26 december 2012

Familiegedachten

Ze keek nog één keer om naar het gebouw waar hij verbleef, zocht zijn raam op. Niets verraadde de aanwezigheid van mensen. Het gebouw bleef onbewogen onder haar blik, alsof er niemand aanwezig was en niets gebeurde. Ze wist wel beter en startte de motor. Wat had hij ook alweer gezegd toen ze net binnen was? Het was weer zo'n bizarre gedachtekronkel van hem, maar deze leek op de een of andere manier best logisch. Ze probeerde hem op te halen uit de brij van woorden en gedachten die hij in haar hoofd had achtergelaten (zoals altijd). Het was iets als: "Tussen de kleine dieren val je niet op als je groot bent, maar zover voorover buigt dat je blik net de grond raakt" Hij had erbij geknikt en keek trots, alsof hij het met de gedachte eens was maar ook net verzonnen had. Hij was daarna nog even doorgegaan over zijn leven als groot wezen tussen de kleine dieren.

Hoe hij graag de metamorfose, zoals Edgar Allen Poe deze heeft beschreven, zou willen meemaken. Op dat moment had ze gelachen en dat had zijn blik in één keer veranderd. Zijn houding werd ook heel anders, hij werd afstandelijk. Stijf, duidelijk ongemakkelijk en zelfs boos. Ze had iets gezegd (gedaan?) dat hem niet aanstond. Het gesprek duurde daarna ook niet heel erg lang meer. Hij liet duidelijk merken dat hij zich stoorde aan haar aanwezigheid, dat hij liever zag dat ze wegging. Ze liet zich ook wegjagen. Het werd gewoon teveel voor haar. Ze hield echt heel veel van hem, maar sinds hij opgenomen was leek hij steeds verder bergafwaarts te gaan. Nu hij blijk gaf dat hij haar niet vertrouwde, haar niet eens wilde zien brak er iets in haar. Ze voelde zich niet zozeer afgewezen, maar meer verraden door zijn innerlijk. Met deze gedachte reed ze de oprijlaan af en de openbare weg op. Ze was weer buiten.

Vanuit haar ooghoek keek ze naar het klokje op haar dashboard. Vijf voor half drie. Ze was eigenlijk van plan na het bezoek gelijk boodschappen te gaan doen, maar als het zo vroeg was kon ze beter naar moeder rijden. Vijf voor half drie.. dat betekende dat ze maar een half uur bij hem geweest was. Normaal gesproken duren hun afspraken, hun gesprekken met gemak anderhalf tot twee uur. Het hele bezoekuur ging altijd op aan hun gesprekken en nu stond ze binnen het half uur weer buiten. Het was raar. Maar misschien kon moeder wat licht op de zaak brengen. Zij had hem ook regelmatig bezocht tot hij haar had verboden om ooit nog langs te komen. Niet dat ze zich daar wat van aan getrokken had, maar door de woedeaanvallen die hij kreeg wanneer hij haar zag had de dokter besloten dat het beter was dat ze niet meer kwam. En daar hield ze zich netjes aan, wat dat betreft kon je altijd op moeder rekenen. Als je een afspraak met haar maakte kwam ze deze altijd na. Ze vroeg zich nu wel af of moeder hem ooit een brief had geschreven, voor en na deze gebeurtenis. Ze had hem er nooit over gehoord, maar moeder zei er eigenlijk ook nooit iets over. "Straks even vragen" dacht ze bij zichzelf en sloeg af om de snelweg te bereiken.

Normaal gesproken zou ze de snelweg vermijden. Ze had gewoon een hekel aan dat stuk weg, vooral omdat ze er bij de volgende afslag weer af moest. Het was altijd zo'n zinloos stuk weg waar iedereen hard om haar heen scheurde en toeterde als iemand te langzaam ging. Al was dat laatste meer in haar hoofd, dan het daadwerkelijk gebeurde. Maar ze werd altijd somber van de gejaagdheid die op de snelweg heerste. En toch besloot ze nu eroverheen te rijden, gewoon omdat ze dan sneller bij moeder kon zijn. Het gesprek met hem had haar echt aangegrepen, zeker de manier waarop hij het beëindigd had. Ze moest er gewoon met iemand over praten en hoe sneller des te beter ze het vond.

De oprit naar de snelweg lag voor haar en ze gaf gas om het verkeer bij te houden. De snelweg ontvouwde zich voor haar, auto's scheurde voorbij terwijl ze de uitloopstrook opreed. Ze zette haar knipperlicht aan en reed de snelweg zelf op. Het was niet heel erg druk, al was ze zeker niet de enige op deze weg. Het maakte haar niet uit. Ze zorgde dat ze precies op de maximumsnelheid reed en hielde de volgende afslag in de gaten. Ze mocht er vrij snel weer af en dat vond ze alleen maar prettig. "Volgende afslag - 3 kilometer" las ze ergens op een bord en ze gaf een klein beetje meer gas. Ze wilde gewoon van deze weg af, deze toerit naar snelheid en een makkelijke dood. Ze lachte, dat was precies een gedachte die hij zou kunnen zeggen. Voor haar doemde de afrit in de verte op en ruim op tijd zette ze haar knipperlicht weer aan. Achter haar reed niemand echt in de buurt, het knipperlicht had op dit moment meer een symbolische functie dan het daadwerkelijk nodig was. Niet dat ze het merkte, ze reed op automatismen en was ook erg kien op de verkeersregels. Met haar knipperlicht aan begon ze aan de rit over de afrit en het rest van het stuk naar moeder.

