kind met zwaaiende armen en benen naar buiten zie vliegen en de grond raken. De trein raast onverstoorbaar verder en de buitendeuren sluiten zich weer. De conducteur ziet mij staan, ziet waarschijnlijk ook de schrik op mijn gezicht. "Wegwezen!" zegt hij. "Niets te zien hier. Opzouten!" Hij kijkt mij indringend aan en maakt een hoofdbeweging richting de coupe waarvandaan ik gekomen ben. "Ehm.." begin ik voorzichtig, maar besluit de raad op te volgen. Ik draai mij om en stap de coupe weer in.

Kwade gezichten staren mij vanaf de stoelen aan. Ik kijk terug en been de coupe door. Hard. Hier en daar wordt er gesist, mij gemaand tot stilte, maar ik loop door en trek de andere deur open. Het geraas van de trein golft even door de coupe en dan sluit de deur weer achter mij. Ik sta tussen twee deuren. In een soort niemandsland tussen de verschillende coupes. Even blijf ik staan, om op adem te komen. Ik kijk achter mij en zie de conducteur van daarnet de coupe instappen. Aangezien ik geen zin een confrontatie heb trek ik de volgende deur open en loop de volgende coupe in. Sommige mensen kijken op, anderen blijven staren op de telefoons in hun handen. Ik kijk naar het raam. Ook dit is een stiltecoupé. Overal hetzelfde woord en hetzelfde stomme icoontje. "Niet weer!" denk ik bij mijzelf en been de hele coupe door. Weer sta ik bovenaan een trapje naar een halletje. Deze is helemaal leeg. Geen conducteurs, geen kinderen en geen moeders. Langzaam loop ik het trapje af en sta besluiteloos bij de deuren. Ik weet even niet of ik zal doorlopen naar de volgende coupe. Gelukkig duurt dit even. Alsof ik precies weet wat ik doe loop ik door en trek de tussendeur open. Het geraas van de trein bespringt mij, ik sta tussen twee treinstellen. In het spreekwoordelijke niets van een trein, de harmonica-vorm omringt mij, mijn voeten stevig op het metaal. Onder mijn voeten voel ik de trein voortrazen, terwijl het geluid meereist. Ik trek de volgende deur open en loop het volgende halletje in.

Op de banken naast de wc zitten twee mensen. Eén leest een boek, de ander kijkt uit het raam. Ook hier staat in grote letters "STILTE" op het raam geplakt. Een stiltecoupé in het halletje? Het wordt steeds gekker met de trein. "Zeg.." begint mijn vraag. De man die naar buiten keek draait naar mij en zegt alleen "stiltecoupé, stilte.." "Krijg de ziekte met je stiltecoupé!" bijt ik hem hard toe en loop kwaad door. "Sssst!" hoor ik nog achter mij. Ik negeer het en loop het trapje af naar beneden. Naar de volgende stiltecoupé. Overal waar ik kom is een stiltecoupé! De hele trein is een stiltecoupé! Net als ik wil gaan zitten op een plek die nog leeg is kraakt de intercom. "Dames en heren" hoor ik een van de conducteurs zeggen. "Excuses dat uw stilte doorbroken wordt, maar hier is een dienstmededeling. We hebben een ongenode gast op onze trein" Ik kijk verbaasd naar de ronde gaatjes in de muur die de intercom voorstellen. "Ongenode gast? Zouden ze mij bedoelen?" De stem uit de intercom gaat verder. "We zullen hierdoor stoppen op het eerstvolgende station en haar buiten zetten. Houdt u er rekening mee dat dit niet, ik herhaal niet, ons station is. Blijft u alstublieft zitten en bemoei u nergens mee! Dank u wel. Einde dienstmededeling" De intercom kraakt weer en is weer stil. Ik ben verbaasd, meer dan verbaasd. Wat is dit voor een trein? Waar ben ik in godennaam ingestapt?

Verbijsterd ging ik zitten en keek weer naar buiten. Het graslandschap schoof voor het raam voorbij. Ik voelde de trein snelheid minderen, steeds langzamer en langzamer schoof het weiland langs mijn raam. Ik staarde naar het gras en de enkele koe die er graasde. We reden een klein station binnen. "Station Beesd" las ik op de blauwe borden. Meer dan een perron en wat wachthuisjes was het niet. De trein stopte, ergens achter mij siste een deur open. Ik ging snel op de plaats tegenover mij zitten, wat enkele "stiltes" van andere passagiers in de coupe opleverde en keek weer naar buiten. Uit de geopende deur kwam de vrouw, de moeder die ik eerder met de conducteur zag vechten, buiten zetten. Ze was duidelijk geduwd. Ze strompelde het perron op en viel keihard op de grond. Haar kleding was gescheurd. Haar rok zat halverwege haar benen en met één hand hield ze haar bovenkleding bij elkaar. De twee conducteurs kwamen lachend naar buiten. Eén van hen trapte naar de vrouw en raakte haar vol tegen het boven been. De vrouw gilde, schreeuwde bijna en kroop weg van de conducteurs. De andere deed een poging haar tegen het hoofd te schoppen, maar miste. Hij wilde nogmaals schoppen. De eerste conducteur zei iets tegen hem en hij zette zijn been weer op de grond. Gezamenlijk liepen ze weer de trein in en ik hoorde de deur dichtgaan. De vrouw lag snikkend op het perron. Ogen helemaal opengesperd en een combinatie van doodsangst en extreme woede op haar gezicht. Ze kroop voorzichtig overeind toen de trein weer ging rijden.

