29 juli 2008

Mooi weer en luide muziek

Gisteren dreef er tot mijn groot ongenoegen nederlandstalige muziek door mijn woonkamer. Sterker nog, het dreef door mijn hele huis. Overal waar ik in mijn woning kwam kon ik de vreselijke klanken van Andre Hazes, Jan Smit en andere collega's van hen waar ik de naam niet eens ken horen. Het was erg, heel erg. Naar bleek was een van de buurtbewoners die schuin tegenover mij wonen aan het genieten van het zonnetje door de muziek nogal hard te zetten. Ik wilde ook wel genieten van het zonnetje, maar aangezien ik geen tuin bezit (in tegenstelling tot de muziekdraaiende buren) moest ik het doen met het openzetten van de voordeur. Enkel wist ik deze binnen een half uur weer dicht te werpen omdat ik nog gekker werd van de nederlandstalige kweelklanken die door het open gat naar binnendreven. Normaal nadenken en rustig genieten van niets of elkaar was er helemaal niet meer bij. Het geluid van nederlandstalige smartlappen doorsneed de lucht als een bot mes door hardnekkige baardstoppels schraapt.

Met de voordeur dicht was het nog redelijk goed uit te houden. In ieder geval werd het geluidsniveau daardoor aanzienlijk teruggebracht waardoor ik weer normaal kon gaan nadenken. De muziek was verstompt tot een irritant gezoem op de achtergrond. Nog steeds hinderlijk, maar overstembaar met andere geluiden. Het enige probleem hieraan was dat de binnentemperatuur langzaam steeg en als de temperatuur niet steeg dan werd de atmosfeer gewoon een stuk benauwder. Met de voordeur open waaide er een heerlijk verkoelende wind door het huis, wat nu geheel verdwenen was. Ik kwam langzaam in een dubio te staan. Zou ik de voordeur weer opengooien met alle gevolgen vandien of toch dicht laten waardoor iedereen in huis langzaam de moord zou stikken? Uiteindelijk won mijn gezonde verstand van mijn afkeer voor smartlappen en aanverwant gekweel en trok ik de voordeur weer open. De muzikale tocht door de collectie van een van mijn buren was inmiddels beeindigd. Een opgeluchte zucht ging door de gang. Ik kon weer normaal ademhalen en genieten van een welverdiende zondagsrust, alleen duurde dit niet lang.

Nog voor ik mijzelf de douche in kon slepen dreef er weer muziek tussen de woningblokken door. Geen nederlandstalige muziek meer maar het gekweel dat Celine Dion produceert en als ik iets nog veel erger vind dan smartlappen-zooi is dat Celine Dion. Daar langdurig naar moeten luisteren levert alleen maar schubben op plaatsen waar je niet over praat op. Het geluidsniveau werd tot mijn grote spijt ook langzaam opgekrikt. Ik kon gewoon niet meer anders dan gaan klagen bij wie deze klereherrie de wereld in aan het werpen was. Met veel verve trok ik mijn schoenen aan, niet de stoute aangezien ik in mijn recht sta, en begon mijn onderzoek naar de veroorzaker. Ik wist vanuit welke richting de muziek de buurt ingeslingert werd, maar uit welke tuin het precies kwam was ik nog niet achter. Goed luisterend liep ik mijn galerie af en begon langs de tuinen te lopen die parallel langs mijn woningblok liggen. Binnen enkele ogenblikken stond ik over de schutting te kijken van de buurvrouw die de veroorzaker van al deze ellende was. Eerlijk gezegd was zij wel de laatste persoon die ik verwacht had om zo'n berg burengerucht te produceren. Als er één persoon als een moraalridder door de buurt stiefelde dan was zij het wel en nu was ze een berg geluidsoverlast aan het veroorzaken waar de honden geen brood van lusten.

