29 juli 2006

Schuldig aan misdaden

"Maar edelachtbare.." probeerde ik er nog tegen te werpen. "Het was slechts een vlieg, niet dat ze een mindere levensvorm is. Maar ze gooide zich praktisch voor de stofzuigermond. Ik kon haar gewoon niet missen. Ze pleegde zelfmoord!" Smekend keek ik de man achter het strenge bureau aan. "Ik was niet alleen toen het gebeurde! Er was een vrouw bij me, de vrouw die ik al maanden vertrouw en zij vertrouwd mij. Zij was bij me." Ik wees naar achteren. "Zij zal alles bevestigen." De rechter trok zijn wenkbrauw op en schudde zijn hoofd. Ik keek hem verwonderd aan om mij langzaam om te draaien. Ze was verdwenen, de lege plaats was zelf verdwenen. Er zat helemaal niemand achter mij. Niemand die tot mijn verdediging zou komen. Zelfs niemand die het zou willen.

Niet dat het geholpen zou hebben. Ik was al schuldig bevonden voordat ik deze kamer binnengebracht werd. Mijn schuld stond al vast voordat ik de misdaad daadwerkelijk gepleegd had. Dit was niet meer dan een showproces. Een daad van jaloerzigheid omdat ik doorgedrongen was tot de vrouw in de witte kamer. Zelfs met haar op reis ben geweest. Ik kon geen andere reden bedenken voor hun handelen, er was geen andere reden. Zoals altijd had ik ook hier gelijk in, ook al was de vrouw in de witte kamer verdwenen. Niemand wist waar ze was, niemand kende haar. Ze kende haar natuurlijk wel, maar tegenover mij ontkende ze haar bestaan terwijl ze weer gewoon opgesloten was in de witte kamer. Dezelfde kamer waaruit wij ontsnapt waren naar een door haar gecreeërde vrijheid. Ze was gewoon weer terug. Zelf de vlieg op het raam zou er weer zijn, ongeschonden zonder enige vorm van aangedaan letsel. Het enige verschil zou zijn dat ik niet naast haar zat. Dat ik de vlieg op het raam niet zou bestuderen terwijl de regen striemende strepen zou achterlaten op het glas. Ze zou me niet eens missen.

Het proces was afgelopen, de rechter had me veroordeeld. Ik werd hardhandig weggebracht door twee supposten. Ik liet me leiden, het kon me niets meer schelen. Zonder haar was de wereld zinloos, zonder haar voelde ik me leeg. Zo leeg als de ontsnappingsweg die we hadden genomen. De grijsheid die ze me liet zien had zich genesteld in mijn ziel, in mijn gedachten en in mijn hart. Ik was niets meer dan stof, grijs, doods stof. Stof dat weggeveegd werd om de wereld te plezier, om de wereld zijn jaloerse gevoelens te laten botvieren. Het kon me niets schelen. Ik schreeuwde naar ze dat het me niets kon schelen, maar ze zeiden niets. Waarschijnlijk hoorde ze me niet eens. Mijn lot was bezegeld. De straf moest nog komen.

Nu zit ik hier. Wensend dat ze me veroordeeld hadden tot een eeuwigheid in de hel. Ik zou liever branden in helse vuren terwijl duivels aan mijn ledematen knagen dan nog één minuut hier doorbrengen. Maar ik kan niet weg. Twee keer had ik al een poging gedaan om me van mijn leven te beroven. Twee keer slaagde ik er perfect in, maar ze brachten me gewoon terug. "Je moet eerst je straf uitdienen." zeiden ze tegen mij. Eerst mijn straf uitdienen, voor hoe lang? Ik wist het niet meer, dus wacht ik af. Ik zit in het gras terwijl een bij loom van bloem naar bloem vliegt. Nectar verzamelend voor haar bijenvolk, om er honing van te maken waarmee de larven gevoed kunnen worden. Ik kijk terwijl de bij verder vliegt. De zon staat bijna op zijn hoogste punt, bijna is het weer middag. In de verte hoor ik kindergelach. Het is te ver weg om te zien wat ze aan het doen zijn. Ze zijn altijd te ver weg. Ik blijf toch zitten, mijn rug tegen de boom en mijn voeten in het gras. Soms doezel ik even weg en dan weet ik dat ik mijn tijd weer heb kunnen verkorten met een klein uurtje. Maar ik moet nog zo lang. Hoe lang? Dat weet ik niet. Ik denk alleen nog aan de vrouw in de witte kamer. Aan haar en de grijsheid die ze in mijn ziel wist te planten. Zij is het enige waar ik nog van hou. Zij en de grijsheid van mijn ziel.