Vanaf de snelweg was het nog een klein stukje naar haar moeder. Ze hoefde alleen de lange straat na de afrit af te rijden en de buurt aan haar linkerhand in te rijden. Ze was weer terug in de buurt waar ze als jonge tiener was opgegroeid. Haar moeder was hier komen wonen na de scheiding van vader en nooit meer weggegaan. Het was ook een mooie buurt, een winkelcentrum in de buurt en door de snelweg vlakbij kon moeder overal snel komen. Zij was tevreden met haar woonomgeving en daar had ze ook helemaal gelijk in. Het gele huis waar moeder woonde doemde op in de straat. Ze parkeerde de auto voor de deur van haar moeder, prees zichzelf even gelukkig met dit plekje. Meestal moest ze de auto een straat verder parkeren, omdat het helemaal volstond maar deze keer was er gewoon plek voor de deur. De auto van haar moeder stond achter haar auto. Een blauwe ford focus, wat ze altijd een rare keuze had gevonden. Wat moest haar moeder met zo'n grote bak, maar het was haar keuze. Ze stapte uit, sloot de auto af en liep naar de voordeur.

Haar moeder deed de deur al open. "Kind" zei ze. "Wat kom jij op dit tijdstip doen?  Moet je niet bij je broer zijn?" Ze schudde haar hoofd. "Nee, hij heeft mij weggestuurd. Zei dat ik hem verraden had of zoiets dergelijks" "Oh.." zei haar moeder. "Kom dan maar binnen, maak ik koffie voor je. Je wilt toch wel koffie?" Ze knikte. Ja, koffie zou er best ingaan op dit moment. Ze was nog steeds ontdaan van het gesprek met hem en een beetje koffie bij moeder zal hopelijk wat troost brengen. Haar moeder hield de voordeur open en ze stapte naar binnen. De vertrouwde geur van haar moeder, smakelijke etensgeuren en de kat kwam haar tegemoet. Ze was weer thuis, bij haar moeder. Bij zijn moeder, de enige persoon die hem ook kende zoals zij hem altijd zag.

"Wat kom je eigen doen, kind?" vroeg ze terwijl ze samen de woonkamer binnenliepen en ze in de bank neerplofte. "Ik ben bij mijn broer geweest en hij heeft mij een soort van weggestuurd.." Ze keek haar moeder aan, zag haar blik verschieten en vervolgde. "Hij noemde mij iets van vis of zo. Dat ik precies zoals de rest was, dat hij zich vergist had.." Terwijl ze dit zij maakte ze een bruusk gebaar met haar hand, het leek alsof ze een weerspannige vlieg probeerde weg te slaan maar ze was altijd aan het praten met haar handen. Haar moeder lette er niet eens meer op. Haar woorden, wat ze vertelde. Daar lette ze extra goed op, ze beschreef precies wat haar moeder te horen had gekregen van hem. Wat hij haar had toegebeten had hij tien keer erger tegen haar (zijn) moeder gezegd. Ze kreeg nu eindelijk het hele verhaal te horen van haar moeder en nu begreep ze ook haar onwil van haar om het eerder te vertellen. Ze zou gedacht hebben dat haar moeder gestoord was, net als ze over haar broer zeggen. Maar nu wist ze dat het waar was, ze had de light-versie van haar moeders verhaal meegemaakt en zij was nog niet eens teruggegaan om hem te bezoeken. Haar moeder gooide het hele verhaal eruit, alle gebeurtenissen in die ene kamer. Die kamer waar hij de hele dag zat, uit het raam keek, leefde.

"Stuur je hem nog wel eens een brief?" vroeg ze toen haar moeder haar verhaal gedaan had. Haar moeder schudde haar hoofd. "Nee, niet meer sinds zijn dokter mij vertelde dat hij ze ongelezen verscheurde en zelfs opat." Een traan welde in haar ooghoek omhoog. "Hij is altijd een moeilijk kind geweest, altijd. Maar ik hou van hem. Ik heb hem gebaard en op de wereld gezet. Ik vind het zo moeilijk dat hij mij niet meer wil zien of spreken!" Nu barstte de tranen pas echt goed los. Ze stond op en ging naast haar moeder zitten en nam haar in een zachte omhelzing. "Ssstt.. Je hebt je best gedaan, jij kan hier niets aan doen. Het zit niet goed in zijn hoofd" sprak ze zachtjes. "Het is niet jouw schuld." Haar moeder knikte in haar armen. Ze wist het ook wel, het was gewoon moeilijk. Moeilijk omdat hij nu zijn hele familie afgestoten had. Hij had nu niemand meer, alleen zijn kamer en de mensen die hem moesten verzorgen. Hij was alleen, terwijl zij graag bij hem wilde zijn. Heel graag.