Nogal vriendelijk gooide ik een "Hallo!" over de schutting. Ik kreeg geen reactie. De buurvrouw stond dan ook in haar keuken naast de stereo die keihard Celine Dion aan het uitbraken was. Ze zong even zo hard mee. Ik riep nog een keer "Hallo!" maar nu iets harder. Weer geen reactie tot ik nogal hard en redelijk onvriendelijk mijn laatste hallo haar tuin in wierp. Ze kwam naar buiten zetten met een blik van "wie ben jij dan dat je mij durft te storen?" Zo loopt ze ook altijd door de buurt, maar ik laat me daar niet door afschrikken. "Mag de muziek wat zachter?" vroeg ik vriendelijk. "Ik heb er nogal last van aangezien ik bij mij binnen gewoon kan meezingen." Ze keek mij aan alsof ik een slak was die een paraplu op het linkeroog liet balanceren. Haar mond zakte iets verder open, maar verder kwam er geen reactie. "Mag de muziek wat zachter?" vroeg ik nogmaals maar nu iets indringender. Ze liep weer terug naar binnen, zette de stereo flink zachter en kwam weer naar buiten zetten. Weer dezelfde blik en wederom zakte haar mond iets open. Inmiddels begon ik een beetje te twijfelen aan haar intellect, voorzover ik dat op basis van haar muzieksmaak dat al niet deed natuurlijk. "De muziek staat nogal hard. Ik hoor het helemaal bij mij binnen" sprak ik nogmaals. "Het zou fijn zijn als het wat zachter kan" maakt ik de zin af. De buurvrouw haalde haar schouders op. "Dan mag hij wel wat harder dan dit" gooide ze mij fel tegemoet. Ik wierp daarin tegen dat het geluidniveau naar mijn idee perfect was. Bij de schutting kon ik nog uitstekend meegenieten van haar vreselijke muziek dus nog harder hoefde het echt niet. "Laat maar zo, dat is perfect. Dan hoef ik het tenminste niet te horen meer" legde ik nog uit en liep terug naar binnen.

Nog heel even werd er muziek gedraaid in de tuin van deze buurvrouw, maar het geluidsniveau ging niet meer omhoog. Een half uur later werd het doodstil en keerde de rust terug in de buurt. Ik kon weer genieten van mijn welverdiende zondagsrust en mijn eigen muziek. Waarschijnlijk zal ik nu met de nek aangekeken worden door deze buurvrouw, maar aangezien ze van het begin der tijden als een duidelijk merkbare hekel aan mij heeft zal er niet veel veranderen. Misschien dat ik nu in de buurt bekend kom te staan als de anti-christ zelve, maar ergens zal dat ook wel los gaan lopen. Zo populair is dat mens ook niet in de buurt, alleen vraag ik me wel af waarom er niet eerder een buurtbewoner is gaan klagen bij haar. Er zaten nog veel meer mensen in tuinen en op patio's die gedwongen werden mee te genieten van haar faaldende muzieksmaak. Zou ik een buurtgenot-bederver geweest zijn?

26 juli 2008

Ergenissen in het Openbaar Vervoer

Misschien is het je ooit wel eens opgevallen dat ik altijd mijn reizen per openbaar vervoer afleg. Echt een reden om dit te doen heb ik niet, al is de beste die ik momenteel kan verzinnen dat ik geen rijbewijs heb. Zelfs al zou ik per auto willen gaan reizen word ik wettelijk gezien verhinderd dit te doen door het ontbreken van een roze papiertje. Eigenlijk het bewijs dat ik met goed gevolg een examen heb afgelegd waarin ik de basisprincipes van het autorijden en -verkeer onder de knie heb gekregen. Maar dat heb ik niet dus reis ik gewoon per openbaar vervoer om op mijn bestemming te komen.

Het openbaar vervoer heeft ook vele voordelen die je als automobilist niet hebt. Tijd om een goed boek te lezen bijvoorbeeld of juist uitermate ontspannen naar muziek kunnen luisteren. Beide zaken die ik een automobilist nog nooit heb zien doen, niet gedurende het autorijden in ieder geval. Natuurlijk zijn er nog legio voordelen te bedenken die een reiziger met het openbaar vervoer voor heeft op een gemiddelde automobilist, maar er zijn ook grote nadelen. Soms zijn het kleine ergernissen, zoals het überhaupt overal moeten wachten op de komst van een of andere vorm van openbaar vervoer. Maar heel soms worden de ergernissen wat groter. Zo is één van de grootste ergernis de mensen die ook met het openbaar vervoer willen reizen. Natuurlijk heeft iedereen net zoveel recht om per openbaar vervoer te reizen als mijn bescheiden persoontje, maar sommige mensen zijn bij voorbaat al ergerlijk en dienen gewoon verwijderd te worden uit de maatschappij. In ieder zouden ze geweigerd moeten worden in de bus. Bejaarden is hier een heel goed voorbeeld van. Altijd wanneer je haast hebt om ergens te komen, de bus te laat is en je een eventuele aansluiting dreigt te gaan missen komt er altijd een bejaarde of zes de bus inzetten. Niet allemaal tegelijkertijd, maar één of twee bejaarde per halte. Maar allemaal zijn ze tergend traag. Gaan ze pas hun buskaart zoeken wanneer ze al in de bus staan, willen ze perse achterin zitten en vragen ze allemaal aan de buschaffeur om even te wachten met wegrijden tot ze zitten. Op die moment vraag ik me af of er niet een speciaal bejaarden-vervoer kan komen. Een plaats waar ze al die ergerlijke oude mensen kunnen laten zonder dat de rest van de maatschappij last van ze heeft.