25 juli 2006

Als negers in de samenleving


Misschien is dit overdreven om te zeggen, maar wanneer het gevoel je zo duidelijk in het gezicht slaat zal het ook wel zo zijn. Ik voelde me een neger in de samenleving een paar dagen geleden. Of beter gezegd ook ik, als blanke man zijnde wordt gediscrimineerd op mijn uiterlijk. Ik hoef helemaal geen andere huidskleur te hebben om te weten wat discriminatie is, mijn sexuele geaardheid hoeft helemaal niet af te wijken van de geledende norm en ik hoef al helemaal niet net tedoen alsof ik dezelfde ben als iedereen om mij heen. De eerste die hetzelfde is als zijn buurman mag nu opstaan en zal standrechtelijk geexecuteerd worden voor leugens en verraad van het vaderland. Maar neen, ondanks het feit dat we allemaal anders zijn blijkt het maar weer dat de mensen die afwijken van de geldende normen ook binnen de ronden van discriminatie vallen. Mensen die buiten de norm vallen zijn de negers van de samenleving geworden.

Over getinte medelanders mogen we geen kwaad woord meer zeggen, zij vallen tegenwoordig buiten elke heilige boot. Getinte nederlanders knuffelen we liever dood terwijl we achter hun rug messen botdiep in ze steken. Maar in hun gezicht zeggen we niets, geen overtogen woord verlaat onze lippen. Getinte medelanders zijn geplaatst op een heilige stoel, de heilige koeien van de samenleving. Zij mogen geen zondebokken meer zijn omdat het zoeken naar een zondebok uit den boze is, getinte medelanders zijn net als wij gewoon mensen. Maar daarmee begint een dilemma, wat moet je als blanke nederlander dan met je gevoelens van onrust en onvrede? Ergens moet die op gebotvierd kunnen worden, ergens moeten die gevoelens heen kunnen gaan. Wat is dan beter dan een minderheidsgroepering aan te pakken die bestaat uit nerds, raar volk en vreemde mensen. Mensen die zich doelbewust buiten de samenleving willen plaatsen door andere kleden aan te trekken, door zich doelbewust tot een onderwerp van spreken laten maken door hun verschijning.

Die mensen zijn de perfecte doelwitten voor pesterijen, discriminatie en grootscheepse negeerpartijen. Zij zijn de negers van de nieuwe samenleving geworden. Het is niet voor niets dat het woord "negeren" van "neger" is afgeleid. Neger en, inderdaad neger en. Neger en neger, niets meer dan dat. Je hoeft geen intellect te zijn om te begrijpen dat de nieuwe negers ook genegeerd kunnen worden. Precies wat mij een paar dagen geleden (weer) eens overkwam. Ik kwam terecht in de negeren van de negerpartij. Het was me een dagje wel, maar ik zal me vooral richten op de laatste paar gebeurtenissen. Deze vonden plaats aan het begin van de latere avond.