Ik was verbijsterd. Ik keek achter mij. Slechts één persoon, één medepassagier had meegekeken. Hij had een glimlach op zijn gezicht. Ik keek hem verbijsterd aan. Hij vatte dit waarschijnlijk verkeerd op, aangezien hij zijn duim opstak. Alsof hij wilde zeggen: "Hebben ze goed gedaan. Nietwaar?" Hij knikte erbij en deed zijn duim nog een keer omhoog. Ik schudde mijn hoofd en draaide mij om. De mensen zijn gestoord geworden. Er is iets goed mis. Ik wist ook niet meer wat ik moest doen. Dit had ik nog nooit meegemaakt.

Intussen was de trein weer op volle snelheid en raasde de uitgestrekte weilanden weer op de normale snelheid voorbij. De buitenwereld deed net alsof er niets gebeurt was. Alsof de mensen in deze trein het volste recht hadden om iedereen tot stilte te dwingen en het een goede zaak was om mensen te mishandelen die niet meewerken. Ik zat daar en keek uit het raam. Gedachten schoten door mijn hoofd. Het reisdoel, de ontmoeting en wat ik allemaal zou gaan doen was ik allang vergeten. Ik was verbijsterd. Totaal van de kaart. Uit pure verbijstering pakte ik het krantje dat naast mijn op de zetel lag. Het ritselde, zoals kranten doen. "Ssssssssst" siste iemand verderop. Ik negeerde het en schudde de krant recht. Nog meer geluid, nog meer gesis vanuit de coupe. Ik negeerde het allemaal. Veel meer kon ik ook niet. Ik moest de gedachte aan het kind en die moeder uit mijn hoofd zetten. Dat moest.

Ik sloeg de krant open en begon te lezen. De bladzijde ritselde nog meer en ik hoorde een kwade "stilte!" van achter mij komen. Ze konden de ziekte krijgen, ik lees mijn krantjes zoals ik dat wil. Een bladzijde verder hoorde ik een zacht "ahum" naast mij. Een van de conducteurs stond naast mij. "Meneer, dit is een stiltecoupé. U maakt teveel geluid. U stoort de andere passagiers!" Ik keek achter mij en zag enkele mensen genoegzaam naar mij en de conducteur kijken. De gore klootzakken! Ik keek de conducteur aan. "Wat zegt u?" vroeg ik hem op indringende, maar minzame toon. "Dit is een stiltecoupé" antwoordde hij en ik ontplof.

7 oktober 2013

Het lichaam

Inmiddels ligt het lichaampje enkele dagen in de douche, aangezien het de enige plek was waar het uit het zicht was en niemand tot last kon dienen. Ik had op dat moment al verschillende keren gezegd dat we hem moesten begraven of op een andere manier zorgen dat hij zou verdwijnen, maar ze wilden niet naar mij luisteren. Ze hadden nog teveel lol met het lichaam zelf. Iets wat ik niet kon begrijpen. Überhaupt was seks met een kind mij vele bruggen te ver, maar om het met het ontzielde lichaam te doen.. Ik ril weer als ik eraan denk. Wat ze bezielde weet ik niet, maar de gedachte dat ze hun vuige lusten botvierden op het dode lichaam van dat arme kind werd mij soms teveel. Dat was ook een reden dat ik op dit moment zo snel mogelijk van het lichaampje af wilde. Ik wilde gewoon elke associatie aan hem en de handelingen die ze in het donker uitvoeren uitwissen. Alsof het opruimen een nat doekje is dat de vieze vlekken moeiteloos wegveegt, ik wil dat gewoon.

Hoe ik ook smeekte en vroeg, het lichaam bleef in de douche liggen. Elke keer kreeg ik te horen dat ze nog niet klaar waren, nog enkele dagen en voordat ik het wist zou ik ook wel een stukje lusten. Dat laatste deed mij meer gruwen dan gewoonlijk, maar dat liet ik niet merken. Dat zouden ze opvatten als een teken van zwakte, een teken dat ik helemaal niet hetzelfde naar de wereld keek als zij. Dat is anders was en anders zijn wilde ik niet. Ik wilde erbij horen, net als hun zijn. Daarom tolereerde ik ook het lichaampje in de douche. Liet ik het liggen waar het neergegooid was en keek ik niet naar de blauwe plekken. Liet ik de afdrukken van uitgedrukte sigaretten niet in mijn geest doordringen. Negeerde ik de bloedvlekken op de vloer, muur en restanten. Ik liet het lichaampje voor wat het was. Ik deed net alsof het een vieze sok van iemand was, een vuile onderbroek die drie weken geleden daar neergegooid was. Het was niet van mij en ik hoefde er ook niets mee te doen. Ik negeerde het!

