30 april 2014

Port betaald

Kleine kunststukjes versturen via de post is helemaal niets nieuws. Dit fenomeen gebeurt al jaren, waarschijnlijk al eeuwen en elke zichzelf respecterende kunstenaar heeft er vast over nagedacht. Daarbij wordt er heel veel kunst via pakketdiensten naar een andere eigenaar gebracht, dus een vreemd fenomeen is het ook niet. Alleen betalen deze nieuwe eigenaren weer voor deze kunstwerken en is het zaak met de kleine kunstwerkjes dat de ontvanger er niets voor betaald. Soms weet de ontvanger niet eens dat hij iets heeft ontvangen en dat maakt het extra leuk.

Ik heb het over mailart, het (in mijn ogen) belangeloos versturen van een klein kunstwerkje. In mijn geval waren dat kleine tekeningetjes ter grootte van een postkaart. Om hier weer een draai aan te geven heb ik besloten alles te versturen zonder postzegel. Alleen de kaartjes zijn voor betaald, maar aangezien die ook drie keer niets en een stukje touw hebben gekost is alleen de moeite die ik in de tekeningetjes steek van waarde. Alleen wilde ik de ontvangende partij ook weer niet opzadelen met onvoorziene kosten. Er is niets vervelender dan iets per post ontvangen en er zo'n briefje aan zien hangen dat je porto moet bijbetalen. In het geval van ongefrankeerde post moet je zelfs straf-porto betalen, dus zou het extra lullig zijn. Daarom heb ik voordat ik mijn artmail-kaartjes ging versturen een testpubliek ingesteld. Zij weten niet dat ze in het testpubliek zaten en ook niet dat ze een postkaart van mij hebben ontvangen. Het enige wat mijn testpubliek hoefde te doen was hun sociale media instellen mét locatievoorziening. Dat was vrij essentieel om een adres te achterhalen, maar zolang iemand de locatievoorziening op sociale media's aan laat staan kan je er precies achter komen waar ze wonen. En ze dus een kaartje sturen.

Aan mijn testpubliek heb ik iets van negen of tien postkaarten gestuurd, allemaal verschillende mensen. Ik wilde namelijk weten of postkaarten waar ik alleen de woorden "port betaald" opgeschreven had zouden aankomen. Gelukkig werkte ook bijna iedereen van mijn testpubliek mee door zich op de sociale media af te vragen van wie ze een postkaart hadden gekregen, op die manier wist ik dat mijn methode van versturen werkte. Hierdoor kon ik mijn kleine project waarbij ik mensen mailart ging toesturen in gang zetten.

Afgelopen maandag gooide ik uit het niets op twitter de vraag erin wie iets van mij zou willen ontvangen. Binnen één minuut had ik een reactie en een adres waar ik iets heen mocht sturen. Geen vraag wat ik ging sturen, alleen het verzoek geen rare dingen op te sturen. Dit is überhaupt iets wat ik nooit zal doen. Ik ben van mening dat wanneer je rare dingen wilt hebben je deze beter persoonlijk kan gaan halen. Bij mij of bij iemand anders die grossiert in rare dingen. Rare en vreemde dingen sturen naar mensen die daarop niet verdacht zijn is ook vragen om moeilijkheden en daar heb ik geen zin. Daarbij wilde ik mensen blij maken met een klein tekeningetje van mij (welke op zich al raar genoeg zijn) dus tekeningetjes zouden het worden. Ik heb niemand verteld wat ze gingen krijgen, alleen dat ze iets zouden krijgen. En enkele uren later had ik via twitter elf verschillende adres gekregen waar ik iets heen mocht sturen. Elf verschillende mensen die als enige verbindende factor hebben dat zij en ik elkaar volgen op twitter. Maar ik kon aan de bak. Ik mocht mijn kleine tekeningetjes gaan maken en versturen.

De eerste vijf heb ik dezelfde dag nog verstuurd. Ik had de tekeningetjes expres eenvoudig gehouden en mijzelf de regel opgelegd dat alles met pen (een Bic-pen, wat anders..) getekend moest worden. Met een pen tekenen is veel sneller, ik moet mijzelf dan beperken tot eenvoudige zaken en ik verdrink niet in details. Enige nadeel is wel dat een fout altijd zichtbaar blijft. Een streep gezet met pen is moeilijker weg te werken, dan iets gezet met potloden. Maar zelfs met deze beperkingen weet ik mij goed staande te houden, al zeg ik het zelf.

Een onrustige nacht en een hoofd vol ideeën verder kwam de eerste reacties binnen van mensen die van mij een artmail hadden ontvangen. Ondanks het eenvoudige karakter van hetgeen ze ontvingen waren de reacties unaniem lovend. Ik zal niet zeggen dat het mij verbaasde, maar aangezien niemand wist wat ze zouden ontvangen en dat het 'slechts' een kaartje met een tekening van mij was deed niets af aan het geheel. Iedereen is er blij mee en toen duidelijk werd wat ik precies verstuurde wilde meer mensen meedoen. Meer mensen wilde een tekeningetje van mij ontvangen en voor ik het wist had ik een hele lijst met namen. Toen nummer drieëntwintig zich bij mij meldde om ook op de lijst te komen vond ik het genoeg. Dat was precies het aantal dat ik voor ogen had, zoveel kaartjes wilde ik versturen.