Lang dacht ik dat zij de grootste ergernis in het openbaar vervoer waren, maar pasgeleden werd ik geconfronteerd met een veel erger fenomeen. Ik maakte kennis met de bejaarde van mijn leeftijd. Een dertiger die zich gedroeg alsof ze lang de zeventig gepasseerd was. Iemand die aan alle kanten christelijke naastenliefde uit leek te dragen, maar diep van binnen nog conservatiever was dan een lid van de zwarte-kousenkerk. Het was een heel eng mens, niet om aan te zien maar om aan te horen. En het ergste was nog dat ze zich had kunnen voortplanten en kinderen had om te verzieken met haar idiote ideeën en denkbeelden. Ik raakte met haar en haar familie in aanraking bij een bushalte hier niet ver vandaan. Slechts enkele dorpen verwijderd stond ik rustig te wachten. Ik had net een zwerver verteld dat hij van mij geen kleingeld zou krijgen toen de dochter van de eerder genoemde dertiger tegen haar moeder vroeg waarom die man om geld vroeg. En wat precies dak- en thuislozen waren, want daarvoor haalde hij geld op zei hij. Het antwoord verbaasde mij eigenlijk totaal niet dat ze gaf, maar het bracht wel een hoop ergernis boven. De vrouw antwoordde dat ze het ook niet wist, maar dat die man van haar noch haar familie ooit geld zou krijgen. Hij was gewoon té lui om te werken en als hij zo hard geld nodig had moest hij maar gaan werken. "Bollenpellen" riep ze triomfantelijk, dat moest hij maar gaan doen. Dan had zij, haar moeder en haar dochter tenminste geen last van die vieze zwervers. Laat ik niet vergeten te vermelden dat ze in gezelschap van haar moeder was, welke haar ideeën geheel onderbouwde met nog debielere argumenten. Ik had medelijden met het kind dat met deze vrouwen meereisde. Zij werd langzaam vergiftigd door deze domme ideeën. Ik kon het al aflezen van haar gezicht.

Eigenlijk wilde ik me in het gesprek mengen. Die vrouwen even de precieze feiten uitleggen en haar de grote vraag stellen hoe zij denkt om een baan te gaan zoeken als je niet eens een dak boven je hoofd hebt. Ik zou haar vragen of ze wel bekend was met het feit dat je zonder vaste verblijf- en woonplaats nergens aanspraak op kan maken. Je kan geen uitkering aanvragen, je hoeft niet te rekenen op hulp van de gemeente waarin je op dat moment bevind en het een soort van onmogelijk is om een baan te vinden. Zelfs een tijdelijke baan als bollenpellen kan je rustig op de buik schrijven aangezien geen zichzelf respecterende werkgever een zwerver zal aannemen. Ik zou haar ook op het hart gedrukt hebben dat mensen niet zomaar dak- of thuisloos raken. Daar gaat een heel proces van ellende en problemen aan vooraf. Dacht ze nu werkelijk dat zodra ze weer een baan hebben en geld verdienen al deze oude problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Laat ik de nieuw opgebouwde problemen nog maar buiten beschouwing laten. Al dat soort dingen zou ik haar voor de voeten willen gooien, maar ik wist bij voorbaat al dat ze mij glazig zou gaan aankijken. Ze zou zich geheel afsluiten voor elk woord wat ik tegen haar zou willen zeggen. Ik pas niet in haar wereld en de dingen die ik haar te melden heb al helemaal niet.