Alleen de geur kon ik niet negeren, niet vergeten en niet uit mijn geest krijgen. De vieze geur van stront en verrotting. Het was een aparte geur, een hele nare geur. Ik rook het overal in het huis, zelfs op plekken waar niemand anders iets rook. Ze hadden het zelfs uitgeprobeerd door iemand in huis te halen om te ruiken. Niet dat ze die persoon vertelde dat ze overal moest komen ruiken, maar ze leidde haar gewoon door het huis en pas bij de badkamer sprak ze over een vieze lucht. Dat werd ook beaamd, dat er een vieze lucht hing. Zou zogenaamd komen door een verstopt riolering, waardoor het toilet in de badkamer overstroomd was. Niet helemaal, maar genoeg om ranzig water in de pot te hebben verzameld dat niet meer wegging. Het was een goede verklaring en het verbaasde mij ook niet dat zij het geloofde. Ze zag er niet bijster snugger uit, zoals meeste vrouwen er een beetje dommig uitziet. Ik denk dat ze haar daarom ook binnen gevraagd hadden. Een man was gaan doorvragen naar die wc. Hoe lang dat ding al verstopt was. Wie onze loodgieter was. Waar de waterpomptang en ander gereedschap te vinden zijn. Dat soort dingen. Mannen zijn meer voortdravend in die zaken, vrouwen wat dat betreft afwachtend.

Ik nam het haar niet kwalijk en het was ook beter. De laatste die teveel vragen had gesteld lag nu volledig ontkleed in de badkamer, waar het lichaam veelvuldig misbruikt werd door mijn medebewoners. Als zij toevallig doorgevraagd had over het zogenaamde verstopte toilet had ze zomaar in de schuur kunnen liggen en niet veel later in de verbrandingsoven in de kelder. Vrouwen waren niet interessant, dat vond ik niet alleen maar vooral mijn medebewoners. Zij hielden van kleine jongens, soms zelfs veel te kleine jongens met een grote mond en een brutale blik. De schoffies, de kinderen van ouders uit de sociale onderklasse. Daar hielden ze van. Om naar te kijken, maar vooral om te gebruiken voor hun seksuele lusten. Het waren echte roofdieren, die huisgenoten van mij. En eens in de zoveel tijd belandde zo'n jongetje ontkleed, dood en gemangeld op de vloer in de badkamer. Daar lieten ze het gerust weken liggen. Net zo lang tot het lichaam opgezwollen was van de ontbinding en verrottingsgassen. Ik heb daar nog steeds een hekel aan, al beginnen ze dan voor mij aantrekkelijk te worden.

Hoe meer opgezwollen, des te erotischer ik het vind. De zwart uitgeslagen huid, strakgespannen en glimmend van het ontbindingsvocht. Het vlees zacht, bijna als zachte kaas. Ik krijg een stijve als ik er alleen al aan denk. Alleen de stank, de ontzettend ranzige lucht van verrotting en dood, dat blijft een probleem. Daar heb ik nog steeds geen oplossing voor gevonden. Vicks onder en in mijn neusgaten smeren neemt een groot gedeelte van de geur weg, maar ook mijn libido en dat heb ik juist zo nodig. Ik ben de laatste die het lichaam gebruikt en daarmee ook degene die de restanten opruimt. Gelukkig hoef ik het lichaam altijd maar één keer te gebruiken, zodat de stank (de ergste stank die je kan voorstellen) altijd beperkt. Pas als ik mijn pik in het lichaam stop en duw vergeet ik de stank. In de korte momenten van genot en euforie ben ik helemaal van de wereld. Dan is het lichaam van mij, dan voel ik alles wat zij nooit voelen. Dan ben ik één met mijzelf en het lichaam in de badkamer. Het zijn de momenten waarop ik de heftigste orgasmes heb en mijn huisgenoten mij meewarrig voor aankijken. Ik denk dat ik daarom ook altijd de restanten moet opruimen. Al kan het ook komen doordat er altijd weinig van een lichaam overblijft wanneer ik er klaar mee ben. Het zit in ieder geval niet netjes meer aan elkaar, zoals zij het achterlaten.

Maar zover zijn we nog lang niet. Ze hebben het lichaam er enkele dagen geleden neergegooid en sindsdien is het met regelmaat gebruikt. Ik hoor nu weer geluiden die het meest op neukende honden lijken uit de badkamer komen, alleen heb ik geen idee wie er binnen is. De meeste huisgenoten zitten in de woonkamer voor zich uit te staren, misschien te wachten op hun beurt. Het is ook niet belangrijk. Op dit moment heb ik een hekel aan het lichaampje in de badkamer. Aan de aanblik die het mij bied, de geur die eraf komt en het idee dat het ooit een levend wezentje was dat in handen van mijn huisgenoten is gevallen. Zolang ze het kind nog in leven hebben hou ik mij altijd afzijdig. Wat zeg ik, dan verstop ik mij op mijn kamer. Ik wil niet weten wat ze met die kinderen doen en hou mij hart altijd vast als zo'n jongetje een grote mond geeft. Dat is namelijk wat ze willen en hoe ze op de vloer van de badkamer belanden. Ik gruwel dan van ze, van hun handelingen en hun ideeën. Nu gruwel ik van ze, omdat ze weer een jongetje op de badkamervloer hebben gedumpt. Ik wil ze zelfs haten, maar doe het niet. Ik weet dat ik uiteindelijk ook aan mijn trekken zal komen en dat zij daarvoor gezorgd hebben. Laten we het erop houden dat ik een haat-liefde verhouding met mijn huisgenoten heb.