Ik stapte in de bus terwijl ik mijn werkdag met succes afgerond had. Nu had ik de pech dat mijn aansluitende bus slechts één minuut eerder op de halte zou komen dan de bus waarin ik net gestapt was. Maar mijn ervaring met andere passegiers had geleerd dat vooraf vragen aan de buschauffeur vragen of de kruisende bus even kon wachten zeer goed uitpakte. De succesratio was tot dat moment altijd 100% geweest en aangezien ik altijd met de bus rijdt moest het nu ook helemaal goed komen. Tenminste dat dacht ik..... Ik stapte de bus in, een buschauffeur die ik vaker liet rijden voor mijn persoon, altijd vriendelijk groette en mij altijd vriendelijk teruggroette. Deze dag was niet anders. Ik groette de buschauffeur en stelde gelijk mijn vraag. Ik moest overstappen, maar had gezien dat de andere slechts een minuut eerder aankwam. Kortom ik vroeg of hij kon regelen dat deze even zou wachten. "Geen probleem" antwoordde de vriendelijke chauffeur. Dit antwoord liet ik mij goed ontvangen, bedankte de chauffeur en ging ergens achterin de bus zitten om uit het raam te staren. De bus nam een grotere voort over de weg dan normaal, maar eigenlijk heb ik geen enkele keer de chauffeur een poging zien ondernemen om zijn collega op te roepen. Ik hield het nog op achterdochtigheid van mijn kant, het was tenslotte een aardige chauffeur en misschien ging hij de ander bus inhalen. Alle kaarten lagen open.

Uiteindelijk heb ik geen kruisende bus gezien, nergens hebben we een andere bus ingehaald en de snelle vaart bleek te zijn voor een stelletje dat dronken in de bus zat te vervelen en toevallig bekend leek te zijn met de chauffeur. Waarom zou je anders je radio met housemuziek in de bus aan mogen laten? Nu was vooral het gesprek dat de chauffeur met de man van het stel had toen ze uitstapte doorslaggevend. Een geanimeerd gesprek van vijf minuten lieten de twee mannen zich smaken terwijl de rest van de bus mocht wachten op het einde hiervan. Mijn overstap zou ik nooit meer halen. Dat was ook nooit de bedoeling geweest. Ik werd compleet genegeerd in mijn bestaan. Ik mocht uitstappen op de afgesproken halte om daar een half uur te wachten op de volgende bus die me naar mijn eindbestemming zou brengen. Spinnen hielden me gezelschap in het bushokje.

Ik zat daar te wachten, schel licht vloeide uit de TL-buis boven mijn hoofd. Mijn discman was in de bus er al mee opgehouden dus moest ik het doen met de omgevingsgeluiden uit de verder vrij donkere buurt. Plots verschijnt er een dame met een grote herdershond in het hokje. "Wil je me even helpen met mijn boot?" vraag ze aan me. Ik was waarschijnlijk de eneige levende persoon in de buurt aan wie ze het kon vragen dus was ik de enige aangewezen persoon die haar kon helpen. Vriendelijk als ik ben wilde ik niet zo snel weigeren, tenslotte hoefde de boot alleen naar de overkant van de straat. Niets om een buil over te vallen dacht ik. Ik liep samen met haar op naar een opgeblazen kano-achtig geval, nog licht vochtig van de toch die ze ermee gemaakt had door de achterliggende slootjes. Zij nam de voorkant van de boot en ik nam mijn plaats in aan de achterzijde om al tillend naar de overkant te stappen. Halverwege de straat zie ik in de verte mijn bus aanrijden. "Daar komt mijn bus" roep ik tegen haar en snel leggen we de boot op de aangranzende stoep waarop ik half de straat opren om de aansnellende bus tegen te houden. Ik steek mijn handen uit, zwaai wild en roep wat ondefineerbaars. Onverstoorbaar rijdt de chaffeur door en verdwijnt de hoek op. Hij glimlacht nog wel naar me als hij langsrijdt. Ik blijf verslagen staan.