Het gaat mij namelijk niet zozeer om de tekeningen, de kaarten of de mensen die iets ontvangen, maar om het geheel. Ik verstuur iets per post, zonder enige frankering behalve de woorden dat het voldoende gefrankeerd is. Hierdoor is het maar de vraag of het aankomt en dan is het ook nog de vraag wat de ontvangende partij van het kaartje vind. Het is toch een stukje kunst dat je ontvangt en dat moet je maar net mooi vinden. Dat ik het zelf durf weg te sturen zegt wel dat ik er zelf achtersta, dat ik het aan de wereld durf te laten zien, maar dat wil niet zeggen dat je het mooi moet vinden. Daarom verzamel ik ook de reacties van mensen, ten eerste om te weten of het kaartje is aangekomen en omdat de reactie zelf gewoon mooi is. Zelfs negatieve reacties zijn mooi, want het is een reactie. Al verwacht ik niet meer dat er op een mailart-kaartje een negatieve reactie zal komen, maar tijd zal het leren. De kans dat deze nu wel komt vanwege deze tekst is ook aanwezig, maar ik neem alles mee in mijn archivering dus ook die reacties.

En daarna? Dat weet ik nog niet zeker. Ik heb wel enkele ideeën, maar niet of dat uitvoerbaar is. Tot nog toe ben ik druk bezig met tekeningetjes maken, kaartjes schrijven en naar de brievenbus brengen. Natuurlijk ook druk met de reacties af te wachten en die weer verzamelen. Ik kan wel zeggen dat het één van de leukste projecten is die ik voor mijzelf verzonnen heb. En dat de kaartjes, de tekeningetjes nooit meer bij elkaar zullen komen vind ik niet erg. Ik vind het juist wel iets hebben dat er drieëntwintig kleine tekeningetjes over de wereld zwerven waar ik alleen de foto's nog van heb. Degene die er eentje hebben wens ik er in ieder geval veel plezier mee!


Ps: Mocht je nu balen dat je niet meegedaan hebt, dan heb ik goed nieuws voor je. Er bestaat ook een soort reservelijst. Je hoeft alleen je adres achter te laten en mocht ik zin (en tijd) hebben maak ik een kaartje voor je. Geen garantie dat je er eentje krijgt, maar er bestaat een kans. Een grote kans dan bij de staatsloterij!

26 april 2014

Het meisje op de foto

Bijna dagelijks zie ik je woorden over mijn scherm schuiven, maar nooit wist ik wie er achter schuil ging. Ik had er nooit opgelet, ik dacht dat het ook niet belangrijk was. Soms praten we wat, meestal volharden we in ons zenden van woorden die nergens over gaan. Woorden die ons leven beschrijven in leugens en halve waarheden, iets wat we kunnen waarderen van elkaar. Ik hoef niet te weten welke maaltijd je gebruikt en hoeveel bh's in je sokkenlade liggen. Daar voelen wij ons te goed voor, daar staan wij boven. Dat is ook de reden dat ik je woorden graag lees, maar geen echte aandacht aan besteed.

En toen zag ik je foto. Je plaatste het tussen je woorden. Een foto van je gezicht, om iets te laten zien aan iedereen en om te delen met de wereld. Ik voelde de schoonheid van mijn beeldscherm, van jouw foto in mijn kamer stromen. Alles wat ik nog wilde was staren naar jouw gezicht. Verdrinken in je blauwe ogen en denken aan je welgevormde kin. Je woorden hebben altijd je ongelofelijke schoonheid verborgen gehouden. De eerste keer dat ik je foto zag staarde ik met open mond naar mijn beeldscherm. Je helder blauwe ogen, waar menigeen in verdronken lijkt te zijn. Je stralende glimlach, die als een donderklap bij heldere hemel mijn somberheid opheft. De vorm van je gezicht, zacht en liefelijk. Ik kan mijn ogen niet van je afnemen.

Elk vrij momentje dat ik kan vinden kijk ik even naar je foto. Met mijn ogen volg ik de vormen van je gezicht. In gedachten teken ik je ogen uit, ga ik met mijn vinger langs je wang en voel ik teder aan je oor. Vanaf het scherm kijk je mij diep in de ogen. Ik voel mij verloren, ik ben verloren. Je hebt zoveel schoonheid dat het pijn doet in mijn hart. Ik kan alleen naar je kijken, van je dromen. Je bent te mooi om waar te zijn, te mooi om voor mij waar te kunnen worden. Je foto is een droom. Een droom waar ik nooit meer uit wil ontwaken en de volgende dag ben je er nog steeds. Ik kijk elk vrij momentje naar je foto en voel mijn hart een sprongetje maken. Je bent mijn muze en mijn droomvrouw. Je bent alles wat ik nooit zal kunnen krijgen. Je hebt mijn hart zonder dat je weet dat ik het ooit aan je gaf.