En ik wou dat het lichaam sneller verrotte. Sneller opzwol in het hoekje van de badkamer. Ik wou dat het mijn beurt was en dat ik het rottende vlees onder mijn handen kon voelen. De wasachtige aanraking over mijn lichaam kon laten gaan. Ik wou dat het alweer zover was, maar ik moet nog wachten. Het is nog lang niet mijn beurt en dus went ik mijn ogen af. Het lichaam is nog te vers, te pijnlijk om aan te zien. Ik ben er nog niet klaar voor.

27 september 2013

Verslaafd aan aandacht

Tegenwoordig kan je er bijna niet meer omheen, mensen die zeggen dat ze gedemoniseerd worden of dat anderen hen demoniseren. Het is een spel geworden, waarbij het niet meer gaat om het winnen maar om de mensen die ze in hun spel meekrijgen. Het is niet de zege die nagestreefd wordt, maar de hoeveelheid aandacht die ze ermee krijgen. Ze zeggen op te komen voor de goede zaak en het respect terug willen brengen in de maatschappij. Respect dat ze vervolgens afdwingen door de anderen neer te zetten als mensen die het spel vuil spelen, door anderen te beschuldigen vals te spelen met de regels die ze zelf opgesteld hebben. Of nog veel erger, door de regels die de andere partij opgesteld heeft opeens als abject te gaan beschouwen. Daarvan te vinden dat het niet kan, verboden moet worden en er alles aan te zullen doen om de andere partij de mond te snoeren. Iets wat overigens hun goed recht is, zolang ze maar echt achter hun zaak staan. Echt staan voor wat ze zeggen en niet, zoals het inmiddels begint te lijken alleen verslaafd zijn aan de aandacht die ze krijgen.

Je hoeft tegenwoordig ook geen krant meer open te slaan of je krijgt wel iets mee van de verbeten strijd om aandacht die gevoerd wordt. Het draait altijd om de mensen achter GeenStijl of de serieuzere evenknie The Post Online. Daarnaast nog wat marginale blogs welke gevuld van xenofobische praat, leugens en het verdraaien van feiten altijd kunnen rekenen op woorden van voor- en tegenstanders, maar uiteindelijk draait het altijd weer uit op eerstgenoemde. GeenStijl en The Post Online zijn, volgens de echte aandachtsverslaafden, de oorzaak van alle ellende. Niet alleen ellende, maar ook vuilspuiterij en dolken die in ruggen van alle tegenstanders gestoken worden. Ze worden beschuldigd van het inzetten van hun media om mensen zwart te maken en te stigmatiseren met de grootste ellende, iets waar ze soms ook gelijk in hebben. GeenStijl, The Post Online en de mensen achter die blogs zijn ook een ster in het beschuldigen van mensen, labels plakken op dingen die er niet horen en het hinderlijk bejegenen van hun onderwerpen. Dat is gewoon een simpele waarheid, je kan ervan houden en je kan het haten. Er is bij deze manier van journalistiek bedrijven geen tussenweg, je vind het mooi of het is de grootste troep die er bestaat. Zelf ben ik van de laatste groep, de manier van werken zoals deze door GeenStijl in het leven is geroepen is smerig, verderfelijk en een smet op de journalistiek. Het is de tokkie-manier om nieuws in de wereld te brengen. Het is logisch dat je daar iets van vind en over wil zeggen (doe ik tenslotte ook, dus waarom niet).

Toch houdt het een keer op. Een strijd voeren is één ding, de strijd zover doorvoeren dat het zinloos wordt ik ook mogelijk. Iedereen kent de strijd van FrontaalNaakt (Peter Breedveld) tegen zijn roze khmer. Hij is een voorbeeld van iemand die dusdanig ver is doorgeslagen dat de aandacht die hij krijgt nog het enige is waar hij het voor doet. Zijn strijd is niet meer een strijd tegen de mensen achter GeenStijl en The Post Online, maar een roep om aandacht over wat ze hem aadoen (of hebben aangedaan). Maar ik wil het niet over FrontaalNaakt en zijn strijd tegen de verhufterisering van de Nederlandse journalistiek hebben. Hij krijgt al genoeg poep over zich heen en heeft mijn mening daar niet bij nodig. Daarbij vind ik ook dat er een geluid moet zijn om de mensen achter GeenStijl, The Post Online en de rest tegenwicht moet bieden, al zou ik dat graag op een andere manier zien en niet door precies hetzelfde te doen als hetgeen waar je GeenStijl en consorten van beschuldigd. Maar zolang niemand zich echt geroepen voelt moeten we het maar met FrontaalNaakt doen.