"Moeder" sprak ze ferm. "Morgen ga ik zijn dokter bellen en deze hele situatie voorleggen." Haar moeder keek haar met betraande ogen aan. "Wat wil je gaan doen?" Ze haalde haar schouders op. "Ik weet het niet, in ieder geval bespreken met zijn dokter en een uitweg zoeken uit deze ellende. Ik wil niet dat mijn familie nog verder uit elkaar valt. Ik wil het maken!" Ze bedoelde goedmaken, maar ze wist niet precies wat ze goed moest maken. In ieder geval maken wat er stuk was en daar had ze de hulp van de dokter bij nodig. Haar moeder probeerde een klein glimlachje te laten zien. "Je moet doen wat je moet doen, kind" en veegde haar tranen weg. "Ik hoop dat de dokter wil helpen. Echt, dat hoop ik" Ze lachte en haar moeder glimlachte terug. Ja, dat hoopte zij ook. Dat hoopte zij ook.

17 december 2012

Beenvissen

Aan de glinstering in haar ogen kon ik zien dat ze mij weer zat uit te lachen. Toch wist ze haar gezicht onbewogen als altijd te houden. Strak, zonder enige zichtbare emotie en op een eerste glans zou je niets aan haar opmerken. Alleen die glinstering in haar ogen... Ze lacht mij uit, ik wist het zeker. Honderd procent zeker, zo'n secreet is ze namelijk. Net doen alsof ze elk woord dat ik haar toevertrouw geloofd, maar achter mijn rug om hard lachen. Ze zat nu ook diep in haarzelf te lachen om alles wat ik haar verteld had. Het secreet, de trut. Ze is gewoon een ontzettende trut! Achter mijn rug om mij uitlachen..

"Zit mij niet uit te lachen!" beet ik haar toe. De glinstering die ik eerder in haar ogen zag verdween. "Wat? Uitlachen? Ik lach je helemaal niet uit! Ik zit gefascineerd te luisteren naar wat je mij te vertellen hebt." Ze stak haar handen als verdediging naar voren. "Echt niet, ik lach je niet uit!" Ze keek verontwaardigd, verrast en ook een beetje geschrokken. Een scala van emoties trok over haar gezicht, maar de glinstering in haar ogen keerde geen moment terug. Ik had doel getroffen. Ze zat mij uit te lachen en is nu geschrokken dat ik haar doorhad. Ze is geschrokken, de trut. Ik wist het wel.

"Ga verder met je verhaal.." probeerde ze mij te paaien, maar het was te laat. Ik had er geen zin meer in. Ze is net als alle anderen. Precies zoals alle anderen. Ik dacht dat zij anders was (kon zijn). Geen vis zoals je ze normaal in de oceaan kan vinden. Van die harde, schubbige beenvissen waar niemand wat aan heeft. Niemand behalve een of andere visser die ze op het droge haalt om zijn brood te verdienen met de verkoop van de lijken. Ik hou niet van vissen en helemaal niet van beenvissen. Ik hou van benen. Lange benen. Benen die vanaf de voeten omhoog lopen in een prachtige kont en een vrouwelijk lichaam. De rondingen van benen, daar hou ik van. Zij had de perfecte benen. Lang, slank maar niet te slank en bovenaan overgaan in een prachtige ronde kont. Ik mag graag naar haar kijken als ik tegen haar praat. Tenminste.. dat deed ik voordat ze net als alle anderen bleek. Ook zij lachte mij uit.

Ik keek haar nogmaals aan. Ze keek even terug en sloeg haar ogen neer. Geschrokken van het vuur in mijn ogen? Zou ze de agressiviteit voelen die in mij branden? "Waarom lachte je mij uit? Ik vertrouwde je. Ik dacht dat ik je kon vertrouwen." Haar blik ving weer die van mij. "Ik lachte je echt niet uit! Je kan mij vertrouwen. Waarom doe je nu weer zo?" In haar ooghoek welde een traan op, alsof ik haar pijn had gedaan.. Ha, haar pijn doen! Ze is een beenvis. Iedereen weet dat beenvissen geen pijn kunnen voelen. Ze kunnen alleen doen alsof. Om andere mensen een loer te draaien, hun geheimen te ontfutselen en daarmee hard te lachen als je weer verdwenen bent. De enige emotie die zij kennen zijn haat, minachting en een hang naar destructiviteit. "Hou op met de vermoorde onschuld uithangen" brieste ik. "Het staat je niet en je maakt mij misselijk!"