O, mooiste vrouw op de foto. Nooit heb ik je in het echt ontmoet en het zal waarschijnlijk nooit gaan gebeuren. Bij de gedachte begin ik al te stamelen. Zoveel schoonheid maakt mij verlegen, terwijl ik wel honderduit tegen je foto gepraat heb. Ik heb je verteld hoeveel ik van je ogen houd. Hoezeer je blik mij doet smelten tot een hoopje niets en hoe je schoonheid mijn wereld oplicht. Je bent mijn droomvrouw en in mijn dromen kan alles gebeuren. Toch maak ik mij geen illusies. Ik droom wel, maar blijf met beide benen op de grond staan om in jouw prachtige ogen te mogen staren. Soms vraag ik mij af hoe je stem klinkt, maar ik weet allang dat deze zoetgevooisd zal zijn. Mooier dan je gezicht en fijner dan het zachtste zijde. Alles aan je ademt hetgeen wat prachtig is aan de wereld. Je bent moeder natuur en de vrouw waar elke man van droomt in één. Ik probeer de juiste woorden om je te beschrijven vinden, maar kom niet verder dan de oppervlakte. Je bent te diep, te mooi, te schoon om onder woorden te vatten. Je bent een droom die altijd doorgaat. Een schoonheid die de wereld prachtig maakt. Oorlogen, dood en ellende kan jij doen vergeten, alleen door ergens binnen te komen lopen. Jij bent alles wat ik altijd wilde zien. Jij bent de mooiste die er bestaat en ik dank je dat je er bent. Ik dank je dat je met mij wilt praten.


25 april 2014

Een irritatiefactor

De geur die uit de kast kwam was onmiskenbaar. Schimmel. Er was iets in de gangkast dat lag te schimmelen en ik mocht er iets aan doen. Moest er ook wel iets aan doen, want ik kan moeilijk iets in de kast laten staan dat weg staat te rotten. Voorzichtig deed ik de kastdeur open. De geur van schimmel werd sterker, prikkelde mijn neus. Ik nieste, hard en keek naar binnen. Het werd mij al snel duidelijk dat de stofzuiger last had van een schimmelinfectie. De slang zat vanaf de aansluiting tot halverwege onder een pluizige laag. Het apparaat zelf zag er niet veel beter uit. Een wit-grijze, pluizige laag bedekte de helft van het plastic oppervlak. Een muffe lucht sloeg in mijn gezicht toen ik dichterbij kwam om te zien waar het allemaal vandaan kwam.

Blijkbaar had ik iets opgezogen dat het potentieel had om te gaan rotten, om te schimmelen. Wat het precies kon zijn kon ik mij niet meer herinneren. Het was ook drie weken geleden dat ik de stofzuiger voor het laatst gezien had. Ik vond het ook niet belangrijk. Het was veel erger dat mijn stofzuiger een zachte dood door schimmel was gestorven. Ik durfde dat ding niet meer aan te zetten. De natte, muffe geur die uit de kast kwam wilde ik niet erger maken door het apparaat ook daadwerkelijk aan te zetten. Ik zag de schimmel al rondvliegen en in gedachte stikte ik alvast de moord door de stukjes die in mijn longen verdwenen. Het was beter als ik de stofzuiger met zijn pluizige vriend in de afvalcontainer mikte en een nieuwe ging kopen. Niet dat ik veel zin had om een nieuwe stofzuiger te gaan kopen. Die dingen zijn op zich niet vreselijk duur, maar in deze tijden van crisis is elke cent die je kan besparen mooi meegenomen. Helaas had ik weinig andere keuze. Ik moest mijn huis hoognodig stofzuigen en met het pluizige ding dat in de kast ging die klus niet meer klaren.

Heel voorzichtig pakte ik het geheel uit de kast. Ik zorgde er wel voor dat ik nergens de schimmel aanraakte. Ranziger spul kan ik mij niet voorstellen. Zelfs de aanraking van panty's is nog prettiger dan grijpen in die natte, sponzige substantie. Met een boogje gooide ik het ding in de tuin, waar het met een klap op de tegels ramde. Ik keek er niet meer naar om, opruimen zou ik later wel doen (nooit meer gedaan). Er moest een nieuwe stofzuiger komen.

De dichtstbijzijnde winkel waar ze stofzuigers verkopen was niet de goedkoopste. Ik liep deze winkel ook gewoon voorbij. Als ik wil kiezen voor duurkoop wachtte ik wel tot ik het financieel breed genoeg had om geld te verspillen aan dingen die ik niet nodig heb, nu moest ik het doen met een betaalbaar apparaat. In de winkel bleek de keuze beperkt te zijn tot een apparaat in de aanbieding of zooi die duurder was, dan ik eraan wilde spenderen. De aanbieding werd het. Een zwarte, omdat zwart beter bij mijn humeur past wanneer ik aan het stofzuigen ben. Het was nog even een probleem om de juiste doos te vinden. Wat dat betreft zijn die doe-het-maar-lekker-zelf winkels best vervelend. Ik kan nooit vinden wat ik zoek en als ik het gevonden heb is het niet aanwezig. Deze keer had ik geluk. Er stonden nog vijf dozen met de stofzuiger uit de aanbieding en allemaal waren ze zwart. Met een willekeurige doos uit die stapel liep ik naar de kassa om af te rekenen.