De dame kijkt beteuterd. "Was dat je bus? " vraagt ze. Ik knik "en de volgende gaat over een half uur" gooi ik er voorzichtig achteraan. Hierop kijkt ze nog beteuterder, ze heeft duidelijk spijt dat ze mij naar de overkant heeft laten lopen. Ze voelt zich schuldig waarop ze aanbied mij naar huis te brengen. Schoorvoetend doet ze dit aangezien ze eigenlijk de geheel andere kant op zou moeten alwaar mensen op haar aan het wachten zijn. Maar ze moet eerst nog even bellen bij haar moeder, haar moeder die vlakbij woont. Ze is zo terug en verdwijnt met haar hond in het donker. Ik blijf achter bij de boot. Tien minuten gaan voorbij, weer vijf. Nog steeds geen spoor van de dame. Onaangeroert blijft de boot liggen, zijn laatste druppels verspillend in de tuin waarin hij neergelegd is. Nog steeds is de dame niet terug, een kwartier is reeds verstreken. "Even bellen zei ze toch? " herhaal ik bij mezelf. Ik vloek zachtjes, mijn huisreis is inmiddels met een uur verlengt hierdoor. Hoe zou hier thuis op gereageerd worden? Ik wist het niet, bellen was ook geen optie. Geen mobiel en niemand in de buurt om wat te vragen is niet gunstig in deze gevallen. Uiteindelijk komt de dame terug, ze kijkt weer beteuterd als ik er nogs teeds sta. Geen bus is geweest die mij kwam oppikken en haar van haar plotselinge last verlostte. Ze voelt zich noodgedwongen haar belofte waar te maken, maar het gaat niet van harte. Helaas, het had zo mooi kunnen zijn. Maar ik ben maar een neger en zij een volwaardig lid van de samenleving. Ik ben maar een buitenstaander en zij iemand met iets te veel eergevoel. Zij had haar karma gered en ik was veel te laat thuis. Gelukkig had niemand het echt gemerkt.

Boven de natuur


Ik geloof totaal niet in God, maar overal waar ik kijk zie ik hem (haar?) dansen in de lucht. Als een schaduw op de maan beweegt de vormen van zijn lichaam voor mijn geestesoog. Ik kan er niets aan doen als wolken mij een gevoel geven van macht, van beweging en wind in één dans. De dans van het leven, dood en alles wat erom heen hangt. Alles is voor mij verworden tot die enige dans die ik nog zie.

Vuurvliegen in de bosjes, miauwen de katten die jacht maken op de vliegjes. Dezelfde vuurvliegjes die hun eeuwigdurende dans uitvoeren in de nachtelijke uren. Wolken die aan het firament langs jagen over winden ontzichtbaar voor mijn oog. De dans van God zou ik het willen noemen, de God die niet bestaat maar danst als de beste. Ik geloof niet in God en dat ga ik ook niet doen, maar ik geloof in dansen. Dansen van de natuur. Moeder Natuur. Mijn moeder.

Zij danst niet meer, mijn moeder. Mijn moeder is als de natuur. Eeuwigdurend, als God. Altijd in mijn herinneringen. Zij raast voort aan het firament, gedreven door ontzichtbare winden die niemand wil zien. Die niemand kan zien. Mijn moeder is als de zwerm vuurvliegjes, de kat die jacht op ze maakt en de eeuwige nacht die ze omringt. De nacht die overstelpt wordt door de komst van de dag. Mijn moeder is de dag en ik zal haar altijd herinneren. Ik zal haar altijd herinneren. Mijn moeder is één met God, de God waarin ik nooit geloof. Nooit meer, want mijn moeder is als de natuur. Eeuwig, één met alles en één. Mijn moeder danst niet meer, maar ik zal haar altijd dansend herinneren.

Ik zal haar altijd dansend herinneren. In de wolken, in de nacht, bij zonsopgang. Mijn moeder geloofd niet in God, maar God geloofd in haar. God danst voor haar zoals de natuur voor haar danste. Zoals zij voor moeder natuur danste. Mijn moeder danst met de vuurvliegen, met de katten en de ontzichtbare wind. Mijn moeder is mijn God, mijn moeder danst met de wolken. Ik zal haar altijd herinneren. In mijn hart. Mijn moeder danst.





voor Bella Morte

21 juli 2006

De Vlieg en de Wandeling

Er zit een vlieg op het raam. Zijn vleugels worden door de wind gemangeld, maar het houdt moedig vast terwijl de landschappen voorbij schieten. Ik zie zijn kleine pootjes vastgeklemd op het raam zitten en stel me een verbeten vliegekopje voor die heldhaftige pogingen probeert te doen om in de straffe wind te blijven zitten. Alsof het wil zeggen dat het net zo goed recht heeft om mee te reizen als wij mensen binnenin. Ik zal de laatste zijn die het gaat tegenspreken, voor mij heeft elke vlieg evenveel recht.