Zij zou liever door willen gaan met het leven in de illusie van een wereld vol christelijke naastenliefde. Een wereld waar problemen met de meest simpele oplossingen verdwijnen en waar je met een onwrikbaar geloof niet verder hoeft te denken. Op zich heb ik totaal geen probleem met deze wijze van leven. Als je jezelf graag dom wil houden door anderen voor je te laten denken moet je dat geheel zelf weten, maar het erge is dat ongeveer tachtig procent van de bevolking uit dit soort mensen bestaat. Daarom is zij en haar familie een grotere ergernis dan elke slome bejaarde die de bus komt ophouden met hun aanwezigheid. Bejaarden kunnen er namelijk niets aan doen dat zij oud, stram en net geen tachtig zijn. Die vrouw was nog in de bloei van haar leven en nu al geheel afgestompt door het nooit na-denken. Ik had haar het liefste onder de bus geduwd, maar die reed niet hard genoeg om daadwerkelijk een impact te maken.

25 juli 2008

Jezus is mijn bestek

Voor we verder gaan zijn er eerst enkele dingen waar we stil bij moeten staan. Aan de overkant van de straat wacht een oude man op de bus. Al enkele minuten staat hij daar, geduldig wachtend en in zichzelf vloekend dat de gemeente geen bushokje neergezet. Het liefste zou hij even gaan zitten. Gewoon even zijn benen ontlasten van de jaren die erin gekropen zijn. Staan is geen probleem voor de oude man, maar als hij lang moet gaan staan wil hij toch liever zitten. Verderop sta ik te kijken naar het stukje klein leed dat de man doormaakt. Klein leed dat mij eigenlijk niets kan schelen. Ik nies een keer en hoest zijn kant op voordat ik verder ga. Jezus is mijn bestek en dat is alles wat ik op dat moment wil weten.

Een moeder bereid haar kinderen voor op een periode van ontberingen en weinig eten. Er is al weken geen regen meer gevallen en de oogsten dreigen te mislukken. De grond is gebarsten door de langdurige droogte en de dieren staan er somber bij. Niemand in het dorp kijkt vrolijk, alleen de kinderen weten er nog een mate van plezier uit te slaan. Ondanks de harde en droge omstandigheden spelen zij lustig, alsof de toekomst niets dan zonnig en vrolijk is. De kinderen luisteren naar hun moeder, maar hun hoofd is al afgedwaald naar het volgende spel. Hun bestek is Jezus en dat is alles wat ik wilde weten. Een moeder kan je dat niet vertellen. Een moeder zal het nooit begrijpen.

Gisteren nam ik een hap van mijn soep. Goed gevuld met groente en vleesballetjes. Ik liet het me flink smaken, al had ik liever een koude maaltijdsalade gehad. Het was te warm voor soep, zelfs voor soep met veel vleesballetjes. Toch doopte ik mijn lepel er flink in. Liet ik mijn lepel veelvuldig de weg naar mijn mond afleggen. Ergens hou ik van soep zoals andere mensen van hun dieren houden, maar in tegenstelling tot de anderen zal ik soep nooit gaan knuffelen en aaien. Jezus is mijn bestek en dat vind ik eigenlijk meer als genoeg. Laat mij maar soep eten. Op warme dagen en op koude dagen zal de soep gegeten mogen worden. Alleen wil ik het ook niet elke dag doen. Elke dag hetzelfde maakt de wereld erg saai en met Jezus als mijn bestek gaat het er niet beter op worden.

Ooit had ik een baan aanvaard als wasser der dode lichamen. Mensen die gestorven waren werden bij mij gebracht om gereinigd te worden. Naakte, koude lichamen van mannen en vrouwen. Kinderen soms ook, maar die waren gelukkig heel zeldzaam. Meestal waren het oude mensen, mensen met een rimpelig vel dat als oude zak om ze heen hing. Losse stukken waarin stof en vuil zich makkelijk in liet vangen. Hen waste ik, met water en zeep. Met handschoenen en veredelde hulpstukken. Nooit gebeurde er iets, altijd was het stil. De enige geluiden die in de ruimte doordrongen was het geluid van de spons op oude huid. Van zeep op gestorven haren. En van Jezus als mijn bestek. Ik hield van die baan, maar de baan hield niet van mij. Het was tijdelijk. Ik was tijdelijk, net als het leven niet meer dan een korte tijdspanne is. Na drie maanden verliet ik de lichamen. Ze waren gewassen, niet allemaal maar genoeg. Ze waren genoeg gewassen en nu zou iemand anders mijn taak overnemen. Alleen is Jezus niet zijn bestek.