"Wilt u er ook stofzuigerzakken bij?" Ik keek de kassadame verbaasd aan. Die vraag had ik totaal niet verwacht. "Ja.. het verschijnt in mijn display als ik deze stofzuiger aansla. Er zit wel een stofzuigerzak in, maar dat is er maar eentje. U kunt hier ook de juiste zakken erbij krijgen.." En verwachtingsvol keek ze mij aan. "Doe maar" zei ik en keek net zo verwachtingsvol terug. Op de een of andere manier had de kassadame dit antwoord niet verwacht. Lichtelijk zenuwachtig keek ze van de kassa naar mij en naar de plek (helemaal achterin de winkel) waar de stofzuigers en bijbehorende zakken hangen. Intussen hadden twee andere klanten het idee gekregen om iets af te rekenen en begonnen een rij te vormen achter mij. Ik keek de kassadame alleen aan, met een vriendelijke glimlach op mijn gezicht. Dit leek een idee te doen ontspringen. Ze pakte de microfoon en vroeg of haar collega naar de kassa wilde komen. Binnen 30 seconden stond er een man in pak naast haar en kreeg te horen dat ik (deze man) stofzuigerzakken wilde hebben. En dat het om de stofzuiger uit de aanbieding ging. Weer die blikken, welke van mij naar de doos met de stofzuiger naar de kassa en nu ook de mensen achter mij gingen. Ik kon de rollende ogen bij de man bijna zien, maar hij knikte alleen en liep naar de achterzijde van de winkel.

De rij wachtenden bij de kassa groeide gestaag. "Excuses hoor!" gooide de kassadame in de groep. Ik was de enige die antwoordde. "Geeft niets, hoor. Ik heb tijd zat. Het enige wat ik moet doen is mijn huis stofzuigen en als dat vandaag niet kan, dan heb ik morgen ook wel tijd" Ik glimlachte naar haar en keek naar de mensen die achter mij stonden. "Ik denk dat iedereen juist blij is met de hoeveelheid klantvriendelijkheid die u mij wil bieden en men graag daarop wacht. Iedereen wil toch de beste service en die krijg ik nu!" Met een grote grijns keek ik de rij langs. Boze gezichten keken terug.

Enkele minuten later was de man weer terug. Triomfantelijk hield hij een doosje met stofzuigerzakken omhoog en gaf deze aan de kassadame. Zij haalde het langs de scanner en noemde mij het totaalbedrag, waarop ik aangaf dat te willen pinnen. Terwijl ik mijn pincode invoerde nam de man de kassadame even apart. "Volgende keer als dit weer gebeurt moet je de klant even apart nemen.." Hij wees naar de andere zijde van de kassa. "Dan kan je terwijl de klant staat te wachten de andere mensen helpen" Ik drukte op OK om de transactie af te ronden. "Nou, meneer.. Ik ben het niet geheel met u eens..." en ik begon een hele verhandeling over de geweldige klantvriendelijkheid van de dame achter de kassa. Vertelde dat de mensen achter mij ook zwaar onder de indruk waren van zoveel klantenservice die mij geboden werd en ze niet boos keken vanwege het wachten, maar omdat zij het niet konden krijgen. Dat zij andere producten gekocht hadden en dus de service misliepen. De gezichten achter mij werden zuurder en zuurder. De man die de stofzuigerzakken gehaald had wist niet waar hij precies moest kijken, alleen dat zijn gezicht op onweer begon te staan. En de kassadame.. Zij keek wat verbouwereerd van mij naar de mensen die achter mij in de rij stonden. Ik glimlachte op mijn allervriendelijkst, pakte de doos met de stofzuiger van de toonbank, het tasje met de stofzuigerzakken erbij en liep de winkel uit. "Een hele goedemiddag nog!"
Ik kreeg geen antwoord.

Buiten begon ik hard te lachen. Ik had mijn momentje om een irritatiefactor te kunnen zijn weer gehad. Het tasje aan mijn hand zwaaide ik vrolijk heen en weer, bijna tegen een andere voetganger aan. Hij keek mij woest aan. "Meneer" begon ik. "Nog voor ik u mijn excuses ga maken voor het bijna raken van u met mijn plastic tasje wil ik u eerst vertellen hoe ik deze stofzuiger kocht.." Zijn gezicht ging van kwaad naar erger. "Ziet u.." en voor ik mijn zin kon afmaken haalde hij uit met zijn vuist, recht tegen mijn gezicht aan. Bloed spoot uit mijn neus, de pijn er vlak achteraan. Ik viel achterover op de grond en de man stond tegen mij te schreeuwen. Dat ik mijn smoel moest houden. Iets met heel snel, want anders zou hij mij nog een paar rammen verkopen. De doos met de stofzuiger was naast mij gevallen. Hij trapte hier keihard tegen voordat hij verder liep. Een gat in het karton bleef achter. Ik kon hem alleen nog aankijken. Hij had mijn goede humeur verknalt en mijn mooie moment in de winkel naar de knoppen geholpen. Ik hoopte wel dat mijn nieuwe stofzuiger nog zou werken.