Alleen is hij niet de enige. Voor hem gelukkig, maar voor de rest van de mensheid is het echt de vraag: Waarom? Met welke reden zou je in godensnaam iemand gaan verdedigen die zegt te strijden tegen de verhufterisering (op het internet en de Nederlandse journalistiek) door zichzelf op precies dezelfde hufterige manier op het internet te gedragen? Van iemand als EdgeofEurope (Rob van Kan) is het nog te begrijpen, zover ik begrepen heb zijn het vrienden van elkaar. Niet alleen op het internet, maar ook daarbuiten en voor vrienden neem je het gewoon op. Zeker als je vind dat je aan de goede kant van de medaille staat. Dan is de keuze snel gemaakt en ga je ook politieke stukken schrijven over de verhufterisering van journalistiek, politici en de maatschappij. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik liever de opinie van EdgeofEurope lees dan die van FrontaalNaakt, maar dat is iets persoonlijks. Toch heeft hij, net als FrontaalNaakt iets waardoor hij mij het gevoel geeft verslaafd te zijn aan aandacht. Een goed voorbeeld is zijn stuk tekst genaamd de betrouwbaarheid van marck burema, hierin wordt de hoofdredacteur van GeenStijl (beter bekend als Pritt) gefileerd door hem. Als je niets van de voorgeschiedenis weet is het een goed stuk tekst, duidelijke voorbeelden en goed onderbouwde mening, maar als je weet dat dit al jaren aan de gang is. Dat ze, ingegraven in loopgraven, om de zoveel tijd zo'n stuk tekst de wereld ingooien en op twitter elkaar helemaal het leven zuur maken dan ga je er anders naar kijken.

Er valt ook totaal niet te praten met deze mensen. Niet alleen EdgeofEurope of FrontaalNaakt zijn niet voor enige rede vatbaar, tegen ze zeggen dat ze de huidige hetze tegen ze zelf in de hand werken levert alleen maar kwade reacties op en de beschuldiging dat je wegkijkt, een nsb-er bent of nog veel erger. Het punt is dat het niet direct deze twee mensen zijn die dat roepen, maar weer de anonieme club twitteraars die achter hen aankomt. Ze blijven volharden in hun strijd, in hun vechtpartij tegen de verhufterisering van maatschappij, internet en de media. Daar doen ze ook alles voor en ze gaan er net zo lang mee door tot ze gelijk hebben. Of gelijk afgedwongen hebben, want de waarheid ligt in het midden. Maar het draait allang niet meer om de strijd, het draait puur om de aandacht die ze krijgen. Door GeenStijl aan te vallen, waar ze ooit een punt hadden om te doen, hebben ze zichzelf in de kijker gespeeld. Ze hebben een naam gekregen, een status op het internet. Het zal ze hier niet om te doen geweest zijn. Dit is een gevolg geweest van de goed-bedoelde strijd tegen de verhufterisering, maar wie met hufters gaat spelen kan erop rekenen dat de hufters het vuil gaan spelen. Wat ook gebeurt is..

Inmiddels kan je niet meer zeggen dat het ze te doen is om de strijd tegen verhufterisering. Het is een verslaving geworden, als je de reacties leest op twitter van de anonieme horde die achter FrontaalNaakt aanloopt dan kan je niet anders meer concluderen dat zij een graantje willen meepikken. Een korreltje van de bekendheid die FrontaalNaakt gegenereerd heeft voor zichzelf. Ze zullen de strijd ook nooit stoppen, omdat ze verslaafd zijn aan de aandacht die ze krijgen. Ze weten dat wanneer ze iets roepen over GeenStijl, The Post Online of één van de andere marginale (rechts-georiënteerde ) blogs dat ze op boze reacties kunnen rekenen. Zelfde met iets negatiefs roepen over de PVV op twitter, dat levert ze een stroom aan negativiteit op waar ze vervolgens helemaal los op gaan. Het gaat niet eens meer over de inhoudt, het gaat erom dat ze zoveel mogelijk (negatieve) aandacht weten te generen en daarmee hun gelijk forceren. Volg voor de gein iemand als DrsYell eens, iemand die het op de man spelen uitgevonden lijkt te hebben. Iets wat je niet tegen hem moet zeggen, vooral tegen hem zeggen dat hij zich als een hufter gedraagt en dat hij precies doet wat hij zegt te willen bestrijden levert een scheldkanonnade op waar honden geen brood van lusten. Deze mensen willen ook helemaal niet op hun tekortkoming gewezen worden. Net zoals een roker helemaal niet wil horen dat roken slecht voor de gezondheid is en verslavend is. Deze mensen zijn verslaafd aan de aandacht die ze krijgen met hun negatieve gedrag. Zoals de mensen van GeenStijl en dergelijke publiek generen door als een hufter door de maatschappij te stampen en rabiate stukjes te plaatsen.

We moeten ook stoppen met onze (goedbedoelde) pogingen om deze mensen te vertellen dat ze hun zaak schade toebrengen. Dat willen ze helemaal niet horen. Iemand die praktisch een jaar lang roept dat ze hem (of haar) kapot willen maken, omdat ze beweren dat hij (of zij) een wapenvergunning heeft is op zoek naar aandacht. Hetzelfde met de mensen die zeggen dat hun werkgever gebeld is, dat opdrachtgevers gebeld zijn en dat ze een hele stroom nare mails ontvangen. Daar kan je best tegen zeggen dat ze verantwoordelijk zijn voor hun eigen situatie of hun eigen wel en wee, maar dan gooien ze het "korte rokjes" argument (u weet wel, vrouwen lokken verkrachting uit door korte rokjes te dragen) in de wereld. Een volstrekt ridicuul argument natuurlijk, maar ze weigeren de hand in eigen boezem te steken. Dat ze zelf de hufters geworden zijn die ze zeggen te bestrijden, dat zien ze niet. En waarom zouden ze ook, als ze inzien dat ze zelf de hufter zijn en dat ze geworden zijn wat ze willen bestrijden krijgen ze geen aandacht meer. Aandacht, die blijkbaar hun leven zin geeft (want waarom zou je het anders zolang volhouden).