Snel veegde ze haar traan weg en stond op. "Ik kan beter gaan. Je bent niet jezelf vandaag en volgens mij kan ik niets goed meer doen." Met deze woorden liep ze naar de deur en keek nog één keer achterom naar mij. Ik bleef onbewogen zitten. Ze doet maar. Ik zie haar ook liever verdwijnen dan haar tegenover mij te hebben. "Ja, ga maar. Ik zal er geen traan om laten." Die laatste was een sneer naar haar nep-traan, haar gefake'te emotie. Haar doorzichtige manier om weer met een goed blaadje in mijn boek te komen, maar ik ben slimmer dan zij denkt. Ik doorzie iedereen. "Dan ga ik maar" zei ze met haar hand op de geopende deur. Ik zei niets meer, liet haar kijken naar mijn onbewogen rug. Ik nam niet eens de moeite om mij om te draaien en haar netjes de deur te wijzen. Ze had afgedaan en dat mocht ze weten ook.

"Je hoeft morgen ook niet terug te komen" sprak ik terwijl ze de deur dichttrok. "Oke" hoorde ik haar benepen zeggen door de kier. De deur sloot zich en ik was weer alleen. Niemand om mij heen. Geen beenvissen, mensen of andere aanwezigen. "Pfffff" zei ik tegen de leegte. Ik lachte. De leegte, de stilte waren mijn echte vrienden. Alleen waren ze zo leeg, stil en dodelijk saai. En ik lachte nogmaals, iets harder nu.

Na vijf minuten stond ik op en liep naar het raam. Buiten zag ik haar weglopen, wat vreemd was.. Zo lang doe je er niet over om van mijn kamer naar de voordeur te lopen. Wat zou ze gedaan hebben in de tussentijd? Gesproken met iemand om nog meer leugens over mij te verspreiden? De anderen in het huis hadden zonder haar ook al een hekel aan mij, dus haar roddels hoefde ze echt niet te verspreiden. Een lichte haat voor haar begon omhoog te borrelen, wat ik snel weer probeerde te onderdrukken. Haat voor een beenvis is niet mijn stijl. Het heeft ook totaal geen zin en is een verspilling van mooie emoties en het leven zelf. Ik besloot een andere kant op te kijken en zag nog net hoe een kraai een rood besje naar binnen slokte. Dat was een mooi gezicht, een kraai die eet. Ik glimlachte. Kraaien zijn mooie beesten. "Kraaaa!" riep ik naar het raam, naar het beest buiten. Mijn adem vormde een wolkje op het raam.

6 december 2012

Het zal je kind zijn

Daar zit je dan, handen in het haar en de rest van je ledematen moet je nog onderbrengen. Weer bij de dokter, weer wachten in die steriele wachtkamer tot de huisarts tijd voor je heeft. Niet dat je er voor jezelf komt..

Nee, je jongste telg heeft weer eens besloten om zijn teennagels uit te trekken. Je weet nog steeds niet hoe hij het met zijn vijf jaar het voor elkaar krijgt om zijn nagels finaal uit de nagelriemen te trekken, maar hij doet het. Een half uurtje geleden vond je hem, net als de vorige keer, breed grijnzend op de vloer van zijn slaapkamer terug. De bruine vlek die hij ooit gemaakt had was nog groter geworden en helemaal niet bruin meer. Het was een mooie rode vlek, donker van het bloed dat rustig in het tapijt begon te trekken. Je kind keek van zijn gehavende tenen naar jou en terug naar het bloed dat op het tapijt lag. En jij keek op jouw beurt naar dezelfde zaken met uitzondering dat je probeerde te doorgronden wat er in zijn hoofd omging. Waarom trekt hij in vredesnaam zijn teennagels uit? Dit was al de tweede keer in één jaar en de vorige keer is nog steeds een raadsel.

Je liep de slaapkamer verder binnen. Pakte een voet en bekeek de tenen van je kind eens goed. De nagels waren tot diep in de nagelriemen eraf getrokken. Het nagelbed lag open en bloot voor de hele wereld, bloed stroomde er zachtjes uit. Het was niet veel bloed, maar met tien tenen die openliggen was er een aardige plas ontstaan. Het tapijt was nu echt naar de maan, maar dat was van latere zorg. "Doet het zeer?" vroeg je aan hem. Hij schudde zijn hoofd. Het deed geen pijn en hij zat daar met zo'n maniakaal lachje je aan te kijken. Of wilde je dat graag zien? Dat je kind een vreemd lachje op zijn gezicht had, zodat je dit gedrag zou kunnen duiden. Het zou alles een stuk gemakkelijker maken. Dat je kind een of andere stoornis heeft, dan lag het tenminste niet aan jezelf maar gewoon aan slechte genen. En wie die slechte genen dan zou hebben lieten we voor het gemak even in het midden. "Doet het echt geen pijn?" vroeg je nogmaals. Weer dezelfde ontkenning. Nee, het deed geen pijn.

Je zucht even diep. "Oke, we zullen naar de dokter moeten.. weer.." Je kind grijnst breeduit naar je en krabbelt overeind. Hij blijft staan op de ballen van zijn voeten, zijn gehavende tenen in de lucht. "Het doet echt geen pijn?" vraag je nog een laatste keer bezorgd. "Neehee.." antwoord hij. Je knikt. "Oke, wacht eventjes. Dan haal ik wat verband voor je tenen" en je loopt de slaapkamer uit op zoek naar de verbandtrommel. De verbandtrommel die altijd op dezelfde plek ligt, welke jij uitgezocht hebt en nu loop je te zoeken naar het ding. Gelukkig kan je jezelf snel herpakken, zodat je weer herinnert waar de verbandtrommel normaal gesproken ook ligt.