Ik draai me weg van het raam en kijk haar aan. Zij heeft het raam al maanden geleden verlaten. De regenachtige landschappen maakte haar somber zei ze. Sindsdien zit ze in haarzelf gekeerd te staren naar de achterzijde van haar oogleden. Heel af en toe slaat ze haar ogen op om rond te kijken door de kamer, maar altijd vermijd ze hierbij het raam. Het raam wat als venster op de wereld niets anders dan regen laat zien in haar ogen. Vandaag regent het ook, zachtjes weleens waar maar het is toch regen. Ik geef haar gelijk, regenlandschappen maken somber. Ik zie dat de vlieg verdwenen is. Waarschijnlijk was de reis voor het ten einde gekomen, de bestemming was bereikt en hoefde het zich niet langer vast te klampen. "Kom met me mee" sprak ze tegen me. "Volg me!" Ze zat nog steeds op haar stoel, haar ogen gesloten. "Kom je nu nog?" vroeg ze ongeduldig. Ik liep weg van mijn plaats bij het raam en nam mijn stoel naast haar stoel in. "Waar gaan we naar toe?"vroeg ik.

"Kom nu maar mee..." terwijl we ons door de donkere straten van depressie worstelden. Zwartheid omringde ons. Grijstinten in alle vormen maakten de kleuren, een wereld gevuld met zwart. Een schril contrast van de spierwitte kamer die we net verlaten hadden. We liepen langs een groepje bomen, zwart op zwart. Mooi door hun donkerheid, de grijze vlakken van de bladeren wapperend in de nietsontziende wind. Wind die wij geen van beide konden voelen maar des te meer konden zien. "Hier woonde ik vroeger" zei ze. "Daar liggen de wortels van mijn jeugd." Ze wees een verlaten groep gebouwen in de verte aan. "Wil je daarheen gaan?" vroeg ik aan. Ze keek nog een keer naar de verlaten treurnis in de verte. "Nee, dat heb ik langgeleden begraven en vergeten. Ik heb daar niets meer te zoeken, het is niets meer dan een hoop stront beschimmeld in een vochtige kelder. Voor mij heeft het geen enkele waarde meer. Daar wonen niets meer dan schimmen en verlaten huizen. Laten we verder lopen." Het pad liep door, langs bomenrijen en de huizen van haar jeugd. We gunde beide geen blik waardig. Onze blikken waren op oneindigheid gericht. Op de zwarte weg voor ons.

Ik sloeg een bocht op en vogels begonnen te kwetteren. Een kakkafonie van vogels die allemaal een plekje wilden veroveren in de boom waar ze zaten. Een luidruchtig gesprek voerend over de sappigheid van rupsen, de veren van de buurman en de grote van katten in de buurt. Of misschien ging het wel over de godsbeleving bij vogels. Ik wist het niet, de vogels waren te luidruchtig om normaal denken te bevorderen. "Kraaien" bracht ze uit terwijl we onder de boom doorliepen. Ik hoorde haar woorden door de lucht zweven en opgenomen worden in de kwetterende brei van vogels. "Ja" dacht ik "daar heb je helemaal gelijk in. Kraaien." en de weg bleek nog langer te zijn.

7 juli 2006

Nachtmerrie van een kattenbezitter

Ridder heette ze, Ridder de Draak. Het was eigenlijk een beetje een rare naam, maar rare namen horen bij katten. Een kat zonder rare naam is een kat zonder pit, zonder body en zonder inhoud. Maar Ridder is niet meer bij ons. Ridder heeft gekozen voor het eeuwige leven op een plaats die wij niet zullen kennen voordat we er zelf ook heen gaan. Voordat we zelf ook het tijdelijke voor het eeuwige gaan verruilen.