Ik dacht dat ik nog veel geld had, maar de afgelopen dagen is dit aanzienlijk geslonken. Van enkele meters bleef ik nog zitten met enkele centimeters. Niet dat ik ermee kan zitten, tenslotte maakt geld niet gelukkig en is Jezus mijn bestek. Door de laagte van mijn geld kan ik tenminste weer over de horizon kijken. Dromen van de groenere weiden die ik bij de buren kan zien en mijmeren over geluk in vrede. Een mes en vork is alles wat ik nodig heb. Soms een lepel als ik soep wil gaan eten. Of ijs, want dat is ook lekkerder met iets anders dan een vork. Veel geld hoeven ze niet te kosten. Jezus is mijn bestek en daarmee heb ik wel alles gezegd. Jezus is mijn bestek en dat zou jij ook moeten doen.

20 juli 2008

Kijken naar werk

Het is weer een goede dag, als we het niet erg vinden om enkele dagen terug in de tijd te gaan en die dag als goed te bestempelen. Ik kan ook zeggen; het was weer een goede dag en het nog menen ook. Het was een waarheid. Verderop op een andere flat was de gehele galerij afgesloten met een flinke steiger. Felgekleurd oranje plastic stroken waarschuwde iedereen om weg te blijven. Ik kon niet lezen wat er op de plastic stroken geschreven stond, maar waarschuwende teksten zullen het geweest zijn. Bovenop de steiger staan twee mannen in volledig omhullende overals grote platen afdekmateriaal van de flat te trekken. Deze platen verdwijnen vervolgens in zware plastic zakken met nog veel meer waarschuwende teksten erop gedrukt. Het is net alsof er astronauten neergedaald zijn met een in oranje platisc verpakte steiger om een huis te slopen. Hoe je het ook went of keert, het ziet er heel grappig uit. Vooral omdat ik uitstekend zicht heb om het geheel.

De platen materiaal verdwijnen vrij snel van de woning. De bakstenen eronder komen meer en meer vrij te liggen, maar het ziet eruit als een vleeswond. Alsof de bovenkant van de huid eraf geschraapt is en een rauwe rode massa eronder onthult dient te worden. Houten latjes vormen een rudimentair skelet dat alles bij elkaar moet houden. De slooppartij duurt niet lang, voordat de middag goed en wel voorbij is zijn de als astronaut verkleedde mannen verdwenen. De met platen gevulde plastic zakken hebben ze ook meegenomen. Nu heb ik al enkele dagen uitzicht om de onderliggende structuur van de woningen. Mijn woning zal er waarschijnlijk ook zo uitzien als iemand de platen eraf komt slopen, al zou ik het met hand en tand gaan tegenhouden aangezien ik weinig zin heb om een hele dag elders te moeten doorbrengen.

12 juli 2008

Gebrek aan avontuur?

Aan de overkant ging een man naar binnen bij buurtbewoners die ik verder ook niet ken. Volgens mij heb ik überhaupt de mensen die daar wonen nog nooit gezien dus misschien heb ik vandaag voor het eerst mijn overbuurman gezien. Niet dat dit in enige mate vermeldingswaardig is, behalve misschien dat de man duidelijk gebukt ging onder een verstandelijke handicap. Een flink vergevorderde verstandelijke handicap zelfs. Hij zag er van een afstand duidelijk uit als iemand die wel wist dat het verstandelijk niet helemaal lekker zat, maar toch niet genoeg intellect kon verzamelen om er ook iets mee te kunnen. Deze conclusie wist ik na één blik en de drie seconden die hij nodig had om naar binnen te stappen te trekken, waarmee ik maar wil zeggen dat ik het net zo goed gruwelijk mis kan hebben. Nu heb ik het niet vaak mis, dus ga ik ervan uit dat ik in dit geval ook bij het rechte eind heb. Toch vraag ik me nu dingen af, dingen over mijn overbuurman en zijn familie. Maar die zijn ook niet vermeldingswaardig. Het maakt namelijk allemaal niets uit, sommige dingen hoef je gewoon niet te weten. Ik hoef mijn vragen ook niet beantwoord te zien.