Je trekt het rode geval open, zoekt een rolletje verband, een schaartje en wat pleister om de boel bij elkaar te houden. Zo moet het lukken, alleen niet vergeten dat je het laatste rolletje verband gepakt heb maar dat is van latere zorg. Met je handen vol spullen loop je weer de slaapkamer van je kind binnen. Hij staat nog steeds op de ballen van zijn voeten, tenen in de lucht. Hij draait een beetje rond. Eerst naar links, dan naar rechts en weer helemaal terug. Hij heeft zijn blik gericht op zijn gehavende tenen. Hier en daar sijpelt er nog een druppel bloed uit de nagelbedden. Je kind grijnst, tot hij je hoort binnenkomen. Meteen neemt hij zijn blik weg van zijn tenen en kijkt je aan. Stoïcijns, bijna vijandig lijkt het wel. "Wat is er nu weer aan de hand?" denk je bij jezelf, maar de blik duurt nog geen halve minuut. Hij veranderd weer in het blije jongetje dat je altijd aan de eetkamertafel hebt zitten. "Verbind mijn tenen maar, mamma!" roept hij blij. Je knikt. "Ja, ga maar even op je bed zitten. Kijk uit met het bloed.." Hij grinnikt en hobbelt op op de ballen van zijn voeten naar het bed. Hier en daar valt een druppeltje op het tapijt. Het kan je al niets meer schelen, het tapijt is toch volledig geruïneerd.

Je knielt voor hem en hij strekt zijn linkerbeen naar je uit. De tenen zijn nu heel dichtbij. Heel erg dicht op je gezicht. Je kan de geur van bloed, metaal en een vreemd rubberachtig luchtje ruiken. Het is geen vieze geur. Je pakt de voet en bekijkt de tenen eens goed. De nagelbedden zijn helemaal opengetrokken. Rauw en rood, een echte vleeswond. Je zucht nogmaals en begint voorzichtig het verband om de voet te doen. Als je opkijkt zie je tranen in de ogen van je zoon ontstaan. "Ik doe je toch geen pijn?" vraag je onmiddellijk. Hij schudt zijn hoofd. Nee, je doet hem geen pijn. Waarom hij wel huilt laat hij in het midden. Hij zegt helemaal niets meer, ook niet als je blijft doorvragen en probeert zijn tranen weg te vegen. Hij blijft volharden in stilzwijgen. Je verbind in deze stilte zijn rechtervoet en zegt: "Kom, we gaan naar de dokter!"

Hij staat weer op en loopt op de ballen van zijn voeten de slaapkamer uit. Je volgt hem, bang dat hij van de trap zal vallen als hij zo door blijft lopen. Maar je angst is ongegrond, zonder enige moeite komt hij de trap af en trekt zijn jas aan. Je pakt ook je jas, begeleidt je zoon naar de auto en rijdt naar de dokter. Dat je helemaal geen afspraak gemaakt hebt bij de dokter komt niet eens bij je op. Daarbij weet je toch wel zeker dat de dokter je zal helper wanneer hij de voeten van je zoon ziet. Hij heeft zo'n eed afgelegd, dus hij moet wel. Intussen zit je zoon zacht zingend naast je in de auto. Je hoort niet goed wat hij zingt, maar het klinkt wel vrolijk. Je laat hem begaan, het is een klein stukje naar de dokter.

Bij de dokter aangekomen parkeer je de auto zo dicht mogelijk bij de deur. Je realiseert al te goed dat je zoon geen schoenen aanheeft en hem ook nog op blote voeten een eind over de straat laten lopen.. Nee, dat gaat niet gebeuren. Hoe dichterbij, hoe beter en je vind redelijk snel een plaatsje vlakbij de deur. Alsof ze wisten dat jij die parkeerplaats nodig had. Je stapt uit, loopt naar de andere kant van de auto en doet de deur van de passagiersstoel open. Je zoon zit nog te klooien met de veiligheidsgordel, deze zit vast. Heel even wil je hem gaan helpen, maar het is al niet meer nodig. De gordel schiet los en voorzichtig zet je zoon zijn voeten op de koude grond. "Brrrr" zegt hij en slaat zijn armen om zijn lichaam. Hij grijnst weer. "Kom" welk je hem en jullie lopen gezamenlijk naar binnen.