Ik wil dit eigenlijk niet vertellen, maar als ik het niet doe blijft het eeuwig en voor altijd door mijn hoofd spolen. Het beeld dat ik zag toen ik Ridder vond, gestorven op haar laatste rustplaats. Het was gisteren, nog vers in mijn geheugen. Een prachtige dag. Ik had de katten eten gegeven en we troffen voorbereidingen om de middag in het zwembad door te brengen. Tenminste daar zou ik niet heen gaan aangezien ik moest werken later op de ochtend, maar dat nam niet weg dat mijn vrouw en kinderen het zwembad konden vullen met hun aanwezigheid. Even gauw de wassen uitgezocht aangezien tevens een kleine vakantie voor ze voor de deur stond en onszelf klaar maken om boodschappen te gaan doen. Alles verliep gemoedelijk, nergens een vuiltje aan de lucht behalve de vuiligheid die onzichtbaar in het wasgoed zat. Een handdoekenwas koos ik als eerste, handdoeken zijn handig in een zwembad en aangezien de planning "zwembad" droeg leek het een logische keuze.

Handdoeken erin, progammaatje aanzetten met wat waspeoder en draaien maar. Ondertussen gingen wij de broodnodige boodschappen halen. Brood, kaas, drinken en wat ander benodigheden voor thuis en onderweg. Een gemoedelijke dag was begonnen, ik iets vooruitziend naar mijn werk waar ik binnen steeds kortere tijd aan zou gaan beginnen en de boodschappen dragen zoals ik meestal doe. Geen vuiltje aan de lucht, waarom zou het ook zo zijn. Er was niets om je druk over te maken. Helemaal niets, misschien dat het vervelend was om te werken op zo'n mooie dag maar dat sleet vanzelf weg. Ik neuriede misschien wat voor mezelf uit.

"Hang jij nog even de handdoeken op voor je weggaat?" vroeg ze aan me. Ik keek op dat moment op de klok en zag dat ik nog ruim in mijn tijd zat om dat te kunnen doen. "Dat is goed" antwoordde ik en begon de handdoeken uit de wasmachine te halen. Mijn armen vullende met het natte wasgoed, langzaam kan de inhoud van de trommel in mijn armen stromen. Ik pakte nog een handdoek en plots zag ik haar liggen. Ridder.... Ze lag bovenop een klein stapeltje handdoeken. Alsof ze sliep, haar pootjes gekrult in elkaar. Heel vredig, alsof ze sliep. Alleen haar vacht was helemaal nat. Ze was helemaal nat. Van de wasmachine, de handdoeken die op haar gelegen hadden en het water dat haar overspeold had. Ridder... in de wasmachine. Ik liet de handdoeken vallen, mijn hart sloeg over. Verschrikt stond ik op en deinsde achteruit onder het uitroepen van "o, mijn god! o, mijn god!" Ik kon niets meer zeggen, ik was verstard. Tranen welde omhoog in mijn ogen. "Wat is er aan de hand?" vroeg mijn liefste. Ik keek haar aan, ik kon niets uitbrengen terwijl het beeld van Ridder weer door mijn hoofd schoot. Het beeld van Ridder zoals ze daar lag op het wasgoed. Op het wasgoed in de wasmachine.

Ridder was meegewassen in de wasmachine. Ridder was dood. Ridder was meegewassen in de wasmachine. Meer schoot er niet door mijn hoofd en voor dertig seconden kon ik niets uitbrengen, helemaal niets. Ik kon alleen maar aan Ridder denken zoals ze in de wasmachine lag. Niet meer. "De poes..." zei ik. "In de wasmachine...... de poes zit in de wasmachine." Ik zag de schrik in haar ogen verschijnen. De vreselijke schrik die ik ook gehad moet hebben toen ik Ridder zag liggen. Het moment dat ik wist dat ze dood was ondanks het feit dat het leek alsof ze vredig lag te slapen. Ik herkende die vreselijke verschrikking in haar ogen. Dat vreselijke nachtmerrie-achtige beeld. Ridder in de wasmachine. Ik wil dat ding nooit meer aanraken, ik wil nooit meer wassen. Ik weet niet of ik het beeld van Ridder ooit nog kan kwijt raken. Ridder in de wasmachine.... meegewassen met handdoeken. Ik moet nog steeds huilen als ik eraan denk, terwijl ik dit opschrijf.