Daarom ging ik ook boodschappen doen. Tenslotte moet er vanavond ook gegeten worden en de dingen die ik nog in huis heb liggen er morgen ook nog wel. Ik eet liever dingen die ik niet in huis heb en daarvoor moet je boodschappen doen. Gelukkig is de winkel waar ik al mijn voorraden haal slechts drie straten bij mijn woning vandaan verwijderd. Veel tijd met de gang naar de winkel ben ik nooit kwijt, maar toch ga ik op de fiets erheen. Niet omdat ik té lui ben om te lopen, maar ik weiger al jaren om auto te rijden terwijl iedereen bij mij in de straat met de auto naar de winkel rijd. Ik blijf dan niet achter, maar doe het toch op een andere manier. Ik ga fietsen omdat onlogica een van de hoogste goederen is in het leven.

Ik fietste naar de winkel, maar niet voordat ik eerst door een hele grote plas achter mijn schuur fietste. De plas had zich uitgestrekt over het speelveldje waar de buurtkinderen en mijn eigen telgen altijd spelen. Het ding was minimaal een meter of drie langs en misschien wel even zo diep, maar daar ging ik voor het gemak niet van uit. Met een redelijke snelheid naderde ik de plas en bereidde mij voor op een berg modder waar ik doorheen moest ploeteren. Het ding was inderdaad geen drie meter diep, noch lag er enige vorm van vasthoudende modder op de bodem. Ik zag alleen de onderkant van mijn voorwiel onder water verdwijnen en moest uitkijken dat ik mijn schoenen niet geheel nat reed, maar verder gleed ik als een zonnetje door het water. Het was leuk om door de plas te rijden. Even voelde ik mij weer een kind, een kind dat hard door plassen fietste zonder echt nat te worden. Zonder verdere problemen bereikte ik de winkel, deed mijn boodschappen en ging weer naar huis. Uiteraard reed ik op de terugweg weer door de plas heen, maar nu kwam ik wel bijna vast te zitten in zuigende modder. Gelukkig had ik genoeg vaart om er doorheen te komen. De schuur stond geduldig om mij te wachten en mijn woning nog meer.

Om het gebrek aan avontuur goed te maken is hier een plaatje met daaronder een link naar een liedje dat mijn moeder mij vandaag toezond. Ze zond de link naar het liedje naar mij toe, het plaatje heb ik elders vandaag gestolen.

Dans met mij, zing met mij

Dromen van regen

Het regent nog steeds. Al weet ik niet zeker of het vanaf het moment dat ik gisterenavond mijn ogen sloot tot het moment dat ik ze weer open deed constant geregend heeft, maar aangezien ik enkele uren in coma gelegen heb lijkt het wel zo. Constante regen die de wereld compleet bevochtigd tot er grote plassen en natte mensen ontstaan. Ik ben er niet echt een voorstander van. Regen mag best vallen, maar alleen wanneer ik mijn ogen sluit om weg te zinken in een welverdiende slaap. In mijn dromen wil ik best natregenen, want als ik dan weer wakker word heb ik tenminste de wetenschap dat het allemaal in mijn hoofd gebeurt is. Ach ja... dromen over dromen, dat is een goede eigenschap.

Het is net als mijn eigenste wereld. Ik droom van regen terwijl er ook daadwerkelijk regen aan het vallen is. Aan de ene kant gaat het allemaal op rolletjes, zo begint Schaapswrak al een beetje te lopen. Pasgeleden heb ik het bestaan een beetje rondgespamd en uiteraard komt daar dan weer reactie op. Leuke reacties, reacties waar ik heel erg om moet lachen en het gebruikelijk gezever. Niet dat het mij wat uitmaakt, zolang mensen over je praten is het goed want op dit moment is naamsbekendheid creëren toch wat we moeten krijgen. Daarom gaan we binnenkort maar eens om een tafel zitten om nieuwe mogelijkheden voor Schaapswrak te bespreken, bijvoorbeeld een gedeelte voor live-recensies dat ik wil gaan maken. Er zijn nog wel andere ideeën, hele goede ideeën maar dat kan ook niet anders als je een groep geniale denkers om je heen verzameld. Maar goed, we zijn net begonnen en daarmee is alles wel gezegd. Laten we volgend jaar maar even de balans opmaken, want dan heb ik echt recht van spreken.