Het draait allemaal om de aandacht, de verslaving aan de aandacht die ze krijgen. Overigens heb ik nu het kamp van FrontaalNaakt belicht, maar aan de andere kant staat net zo goed een groep anonieme twitteraars aandacht te zoeken. Ook achter GeenStijl, The Post Online en dergelijke staan een club mensen die als enig doel lijken te hebben ruzie te maken met eerstgenoemde groep. Meestal zijn dit ook mensen die het gedachtegoed van de pvv hoog in het vaandel hebben en er niet vies van zijn zich rechts-extremistisch uit te laten over de islam. Het wordt nooit echt duidelijk of ze het allemaal echt menen of gewoon puur uit provocatie doen. Om de andere partij weer uit de tent te lokken, maar het maakt ook niet uit. Beide partij zijn met een half woord al uit hun tent gelokt en gelukkig voor beide partijen zijn ze niet vies van negatieve aandacht beide kanten op te strooien. En wij moeten het er maar mee doen, accepteren dat er een groep mensen is die extreem verslaafd zijn aan aandacht. Ik denk dat het de meest logische weg is, want negeren is beter dan ergeren.

Extra: 
Bovenstaande tekst is een vervolg op de eerder geschreven tekst "Haters zullen haten". Voor als u meer informatie over de betrokken spelers wilt hebben kunt u daar ook even kijken.

21 september 2013

Het gezeur

Elke ochtend trek hij zijn sokken aan, zorgt dat zijn t-shirt recht zit en zet zijn helm op. De dag begint niet met koffie, maar met de zure smaak van sinaasappelsap en citroenen. Echte mannen ontbijten niet, zij schuren hun slokdarm met de zure eigenschappen van citrusvruchten. Zij weten dat ontbijten alleen weggelegd is voor vrouwen en idioten die niet kunnen nadenken. Het ontbijt is uitgevonden door mensen die lui zijn. Volk dat graag stilzit na de uren die je in bed gelegen hebt. Zij die roepen dat ontbijten de spijsvertering op gang brengt. Idioten dus en hij weet dat. Hij vind dat en wat hij vind is de waarheid. Daarom ontbijt hij niet, hij heeft de waarheid in pacht en zijn sokken aan.

Met ferme stappen loopt hij naar zijn computer en drukt op de knop. Een zacht gezoem geeft aan dat het apparaat begint te werken. Het beeldscherm start op, letters verschijnen, letters verdwijnen. Zijn beginscherm verschijnt in beeld. Hij knikt. Zo hoort het. Hij drukt op de knop en alles begint te werken. Hij zegt hoe het hoort en alles luistert. Naast zijn toetsenbord zet hij zijn glas sinaasappelsap. In zichzelf lacht hij om de mensen die het juice d'orange noemen, dat zijn pas dwazen. Idioten van de eerste orde. Meestal zijn dat ook mensen die ontbijten en vinden dat het zo hoort. Zijn glimlach breidt zich uit over zijn gezicht. Dit gaat een vrolijke ochtend worden. Hij neemt een slok van zijn sap. De zure smaak rolt over zijn smaakpapillen. Hij rilt even, vermand zich en slikt de slok door. Een ontbijt van mannen! Hij drinkt de rest van zijn sap op en met een klap zet hij zijn glas weer op het bureau. Tijd om te beginnen. Tijd om de waarheid te verspreiden op het internet. Niet over ontbijten, want die idioten weten toch niet beter. Neen, het is tijd om zijn waarheid op te dringen aan iedereen. Al ziet hij het niet als opdringen. Het is gewoon de waarheid. Hij denkt het, dus moet het waar zijn. Zijn mening is alles wat telt, alles wat afwijkt is niet goed. Alles wat afwijkt zijn mensen die ontbijten in de ochtend. De luie dwazen die na uren in een bed liggen op een stoel of bank gaan zitten om een boterham weg te kauwen. Of nog erger: een of andere papzooi. Havermoutpap of zo, de gruwel. Hij haat mensen die havermoutpap eten. Echt haten. Dat zijn de ergste ontbijters.