9 april 2014

Het probleem

Ze hadden gezegd dat zij het probleem wel konden oplossen. Niet dat ik veel vertrouwen in ze had, ook niet in hun probleemoplossende vermogens, maar ik had niet veel keuze. Ze waren er nu eenmaal en ik moest het ermee doen. Ik was overgeleverd aan hen en hun ideeën. Het was ook niet raar dat ik schoorvoetend de deur uitging, onderweg naar de onvermijdelijke ontmoeting met hen. Ik zag er zo niet naar uit. Ik wilde eigenlijk overal zijn en elk probleem onder ogen zien, maar niet dit probleem en niet met hen. Maar ik moest. Ze hadden mij gedwongen. Bij wijze van spreken hadden ze hun vieze lichamen op mij gedrukt en hun geslachtsdelen in mij gestoken. Ik wilde het niet, maar zij vonden dat het nodig was. Zij wisten wat goed voor mij was en als zij dit probleem op zouden lossen was dat goed voor mij. Ik had niets te zeggen. Voordat ik hen leerde kennen wist ik niet eens dat ik dit probleem had. Laat staan dat ik wilde dat het opgelost zou worden, maar ik moest. En daarom liep ik met tegenzin naar hen toe.

Met elke stap voelde ik mijn tegenzin in weerzin veranderen. Ik zag ertegen op om ze weer te zien. Om hun strontvervelende stemmen weer te horen. Om in die waterige ogen te moeten kijken. Ik wilde gewoon niet. Ze waren mij te vies, te onaangepast, maar ik moest. Er was geen andere keuze en dus liep ik verder. Stof dwarrelde op waar ik mijn voeten neerzette. Ik zag het niet. Mijn blik was wel naar de grond gekeerd, maar ik registreerde niets. Ik liep alleen, onderweg naar het huis waar ik nooit meer een stap binnen wilde zetten. De gedachte alleen al, dat ik daar nooit meer naar binnen zou hoeven. Het was zo wrang dat ik om mijzelf moest lachen. Ik wilde zoveel en veel was ook haalbaar. Dit kwam niet eens in de buurt van haalbaar meer. Ik zag mijzelf al zitten, dagen nadat ik niet op de afspraak met hun geweest was. Het was geen prettig gezicht, zelfs niet in mijn fantasie. En ik weet dat ik vreselijke dingen kan bedenken. Taferelen waar normale mensen walgend van weglopen, zaken die het daglicht doen wegjagen. Dat soort dingen. Iemand heeft ooit gezegd dat ik gezegend ben met een zieke geest. Iets wat ik best vind meevallen en daarom niet over nadenk, maar wat zij mij voorspiegelde overtrof mijn stoutste dromen. Ze dulden ook geen tegenspraak, van niemand. Niet dat het überhaupt in mij opgekomen was om ze tegen te spreken. Ik zou niet eens durven!

Voor mij doemde het huis op waar ze woonde. Mijn eindbestemming. Ik zag een van hen al in de deuropening staan. Angstvallig deed ik nog een poging hem niet te zien door alleen naar de grond te blijven kijken, maar ik wist dat hij wist dat ik hem al gezien had. Hij zwaaide naar mij, net zo lang tot ik mijn hand in een begroeting opgetild had. Een grimas trok over mijn gezicht. Het moest doorgaan voor een glimlach, maar ik kon er niet meer van maken. Hij heette mij welkom en deed net of hij niets gezien had. Ik was daar wel blij om. De laatste keer dat ik een vies gezicht trok toen ik bij ze was bleek geen sinecure. Ik wilde dat niet nog een keertje meemaken, al voelde ik wel de vrees dat ik het later nog te horen kreeg. Later als mijn probleem opgelost was. Het was afwachten. Met hen wist je nooit. Zij waren de koningen van uitgestelde angst en dingen die het daglicht niet konden verdragen. Met deze gedachte stapte ik het huis binnen, de schemerige wereld in waar zij verbleven. Hier was mijn probleem ontstaan en hier zal het ook weer opgelost worden, tenminste dat hoopte ik maar. Ik werd de gang doorgeleidt naar de kamer waar ik de vorige keer ook was. Er werd gevraagd of ik op de bank wilde plaatsnemen.