Om over werk door te gaan is het bij mijn gewone baan totaal niet naar wens aan het gaan. Inmiddels ben ik in conflict met mijn teamleider gekomen doordat hij iets van mij wil wat ik in mijn ogen allang doe. Daarbij heeft hij anderhalve week geleden geroepen dat indien ik niet ga "groeien" in mijn werk ik er niet hoef te rekenen daar volgend jaar nog te werken. Een nogal boute uitspraak die mijn leidinggevende daar gedaan heeft vooral gezien het feit dat zijn idee van "groeien" nergens op gebaseerd is (uiteraard in mijn ogen). Hoe kan je nu groeien in je werk als de doorgroeimogelijkheden of de mogelijkheden om carrière te maken binnen het bedrijf constant afgewezen werden. Ik heb mijzelf gek gesolliciteerd wanneer er een functie hogerop vrijkwam, maar ze vonden mij nooit geschikt of andere mensen meer geschikt dan mij. Binnen mijn huidige functie zit ik ook wel aan de top van mijn mogelijkheden. Nu kan ik natuurlijk nog wel meer taken op mijn schouders laden, maar dan zijn ze bijna verplicht mijn functie te herschrijven omdat ik dan op het pad van senior-medewerker kom. Allemaal zaken die ik mijn teamleider voor de voeten gelegd heb en toch blijft hij bij zijn standpunt. Nu roept hij ook dat zijn uitspraak dat ik binnen een jaar niet meer bij mijn werkgever werk alleen maar gezien moet worden als een manier om mij te motiveren, al meent hij het wel serieus. Ik vind het geen manier van motiveren en aangezien hij dat wel vind op een manier dat hij geen krimp wenst te geven hebben hij en ik een conflict. Volgende week gaan we voor de derde keer om de tafel zitten, nu met onze medewerker van Human Resources erbij. Om het boeltje een beetje in goede banen te leiden of zoals mijn teamleider mij meldde: "Dan kan ze eens zien wat er precies gebeurt!" We zullen zien, ik ga in ieder geval met goede moed het gesprek in.

Uiteraard is het voor mij een duidelijk teken dat ik een andere baan moet gaan zoeken. Niet alleen roepen dat ik een andere baan wil, maar ook daadwerkelijk hard op zoek gaan naar een andere baan. Al enkele weken geleden heb ik mijn CV op de verschillende vacature-sites achtergelaten en krijg ik wel meels met interessante banen, maar echt heel actief solliciteer ik nog niet. Zo af en toe een brief zenden schiet natuurlijk niet op. Daarom ga ik, hoezeer ik er ook op tegen ben, mijzelf inschrijven bij verschillende uitzendbureau's. Ik heb namelijk een gruwelijke hekel aan het schrijven van sollicitatiebrieven en zo'n uitzendbureau kan dat hele gelazer daarmee oplossen. Zij zijn dan mijn sollicitatiebrief, maar toch blijf ik het hele werken via een uitzendbureau vreselijk vinden maar nood breekt wet. En dit is een duidelijk geval van nood, ik wil nu heel graag een andere baan. Het conflict dat ik nu op mijn werk heb mag dan werkelijk nergens op slaan, het begint mij wel aardig op te breken. Al heb ik nog geen slapeloze nachten kan ik wel melden dat het aardig wat stress met zich meebrengt. Stress die zich op irritante manieren uit.

Het is daarom maar goed dat de rest van mijn leven werkelijk op rolletjes loopt. Ik heb een hele lieve vriendin van wie ik heel veel hou, mijn kleine telgen zijn gelukkig, blij en doen het goed op school en mijn webstek heeft een hele goede start gemaakt. Mijn werk mag dan een belangrijk onderdeel van mijn leven vormen, het is nog steeds niets meer dan een manier om mij van levensonderhoud te voorzien. Misschien is dat wel het hele probleem, ik heb duidelijke externe carrièrewensen waarmee mijn teamleider helemaal niets kan. Volgens mij begrijpt hij gewoon niet hoe mijn wereld in elkaar zit en probeert hij daar grip op te krijgen. Ik weet het niet, voor mij is het ook allemaal gissen.