De doktersassistente kijkt je aan alsof ze water ziet branden. Je komt onaangekondigd met een medisch spoedgeval en ook nog een heel vreemd verhaal. Zeker omdat het al een keer eerder gebeurt is. Heel voorzichtig meld ze: "U weet wel dat we dit moeten melden..." Onbegrip glanst door je ogen. Wat bedoeld deze vrouw? En dan dringt het door. Kindermishandeling! Ze verdenken mij van kindermishandeling! En je kijkt naar je zoon, naar zijn voeten en het verhaal dat erachter steekt. "Ja... Dat snap ik..." mompel je een beetje binnensmonds. "Doe maar" gebaar je naar haar. Het kan je ook niet zoveel schelen. Je wilt gewoon de dokter zien, dat je zoon behandeld wordt. De doktersassistente pleegt een telefoontje, vertelt tegen de persoon aan de andere kant dat jij er met je kind bent en wat er aan de hand is. Ze knikt. Als ze de telefoon weer neerlegt zegt ze: "Neem maar plaats in de wachtkamer, de dokter komt zo bij jullie" Dankbaar knik je en neemt je zoon mee naar de wachtkamer. Hij hobbelt op de ballen van zijn voeten voor je uit. Voor hem is het allemaal een lolletje lijkt het wel. Voor jou is het wel anders.

Daar zit je dan, handen in het haar en de rest van je ledematen moet je nog onderbrengen. Weer bij de dokter, weer wachten in die steriele wachtkamer tot de huisarts tijd voor je heeft. Gelukkig duurt het niet lang. Binnen vijf minuten zit je in de spreekkamer en luistert de dokter naar je verhaal. Hij knikt op sommige punten en vraagt verduidelijking op andere. Dan keert hij zich naar je zoon. "Waarom doe je dit?" vraagt hij hem op de man af. Je zoon haalt zijn schouders op. "Zomaar, voor de lol"


2 december 2012

Opinie: tevreden met wat je hebt

Alsof het een oosterse wijsheid is gooien mensen die zich aangemerkt hebben als "wereldverbeteraars" je constant voor de voeten dat je tevreden moet zijn met wat je hebt. Niet veel langer daarna gooien ze erachteraan dat je dan pas echt gelukkig kan worden, want het constante streven naar spullen, kennis en wetenschap leidt af van het ware leven. Zeggen ze.

Ik moet de eerste oosterse wijsheid die roept dat je tevreden moet zijn met wat je hebt nog vinden. Al ben ik gelijk de eerste die zal toegeven dat ik ook niet gezocht heb naar deze zogenaamde wijsheid uit het oosten. Ik ga het ook niet doen, elke vorm van wijsheid die zoiets beweerd is in mijn ogen helemaal geen wijsheid maar een nieuwe manier om mensen te onderdrukken. Het komt neer op een verkapte vorm van hersenspoelen, waarbij we langzaam verzocht worden te stoppen met nadenken. Je kan net zo goed zeggen dat het God's wil is dat je in deze situatie zit en zolang je op God vertrouwd het allemaal wel goed zal komen. Wees tevreden met wat je hebt!

Laten we eens de gevolgen van deze zin bekijken. Stel we zouden van het begin af aan tevreden geweest zijn met wat we hebben. Nooit meer dromen van een beter leven, een mooiere auto, meer geld of gewoon een extra stukje vlees op de boterham. We zijn tenslotte tevreden met wat we hebben. Voor veel mensen zou het leven een stuk makkelijker worden. Zij hoeven niets meer te doen. Een dokter hoeft geen mensen meer te genezen, want de mensen die ziek zijn moeten maar tevreden zijn met wat ze hebben. Op zoek gaan naar een geneesmiddel voor kanker? Waarom zouden we? Je kan ook tevreden zijn dat je een dodelijke ziekte hebt en het leven dat je voor de ziekte hebt gehad hartstikke mooi was. Wees maar tevreden met wat je hebt! En de dokter kan iets anders gaan doen met het leven, tevreden zijn met het leven dat gegeven is. Niet dat we weten wie dat leven gegeven heeft, maar we zijn tevreden met wat we hebben.

Reizen naar de maan? Naar Mars? Dat gaan we natuurlijk helemaal niet doen, We zijn tevreden met onze plaats op aarde. Ergens anders hoeven we helemaal niet heen. We kunnen de hele wetenschap best op een hoop gooien en de brand erin zetten. Wetenschap is alleen maar een streven om alles wat we nu hebben te verbeteren en dat kan natuurlijk niet. Je moet tevreden zijn met wat we nu hebben. Überhaupt mag je blij zijn dat we zoveel zaken hebben kunnen creëren voordat we gedwongen werden tevreden te zijn met wat we hebben. Vroeger mocht het, streven naar meer/mooier/beter/grootser, maar nu is het genoeg. Je hoeft niet meer na te denken. Je hoeft niet eens meer een wens te hebben, waarom zou je ook..

Een mooie auto? Waarom zou je daarnaar willen streven? Je kan toch ook tevreden zijn met de fiets die je hebt. Dat je buurman toevallig een auto heeft is zijn geluk en daar mag hij tevreden mee zijn. Je hoeft geen jaloezie te voelen, omdat je buurman misschien iets meer spullen dan jij hebt. En daar kan ik ze ook alleen maar gelijk in geven. Wat kan jou het nu schelen wat een ander heeft? Mij in ieder geval niet, maar dat wil nog niet zeggen dat ik tevreden ben met wat ik heb. Ik heb namelijk dromen. Wensen die ik ooit, ergens in mijn leven werkelijk wil laten worden. Ik wil niet tevreden zijn met wat ik heb, alleen kijk ik niet naar wat een ander heeft. Ik heb mijn eigen wensen!