Ik keek de kamer rond. Op de plaats waar de vorige keer een tafel met drie stoelen stond bleek een felrode bank te staan. De stof was vaal geworden van ouderdom, alsof het jaren in de volle zon had gestaan. Slijtplekken op de zetels, vooral aan de linkerkant. Daar had iemand duidelijk zijn favoriete plekje gehad. Ik ging aan de andere kant zitten. De veren onder mij kraakten een beetje. Ik bleef ook omzichtig zitten, niet gerust op wat er zou gaan gebeuren en ook de bank vertrouwde ik niet. Degene die mij bij de voordeur opgewacht had was alweer verdwenen. Ik was alleen in de kamer. Alleen met de bank waarop ik zat en het afbladderende behang. Ze noemde dit hun leefkamer, maar er was niets. Alleen een bank, een vieze houten vloer en behang dat aan alle kanten schimmelde en van de muren afviel. Ik zou hier niet kunnen leven, maar ik was ook niet zoals zij. Zij zouden nog kunnen overleven op een vuilnisbelt, dat wist ik zeker.

De gedachte was mijn hoofd nog niet uit of de deur knalde open. Twee van hen kwamen binnen. Hun gezichten op onweer, alsof ze mijn gedachte gelezen hadden. Ik werd verzocht op te staan en naast de muur te gaan staan. Zonder hen verder aan te kijken deed ik wat ze vroegen. Ik stond naast de muur met mijn gezicht naar de kamer gericht. Ze mompelde wat. Wat ze precies zeiden ontging mij, maar de toon niet. Er was iets niet goed. Ze waren ergens geïrriteerd over. Iets wat ik gedaan had? Ik kreeg het niet te horen. Ik moest meekomen, we waren hier klaar. Ik draaide mij om, keek ze beide aan en liep de kamer uit. In de gang werd ik verzocht de gang door te lopen naar het einde, verder de schemering in. Nu wist ik van de vorige keren dat er aan het einde van de gang de keuken lag en daarachter hun tuin. Wat zouden ze willen? Waar werd ik deze keer naar toe gebracht? Ik was ergens een beetje nieuwsgierig, terwijl ik aan de andere kant overal wilde zijn behalve hier. Ik liep verder de schemering in tot ik bij een deur kwam. Achter mij werd gesist dat ik de deur moest openmaken en doorlopen. Ik deed wat mij gezegd werd, zonder iets ertegenin te brengen of een vraag te stellen. Er was toch geen andere keuze. Ze hadden mij in de tang. Zij moesten ook mijn probleem oplossen.

De deur zwaaide open en tot mijn grote verrassing zag ik geen keuken, maar een andere kamer. Weer schimmelend, afbladderend behang op de muren. Ik kon nog vaag de bloemen die ooit op het behang hadden gestaan onderscheiden. De rest was bruin van de schimmelvlekken en ranzigheid die erop zat. De vloer was kaal en redelijk schoon. In de hoek lag wat stof, maar voor de rest zagen de planken die de vloer vormde er redelijk netjes uit. Ze duwde mij naar binnen en ik struikelde over de drempel. Met een harde klap viel ik op de grond. Achter mij een korte lach en de deur zwaaide weer dicht. Ik was weer alleen in een kamer. Ik keek rond, vier muren en afbladderende verf. Waar was de keuken die hier eerst was? Er was nergens iets te zien dat leek op de ruimte die dit eerst geweest was. Net alsof deze kamer altijd deze kamer was geweest. Ik begreep er niets van en net als ik wilde opstaan zwaaide de deur weer open. De enige van hen die ik nog niet gezien had kwam binnen. Hij sleepte een matras met zich mee dat hij op de grond wierp. Het stof in de hoeken dwarrelde op. Hij wees naar het matras en gebaarde dat ik erop moest gaan liggen. Ik keek naar het ding. Het was nog ranziger dan de muren. Vieze bruine vlekken, zelfs vlek op vlek en er kwam een geur vanaf die prikte in mijn ogen. Ik schudde mijn hoofd. Daar kon ik niet op gaan liggen. Dat was te ranzig, te goor. Ik kon dat niet. Maar ik had geen keuze. Hij gebaarde nog een keer. Liggen. Ik schudde weer mijn hoofd en dat kwam mij duur te staan.

De rest kwam binnen stormen en trapte mij het matras op. Ik werd net zolang geschopt tot ik kermend van pijn op die ranzige mat lag. De geur omringde mij als een natte, warme deken. Ik kokhalsde. Het was te smerig. Weer een trap. Ik mocht niet kokhalzen, niet kotsen en moest mijn bek houden. Het enige wat ik mocht was luisteren en kijken. Ze lachten, alle vier lachten ze als boeren met kiespijn. Ik zei niets en keek ze alleen aan. De walm prikkelde mijn neus, vrat zich in mijn ogen. Ik moest goed mijn best doen om niet weer te kokhalzen. Ik wilde niet nog een keer getrapt worden. Hun voeten deden zeer. Hun tenen waren net kleine hamers. Ze waren uitgelachen. De blik in hun ogen ging van plezier naar een onbedwingbare honger. Honger naar het oplossen van mijn probleem. "Uitkleden" siste een van hen naar mij. Ik keek hem verschikt aan. Wat zei hij nou? Ik had dat niet goed verstaan. Hij siste het nog een keer, deze keer trok hij aan mijn jas. Uit moest het, alles wat ik droeg. Geen kleding. Ze zeiden dat kleding het probleem in de weg stond, dat kleding het zelf kon verergeren. Ik deed wat ze zeiden. Omzichtig deed ik mijn kleren uit. Geen moment mocht ik het matras verlaten. Ik mocht niet eens gaan staan. Alles moest uit, maar het moest op het matras gebeuren.