Hij start zijn browser, checkt zijn mail (geen nieuwe mails) en surft naar zijn favoriete website. De kleine blogjes in 140 tekens rollen over zijn scherm. Hij glimlacht, zijn favoriete onderwerp heeft weer nieuwe dingen geroepen. Leuke nieuwe woorden om iets over te roepen, zelfs al luistert er helemaal niemand. Hij weet dat hij toch wel gehoord wordt, alles wat hij zegt is de waarheid en de waarheid zal altijd gehoord worden. Hij kijkt naar zijn scherm, op zoek naar dingen die de waarheid tegenspreken. Of nog veel erger naar mensen die hem zijn waarheid ontnemen, die het ontkennen en zeggen dat het anders is. Hij ziet niet zoveel. Gewoon het normale ochtend-gezeur, niets bijzonders. Hij kijkt naar zijn lege glas sap. Dat beloofde tenminste nog iets, dat sap. De zure smaak bracht een verwachting van plezier met zich mee, plezier in het afmaken van zijn tegenstanders. De ontkenners van de waarheid, de mensen die hem tegenwerken. Zij zullen bloeden, leek zijn sap te zeggen. En nu rollen er normale woorden over zijn scherm. Niets waar hij direct op kan reageren en de waarheid op kan duwen. Zijn glimlach lijkt van zijn gezicht te vallen, maar dan besluit hij plan B in werking te zetten. Als er niets is waar hij direct op kan reageren kan hij altijd nog oude zaken weer aansnijden. Er zijn nog genoeg mensen die hem dwarszitten in zijn queeste de waarheid bij iedereen naar binnen te schoppen. Hij gaat hen weer aan de kaak stellen. Zijn glimlach is terug.

In drie zinnen heeft hij enkele mensen beschuldigd van waarheid-ontkennen en aanhangen van foute politieke ideeën. Dat ze vroeger tot zijn bondgenoten hoorde maakt niet uit. Dit zijn mensen die hem probeerde te temperen, tegen hem vertelde dat hij zat te zeuren, dat hij fout bezig was. Hij, fout bezig en zeuren! Hij zeurde niet, hij verkondigde de waarheid en iedereen die anders vind is fout. Dat zijn leugenaars, mensen die collaboreren met de vijand. Mensen die in tijden van oorlog hem zouden aangeven en hopen dat hij standrechtelijk geëxecuteerd wordt. Verraders, infiltranten en volk dat wegkijkt bij misdaden tegen de menselijkheid. Hij zou ze aan de kaak stellen, hun misdaden aan de wereld laten zien. De poep die ze ruiken zou uit zijn toetsenbord komen en dat zouden ze weten ook. Hij is de waarheid en die waarheid zal hij verkondigen. Hij zorgt wel dat je luistert. Hij is degene die nooit ontbijt en het zure sap in de ochtend tot zich neemt. Zijn vingers vliegen over het toetsenbord. De eerste beschuldigingen zijn de wereld ingeslingerd. Ze zullen weten wie hier de waarheid verkondigd. Het is zijn gelijk, zijn missie. Hij heeft gelijk en die klabakken die zeggen dat hij zeurt zal hij terugpakken. Dat zijn de ergste, zij moeten verdwijnen. Uit zijn ogen, uit zijn vrije wereld. Het is zijn gelijk, zijn waarheid. En nu niet meer zeuren. Hij typt.

12 september 2013

Vrijheid van meningsuiting

Er is al veel gezegd en geschreven over de zogenaamde vrijheid van meningsuiting. Iedereen heeft er wel de mond van vol. Iedereen vind dat je alles moet kunnen zeggen of vind juist dat je dingen helemaal niet kan zeggen. Het is een constante strijd waarbij de daadwerkelijk vrijheid om te zeggen wat je wilt (of niet wilt) ondergesneeuwd raakt in het verspreiden van het eigen gelijk. Iedereen vind dat zijn/haar mening de juiste is en dat iedereen zich moet schikken naar dat idee-fixe van de vrijheid van meningsuiting. Er bestaat helemaal geen vrijheid van meningsuiting en het idee dat je hiernaar moet streven is naast ridicuul ook erg belangrijk. Het moet mogelijk zijn om alles te zeggen wat je wilt, maar zoals met alles heeft dit ook consequenties.

Ondanks de vele meningen over de vrijheid van meningsuiting is er maar één definitie de juiste. Een vrijheid van meningsuiting is daadwerkelijk alles kunnen zeggen wat je wilt. Als je de holocaust wil ontkennen moet je dat lekker kunnen doen. Of roepen dat het getal van zes miljoen joden in de tweede wereldoorlog naar boven afgerond is, moet gewoon kunnen (al is het wel een erg wrange grap). Iemand de huid verrot schelden op het internet, als dat jouw ding is hoeft er niemand te zijn die je beperkingen oplegt. Christenen of islamieten beledigen met hun geloof in sprookjes en het krampachtig vasthouden aan oude geschriften, waarom niet? Er zijn geen beperkingen mogelijk. Als je voor vrijheid van meningsuiting bent, dan ben je voor alles. Dan mag alles gezegd worden. Niets is te gek, niets is vreemd. Als jij het wil zeggen, als dat jouw mening is dan ben je bij een echte vrijheid van meningsuiting van harte welkom om het allemaal uit te spreken. Alleen (en daar gaat het altijd mis) als je alles mag zeggen, dan moet je er ook rekening mee houden dat je alles terugkrijgt.