Met behulp, vooral met de hulp van de buren, hebben we haar een prachtige begrafenis gegeven. Ze heeft de hele dag opgebaard gelegen bij onze buren in huis. Omring door kaarsjes en bloemen met mooie muziek op de achtergrond. Ze was daar geboren en daar namen we allemaal afscheid van haar. We begroeven haar op een plek waar alleen de katten uit de buurt komen, geen kinderen spelen daar. Een mooie plek waar soms de zon schijnt, vogels rondhippen en katten hun vergaderingen houden. Onze buren, de beste vrienden die ik me kan wensen, hebben geholpen. Het was een mooie plechtigheid, eentje die het vreselijke beeld een beetje verzachtte. Ze lag er mooi bij in haar mandje. Haar vacht mooi gekamt en met mooie bloemen. Ik hield van die kat zoals ik van al mijn katten hou. Maar dit is de grootste nachtmerrie die waarheid werd, de grootste nachtmerrie die ik hoopte altijd bespaard te zullen blijven. Nu heb ik hem moeten doorgaan, ik voel me niet schuldig. Ik kan er niets aan doen. Nieuwsgierigheid is een kat eigen en Ridder was nieuwsgierigheid zelf. Ridder rust nu in vrede omringt door struiken, vogels en spelende katten. Ik zal haar missen.

Ridder de Draak, kattebeest bij uitstek. Rust zacht.
Je was kort bij ons maar ik zal je nooit meer vergeten.
Altijd zal ik je in mijn hart meedragen.
Ik hou van je.

3 juli 2006

Het falen van de Politiek


Drie dagen geleden viel het Kabinet Balkenende II van haar voetstuk, eigenlijk kan ik wel zeggen dat het Kabinet Balkenende weer viel aangezien de eerste poging ook al faalde in de manmoedige poging het land te regeren. Waar het in eerste instantie vooral kwam door de incompetentie van de mensen achter Lijst Pim Fortuyn die met voorkeurstemmen van het Nederlandse Volk aan de macht kwamen, bleek deze val vooral te komen door de incompetentie van slechts één vrouw. Een vrouw die in haar poging het asielbeleid opgesteld onder Paars II in de praktijk te brengen gruwelijk doorschoot in deze poging en daarmee alle menselijkheid uit de regels en politiek haalde. Op zich niets mis mee, maar wanneer een bewindsman en/of -vrouw ter verantwoording wordt geroepen door zijn/haar collega's is het zaak deze verantwoordelijkheid ook te nemen. Helaas genoeg is dit iets wat deze dame vergat. Ze vertrouwde te veel op haar denkbeeldige onschendbaarheid waarmee ze het huidige kabinet bombadeerde tot vallen.

Nu bleef de eerdere val die het kabinet in de eerste poging van Balkenende toch de leukste. Nederland vond het nodig om massaal op een vermoordde maar vooral net benoemde politicus te stemmen en kreeg hiermee een partij in de regering die uitblonk in incompentie. Waarschijnlijk had deze partij ook uitgeblonken in incompetentie wanneer Pim Fortuyn niet vermoord was, geen van de mensen in de Lijst Pim Fortuyn zaten hadden enige mate ervaring in de politiek. Zo was Pim Fortuyn ook verschoten van enige visie in de politiek terwijl hij zichzelf wel wist te profileren als de "nieuwe president" van Nederland. Eigenlijk is het jammer dat hij vermoord werd door Volksheld Folkert van der G. Het was veel leuker geweest om Pim Fortuyn te zien falen in zijn dwaze poging Nederland naar zijn visie in te delen. Al was de incompetentie die de overgebleven leden van Lijst Pim Fortuyn lieten zien toen ze in de regering terecht kwamen ook amusant genoeg om te mogen meemaken. Het waren politieke tijden zoals Nederland in lange tijd niet meer gezien had. En toen viel Kabinet Balkenende I door Lijst Pim Fortuyn, nieuwe verkiezingen kwamen eraan en zij werden vergevaagd op ongekende manier. Dag Lijst Pim Fortuyn!