Daar zat ik, poedelnaakt in de stank van een smerig matras. De vieze vlekken die erop zaten waren nattig. Ik voelde de vochtigheid op mijn vel. Sommige delen waren juist hard, daar waar de vlekken ingedroogd waren. Het voelde vies aan, maar ik liet niets merken. Ze wilde dit en tegenspraak werd niet op prijs gesteld. Ik keek ze aan. Misschien keek ik ze zelfs strijdlustig aan, dat weet ik niet. Ik voelde mij niet strijdlustig, meer bang. Voor ik het wist lagen ze alle vier boven op mij. Ik voelde dingen in mij gestoken worden. Geslachtsdelen? Vingers? Handen? Ik wist het niet, alleen dat het pijn deed. Verschrikkelijk pijn. Ik gilde het uit, maar dat duurde niet lang. Ik had mijn mond nog niet geopend of er werd iets ingeduwd. Ik proefde zweet, zand en iets dat ik niet thuis kon brengen. Wat er ook in mijn mond geduwd werd, het werd er met grote kracht ingeduwd. Ik kokhalsde weer. Dit leek een van hen plezier te brengen. Ik hoorde gegrinnik boven mij. Om de buurt staken ze dingen in mij en op een gegeven moment wachtte ze niet eens meer op elkaar. Van alle kanten verdween hun vlees in mij. Handen, voeten, geslachtsdelen, alles wat ze maar in mij konden proppen ging naar binnen. Zelfs op plaatsen waar normaal gesproken niets kon binnendringen wisten zij iets in te stoppen. Ik werd binnenstebuiten gekeerd, gemangeld en misbruikt op de meest gruwelijke manier. Elke keer als ik wilde schreeuwen van pijn werd mijn mond volgepropt met hun vlees. Ik kon niet schreeuwen. Ik kon helemaal niets meer. Ik was volledig aan hen overgeleverd. ik moest wachten tot zij mijn probleem opgelost hadden. Maar wat was mijn probleem? Ik wist het niet meer. Alles werd zwart voor mijn ogen.

7 april 2014

Ex-vriendin

Aan het einde van elke relatie staat een ex. In mijn geval stond er aan het einde van mijn relaties altijd een ex-vriendin. Hoezeer ik ook wenste dat het anders was, aan elke relatie kwam een einde en met dat einde werd ik opgescheept met een ex-vriendin. Ik ben zelfs een keer opgescheept met een ex-vrouw, maar dat kwam door een trouwerij en een periode waarin we getrouwd met elkaar waren. Daarbij is dat een heel ander verhaal, een hele andere intentie dan het ontstaan van een ex-vriendin.

Laten we bij het begin beginnen of in dit geval ergens middenin de relatie. Het moment dat alles nog koek en ei is begint te verbrokkelen. De eerste scheuren verschijnen en hoe hard je ook je best doet het gevoel dat er ooit was verdwijnt. Samen, hand in hand sluiten we onze ogen voor het onvermijdelijke. We stranden hard op de klippen. Het einde is genaderd en de ruzies nemen de overhand. Toch is er een moment van berusting, van bezinning. Aan het einde van elke relatie staat (misschien) een mooie vriendschap te wachten. Tenminste dat is je altijd voorgehouden. Elke vrouw die ik ken heeft nog een warme vriendschap met één of meerdere ex-vrienden. Alsof de liefde die ze voor elkaar deelden veranderd is in een meer opgeruimde variant, waar de liefde puur platonisch geworden is. Ik heb ze vaak genoeg ontmoet, de gewezen partner. De ex waar iemand bevriend mee gebleven is en ergens brengt dat berusting. De wetenschap dat je aan het einde van een relatie een vriend kan overhouden stelt gerust. Niet dat ik aan het begin van een relatie ga denken dat we uiteindelijk niet meer dan vrienden zullen zijn, maar het maakt de onvermijdelijke break-up lichter. Niet dat het makkelijker wordt, alleen is het idee dat je elkaar naderhand nog blijft zien en spreken het gegeven dragelijk.