Ga je iemand verrot schelden zal deze persoon boos worden en terugschelden. Kans bestaat zelfs dat deze persoon meer dan alleen schelden doet en daadwerkelijk fysiek geweld gaat toepassen. Het is iets waar je rekening mee moet houden. Theo van Gogh wist ook waar hij aan begon toen hij islamieten voor "geitenneukers" uitmaakt, de islam een achterlijk geloof noemde en weet ik veel wat hij nog meer geroepen heeft. Heel kies was het allemaal niet en vervelend genoeg met gelovigen zit er altijd een dwaas bij die zover in het geloof zit dat die persoon er een moord voor doet. Om dezelfde reden is John Lennon door Mark Chapman vermoord, want Lennon had gezegd dat hij beroemder was dan Jezus. Een uitspraak die verfoeilijk was in het zeer-gelovige hoofd van Chapman. Neemt niet weg dat moord om iemands mening en uitspraken nooit goed te praten is. Er is geen reden om iemand te vermoorden, omdat die persoon dingen zegt die je niet aanstaan. In een wereld waar er volledige vrijheid bestaat om alles te zeggen is iemand vermoorden om bepaalde uitspraken erger dan wat dan ook. Er is geen reden om iemand monddood te maken en toch doen we het dagelijks. Elke keer weer. Niet letterlijk door iemand te vermoorden, maar door geen rekening te houden met de gevolgen van de woorden.

Als ik zeg dat de islam een achterlijk geloof is dan beledig ik hiermee islamieten. Dat weet ik en dat is eigenlijk ook precies de bedoeling van die woorden. Er zit geen betekenis achter. Het slaat nergens op om een geloof achterlijk te noemen. Waarom zou de islam wel achterlijk zijn en het christendom niet? Of het jodendom? Er is niemand die roept dat het joodse geloof een van de meest stompzinnige geloven op aarde is. Niet in de westerse wereld tenminste. Over het hindoeïsme hoor je ook praktisch niets. boeddhisme.. Ik hoor niemand. En toch vinden we (anderen) het nodig om iets te vinden over de islam, wat ook gewoon moet kunnen. Je mag er iets van vinden en als je graag wil beweren dat het een achterlijk geloof is, mijn zegen heb je. Ik zal je niet tegenhouden, maar aan de andere kant zal ik de horde beledigde moslims ook niet tegenhouden. Als je jezelf de vrijheid toebedeeld om te beledigen moet je ook de gevolgen kunnen dragen. En bij beledigen horen nu eenmaal gekwetste mensen die graag hun gram komen halen. Iets wat je niet met vuisten of wapens doet, maar met woorden. Als jij mij beledigd heb ik het recht je terug te beledigen en aangezien wij (anderen) van mening zijn dat de beledigde groep maar moet luisteren naar onze beledigen moeten wij maar luisteren naar hen.

De vrijheid van meningsuiting gaat en staat met hoor en wederhoor. Het heeft geen zin om een mening, een frase, een kreet in de lucht te gooien en dan verder te gaan met het leven. Verder te gaan en deze woorden te blijven herhalen zonder te luisteren naar wat anderen eigenlijk van je woorden vinden. Als je niet luistert naar de mening en woorden van anderen ben je nog steeds niet bezig met de vrijheid van meningsuiting. Dan ben je als een klein dictatortje jouw mening op anderen aan het drukken. Je gelooft dan alleen in de vrijheid van meningsuiting wanneer het jou uitkomt, wat anderen vinden en zeggen daar heb je geen boodschap aan. Wat voor degene die je met je mening, je woorden, in een hoek hebt gedreven (beledigd?) uitermate vervelend is. Dit persoon krijgt geen kans om zijn kant van het verhaal te doen. Zijn mening te verkondigen. Dit persoon wordt ondergeschikt gemaakt aan degene die de vrijheid van meningsuiting zogenaamd hoog in het vaandel heeft staan, want alleen de mening van de eerste telt. Alleen die mening is belangrijk en iedereen die het er niet mee eens is wordt tot "gek" verklaart. Dat is geen vrijheid, dat is een idiocratie van een vrijheid. Het heeft niet eens wat met vrijheid te maken, maar meer met het opleggen van nog meer beperkingen dan we nu al hebben.

Ik ben groot voorstander van de vrijheid van meningsuiting. Ik vind dat je alles moet kunnen zeggen, maar dan ook echt alles. Er mogen geen beperkingen zijn, behalve degene die je jezelf oplegt omdat je respect voor je medemens weet op te brengen. Dat je alles mag zeggen hoeft namelijk niet te betekenen dat je ook alles moet zeggen. Iemand moedwillig beledigen op zijn/haar geloof is nergens nodig voor, net zo goed als je iemand niet gaat beledigen op het uiterlijk. Sommige dingen kan je beter accepteren en zolang niemand je een beperking gaat opleggen is er ook niets aan de hand. Ik neem bij deze de vrijheid om dit allemaal gezegd te hebben en als je er iets van wil vinden, het staat je vrij dat te zeggen. Maar weet wel dat wanneer je iets zegt en vind er een reactie op kan volgen. En soms is het een reactie die je niet graag hoort, ben ik (of een ander) het niet met je eens. Dat moet ook kunnen, dat is vrijheid van meningsuiting. Durf te aanvaarden dat er anderen zijn met een tegengestelde mening, dat maakt ze echt geen minderwaardige personen. Het is soms best goed om een andere, een totaal andere mening dan die van jezelf te horen. Niemand heeft namelijk de wijsheid in pacht en een andere zienswijze kan de wereld prachtig kleuren. Dus leve de vrijheid van meningsuiting!