Nederland koos daarom maar masaal voor de VVD en CDA, maar nog meer op de PvdA. Eigenlijk kwam het erop neer dat alles weer terug bij het oude zou moeten komen, maar Balkenende wilde nog een keer regeren en kon ook nog een keer regeren. De tijden van humoristische politiek bleken helemaal nog niet ten einde te zijn. Nederland stond nog veel meer te wachten dan alleen maar geruzie in de tweede kamer. Er kwam een periode van veranderingen aan, het zorgstelsel moest eraan geloven, kraken moest er aan geloven en nog meer ontnoembare dingen konden de veranderingsdrift van Balkenende II niet weerstaan. Maar het meest noemenswaardige van Mevrouw Verdonk die het asielbeleid van Paars II ten uitvoer ging brengen, een strenger asielbeleid maar ook een rechtvaardiger asielbeleid. Enig probleem was dat streng en rechtvaardig niet bestaat wanneer het gaat om politiek en dat bewees Mevrouw Verdonk keer op keer weer. Ze liet zich adviseren door competente mensen, maar nam beslissingen die elke menselijk aspect benodigd in haar functie miste.

En toen maakte ze de fout om haar collega aan te pakken op een punt dat allang bekend was in de haar voorgaande regeringen. Maar ondanks dat het bekend was deed zij net alsof ze van niets wist, berichtgevingen moesten waarschijnlijk spaak gelopen zijn, haar beslissingen bleken van meer dan incompetentie te zijn. Het was net alsof Pim Fortuyn in de regering plaats had genomen en zijn zin wilde doordrijven. Het werd weer leuk in de politiek, maar politiek hoort niet leuk te zijn. Politiek hoor te regeren, beslissingen te nemen die wij, het volk, naar een betere wereld moeten leiden. Dat is wat wij, het volk, willen en dat is wat wij, het volk, zouden moeten krijgen.

Nu kunnen we wel de mensen achter het Kabinet Balkendende als de schuldige aanwijzen, maar eigenlijk zijn wij, het volk, degene die alle schuld dragen. De keuze voor deze mensen zijn allemaal gemaakt door het volk, zij besloten eerst om masaal te kiezen voor een lijk. Een lijk in de regering, iets waarmee Nederland tot de clown van Europa werd en toen het lijk begon te stinken koos het volk voor wederom onervaren mensen. De politiek is voor het volk tot een spel geworden, een manier om te zeggen dat ze eigenlijk niet weten wat ze willen dus kiezen ze op basis van opstandigheid. Kiezen om te zeggen dat ze het niet eens zijn met de huidige regering, zonder te kijken naar de competentie van de tegenpartij. Alsof ze het eigenlijk niet kunnen schelen wat de partijprogamma's willen zeggen, maar dat ze iemand kiezen op basis van zijn/haar uiterlijk. Politiek is een idols geworden, Nederland bewijst keer op keer dat ze niet mogen en vooral niet kunnen stemmen.

Ik roep hierbij dat Nederland een dictatuur moet gaan worden. Er moet een groep mensen aan de macht komen die wij, het volk, niet kunnen kiezen, niet kunnen herkiezen en gewoon blijven zitten waar ze zitten. Een groep mensen die hun compententie over het verloop van jaren moet gaan opdoen want in vier jaar kan je geen enige mate van politieke ervaring opdoen die benodigd is voor het leiden van een land. Nederland tot dictatuur, dat is de enige manier waarop we de politiek krijgen die wij, het volk, verdienen.