Alleen zeggen de "wereldverbeteraars" dat alles wat je nu hebt genoeg is. Je moet maar tevreden zijn. Dat zij ook niet tevreden zijn vertellen ze er alleen niet bij. Ze willen hun "wijsheid" aan iedereen opdringen. Als een geur uit een dagenlang-gedragen geitenwollen sok dringt het je leefomgeving binnen, je kan er gewoon niet omheen. Wees tevreden met wat je hebt! Elke vezel van hun lichaam straalt het uit, terwijl ze aan de andere kant angstvallig proberen vast te houden aan hun wereldvisie. Want hun idee van de wereld is de beste en ze zijn pas tevreden als iedereen hetzelfde denkt als zij. Als iedereen zegt dat ze tevreden moeten zijn met wat ze hebben. Dromen zijn dan niets meer dan nachtelijke avonturen, geen ideeën hoe je toekomst eruit moet gaan zien. En streven naar spullen, dat is niets meer dan materialistisch gedoe. Dat moet in hun ogen helemaal uitgebannen worden, maar blijf intussen wel van hun spullen af.

Ja, wees maar tevreden met wat je hebt maar ga jouw idee over de wereld niet opdringen aan mij. Ik wil graag voor mijzelf blijven denken. Dromen die ik heb nastreven en mijn omgeving inrichten op een manier die ik mooi vind. Als ik iets niet heb ga ik daarnaar streven, sparen en over dromen. Ik blijf een mens met wensen, ideeën en een gevoel dat het altijd beter kan. Ik wil vooruitgaan en niet blijven staan in een zogenaamde staat van tevredenheid. Zoals ze zeggen: Stilstand is achteruitgang! En tevreden zijn met wat je hebt komt neer op stilstand en zorgt dat anderen voor je kunnen gaan denken.

Wees jij maar tevreden met wat je hebt! Ik ga dan intussen mijn leven inrichten op een manier die ik prettig vind. Nooit helemaal tevreden en altijd op zoek naar een nieuwe manier om mijn dromen invulling te geven. Ik zie de toekomst als een mogelijkheid om mijzelf te verbeteren. Om te leren van mijn eerder gemaakte fouten en een beter persoon te zijn dan ik gisteren was. Ik ben niet tevreden met wat ik heb!

Ik hoop dat de wetenschap ooit een oplossing vind voor de dodelijke ziektes waar we als mensheid mee te maken hebben. Dat kanker nog steeds niet te genezen is stelt mij niet tevreden. Ik wil deze ziekte niet krijgen en mocht het wel gebeuren hoop ik dat iemand de droom had er een geneesmiddel voor te vinden. Maar oplossingen voor dodelijke ziektes zijn niet het enige waar we naar op zoek moeten blijven. Er zijn altijd zaken die beter kunnen, mooier gemaakt kunnen worden. Tradities die uitgebannen moeten worden, ideeën die uitgewerkt mogen worden. We moeten nooit bij de pakken neer gaan zitten, omdat we denken alles wat we nodig hebben al te hebben. Er is altijd iets waarnaar we kunnen streven. Altijd en dat is de ontevredenheid die we allemaal in onszelf hebben. We moeten het gaan omdraaien. Wees niet tevreden met wat je hebt, maar wees ontevreden dat je je dromen nog niet hebt kunnen waarmaken. Blijf dromen en wees daar gelukkig in! De weg naar het verwezenlijken van je dromen is de enige weg die je moet gaan en laat je daar door niemand afbrengen. Blijf altijd zoeken!

1 december 2012

Mijn vriend, de duisternis, de hoek (deel 3)

Hij heeft nog niet op de klok gekeken of het vervloekte ding begint te slaan. Eén keer, twee keer, drie keer. Drie uur. Hij vervloekt het ding nog een keer. Vanaf het moment dat zijn moeder het ding in huis haalde had hij er al een hekel aan gehad. Zeven jaar was hij. Toen kwam dat wanstaltige ding aan de muur te handen, vanaf die dag moest hij dagelijks aanhoren hoe de uren werden aangegeven in dat vreselijke geluid. Hij haatte het ding als het de uren aangaf. Hij haatte het ding zelfs als het alleen maar tikte. Toch kon hij het niet over zijn hart verkrijgen om het ding van de muur af te halen. Om het gewoon weg te gooien. Sinds de dood van zijn moeder, enkele jaren geleden, zat hij nog steeds naar het ding te kijken en te luisteren. Zijn moeder vond het een mooi ding. Dat was ook de reden waarom ze hem ooit gekocht had. "Hij doet mij denken aan je vader" zei ze altijd. Wat op zich een beetje een geheimzinnige zin was, want verder wilde ze er nooit over uit wijden. Hij deed haar denken aan zijn vader.

De gedachte aan zijn moeder maakt hem sentimenteel. Raar mens, met haar klok en haar ideeën. Hij ging in zijn favoriete stoel zitten en keek nog een keer naar de klok. Het bleef een wanstaltig ding. "Ik snap niet wat mijn moeder daarin herkende van mijn vader.." dacht hij bij zichzelf, maar dat zal hij ook nooit doorzien. Zijn vader was alleen maar een figuur uit de verhalen van zijn moeder. Hij had zijn vader nooit gekend en inmiddels ook geen behoefte meer aan. Zijn ouders waren verleden tijd.

"Drie uur" mompelde hij. Hij had meer tijd nodig gehad met de rommel op te ruimen dan hij dacht. Spijt had hij niet. Het was gewoon een gegeven dat hij af en toe driftig werd en in dit geval had hij niet eens een aanleiding nodig gehad. Niet zoals de vorige keer. Hij lacht in zichzelf. Oh, die vorige keer... Wat was hij toen tekeer gegaan. Toen had hij hem bijna doodgeslagen. Zijn vuisten bleven neerkomen op het lichaam. Slag na slag liet hij ze komen, onvermoeibaar. Hij had zelfs zijn tanden in lichaamsdelen gezet. Gebeten tot het bloedde en de smaak van ijzer zijn bewustzijn benevelde. Eigenlijk was dat best grappig, alleen de aanleiding niet. Wat was de aanleiding ook alweer? Hij denkt hard na, maar het wil hem niet meer te binnenschieten. Alleen dat het absoluut niet leuk was en hij alle reden had om zich op hem af te reageren. Maar waarom? Geen idee. Hij haalt zijn schouders op, het is ook niet belangrijk. Deze keer was het anders. Nu sloeg hij er gewoon op los, omdat hij het nodig had. Hij was ook mild geweest. Uiteraard had hij met volle kracht zijn vuisten laten gelden. Zelfs zijn schoenen diep in de ribben laten zinken, maar hij had zich ingehouden. In plaats van net zolang doorgaan tot het bloed uit elke denkbare opening stroomde (zelf nieuw gemaakte openingen) was hij doorgegaan tot hij geen zin meer had. Hij liet zich niet gaan. De rode waas voor zijn ogen had hij niet toegelaten. Dat was niet nodig.

Hij lacht weer. Zijn temperament bracht hem altijd in situaties waar hij later met veel genoegen aan terugdacht en deze keer had hij het helemaal anders gedaan. Hoe hij precies op het idee gekomen was om hem in de slaapkamer van zijn moeder te leggen was hem ook ontgaan, maar het was nog steeds een goed idee. Hij wist dat het hem dusdanig in verwarring zou brengen dat hij al plezier had voordat het plan uitgevoerd was. Nu hoeft hij alleen nog te wachten tot hij weer zal ontwaken en merken dat hij in een bed ligt. De enige onzekere factor in zijn plan waren die vervloekte speelgoed-konijnen van zijn moeder. Die vervloekte witte dingen die ze vroeger door de hele slaapkamer had verspreid en hij vlak na haar dood in de kast had gepropt. Daar keken ze hem tenminste niet vanuit elke hoek van de kamer aan als hij binnen was. In de kast keken ze nog steeds naar hem, maar wist hij tenminste waar ze waren. Dan wist hij tenminste waar ze waren.. Hij herhaalde deze zin een paar keer in zijn gedachten. Weten waar de witte konijnen van zijn moeder zijn, dat is belangrijk.

Hij keek weer op de klok. "Tijd om op te staan" antwoord hij tegen niemand in het bijzonder. Met enkele ferme stappen staat hij bij de deur. Hij kijkt nogmaals naar de klok en trekt de deur open. In de gang hangt een afwachtende stilte, alsof er iets gaat gebeuren waarbij een hoofdrol zal spelen. Maar hij merkt niets. Hij stapt zonder op of om te kijken in de gang en loopt de trap op. Naar de slaapkamer van zijn moeder. Waar hij in het bed van zijn moeder ligt. "Zou hij al wakker zijn?"

Heel voorzichtig doet hij de deur open en stapt voorzichtig naar binnen. Hij kijkt naar het bed. Hij is wakker. Zijn ogen zijn open, in ieder geval het oog dat hij niet half-dicht heeft geslagen en licht gezwollen naar hem kijkt. Het andere oog probeert angstig weg te kijken, maar de angst verlamd hem. Hij moet kijken, hij blijft kijken naar hem. En hij blijft gewoon in de deuropening staan. Daar hoeft hij die vervloekte konijnen van zijn moeder tenminste niet te zien en kan hij glimlachend toekijken hoe de figuur onder de dekens angstig probeert weg te kruipen voor hem. Zijn mondhoeken krullen omhoog, zijn beste glimlach tot nog toe. Hij stapt verder de kamer binnen. De witte konijnen verschijnen vanuit hun plaats in de kast in zijn ooghoeken. "Klotebeesten" Hij haatte ze echt, die konijnen van zijn moeder, maar daar kwam hij nu niet voor. "Hoe gaat he?" vroeg hij zachtjes aan zijn tegenspeler in het bed. De angst in de ogen maakte plaats voor verbazing.