Het zijn in ieder geval gedachten die vlak voor het stranden door mijn hoofd zwerven. Terwijl de andere partij bezig is met een haatcampagne tegen mij en elke fout die ik ooit gemaakt heb in onze relatie denk ik aan de momenten die we als vrienden gaan doorbrengen. De toekomst waarbij we gezeten aan een bak koffie de nieuwe liefdes bespreken of de waan van de dag doornemen. Of gewoon een concert, film of kunsttentoonstelling bezoeken zoals ik ook met andere vrienden doe. De dingen die je eigenlijk altijd gedaan hebt, maar dan met een ander gevoel. Een andere insteek dan voorheen. Het zijn de dingen waaraan ik dacht toen mijn laatste relatie weer op de klippen liep. De schade en schande van alle gebeurtenissen daarvoor nog vers in mijn geheugen. Elk punt waarop het misging passeerde de revue, net als de wetenschap dat het echt wel aan mij ligt en minder aan de andere partij (geen zelfmedelijden, gewoon een voldongen feit waar ik vrede mee heb). Het verdriet waarmee dit gepaard ging werd een beetje verzacht met het idee dat er wel een vriendschap uit zou kunnen groeien. Ik had de voorbeelden gezien en wist hoe hoe het werkte. Of ik dacht dat ik wist hoe het zou werken. In je hoofd gaan de dingen altijd veel makkelijker dan die wispelturige werkelijkheid.

De mooie vriendschap die ik mij voorgesteld had was wederom alleen iets wat in gedachte bestond. Misschien dat elke vrouw die ik ken een vriendschap met een ex heeft, dat wil niet zeggen dat mijn exen een vriendschap met mij willen onderhouden. Neemt niet weg dat we (ik?) het geprobeerd heb. Niet gelijk bij mijn allereerste relaties, maar bij latere relaties wel. Het liep steevast uit op niets. Ik kan gerust zeggen dat de vriendschappen op dezelfde klippen stranden waar eerst de liefdesrelatie op kapot gelopen was. De emotie die kwam kijken bij het stuklopen van de relatie zelf kan ik niet de schuld geven. In de eerste maanden na uit elkaar gaan spreek je elkaar niet meer. Dan voel je dat gemis teveel, de boosheid waardoor je relatie kapot ging en is de herinnering aan de laatste ruzie nog te vers. De laatste keer heb ik mijn ex-vriendin iets van een jaar niet meer gezien of gesproken voordat we elkaar (weer) voorzichtig gingen volgen op de sociale media. Niet lang daarna begonnen we ook te praten tegen elkaar. Over hoe het was om alleen te zijn, de nieuwe mensen die we hadden ontmoet en hoe het leven er in de tussentijd uitzag. Over de break-up werd niet meer gesproken. Dat onderwerp was nog te beladen en iets wat teveel gevoel van onbehagen met zich zou meebrengen. Ik had daar geen zin in, want een vriendschap moet toch voornamelijk draaien om de leuke dingen. Leuke dingen om te doen en leuke dingen om te bespreken. Iets waar iedereen het altijd mee eens is en niemand bezwaar tegen heeft.

Het duurde ook niet lang voor we gezamenlijk achter een bak koffie toch de restanten van onze relatie bespraken. Waarom we uit elkaar waren gegroeid, welke gebeurtenissen meegespeeld hebben en dingen die we anders hadden kunnen doen. Een goed gesprek wat je alleen voert als je elkaar in de ogen kan kijken en begrijpt wat de ander zegt. Ik heb het idee dat dit hoort bij een vriendschap met je ex en ga er daarom altijd in mee. Maar ik heb al laten doorschemeren geen expert in vriendschappen met je ex te zijn. Mijn idee bleek ook een sof te zijn. Een loze oefening in contact zoeken met je gevoelens en gebeurtenissen uit het verleden. Ik hoefde er geen lering meer uit te trekken. Ik weet waardoor mijn relaties stuklopen, dat is voor mij geen raketwetenschap. Het enige wat ik niet weet is wat ik eraan kan doen, maar dat weet niemand. Ik zat in ieder geval daar, achter die bak koffie te praten met mijn ex-vriendin over de periode die wij samen hadden doorgebracht. Het was gezellig.

Even leek het erop dat de vriendschap goed verliep. We hadden een normaal contact, meestal over zaken waar ik mijn goede raad over kon uitstrooien en interessante dingen die in de nabije toekomst gingen plaatsvinden. Concerten en kunst is altijd een goed onderwerp om over te praten. Iedereen zou dat moeten beamen en anders gaan ze maar fijn over televisieprogramma's zitten babbelen. Maar waar het contact in eerste instantie goed was verzuurde het al weer snel. Waar eerst het contact gewoon verwaterde nadat je een ex had gezien, veranderde het deze keer in iets dat nog het meest leek op pure haat. Uit het niets (bij wijze van) kreeg ik alles wat ik verkeerd had gedaan in onze relatie voor de voeten geworpen. Alle dingen die ik ooit gezegd zou hebben of juist niet gezegd had werd mij kwalijk genomen. Ik was erger dan de schilderijen van G.W. Bush en meer van die dingen welke niet uitgesproken werden. De vriendschap was over en alles was mijn schuld. Ze hoefde mij nooit meer te zien, nooit meer te spreken en elk stukje van het internet dat ik innam werd rigoureus geblockt. Ik was niet meer welkom, precies zoals het was aan het einde van elke relatie die ik ooit gehad heb. Ook die verliepen op dezelfde manier en met dezelfde woorden. Ik was de duivel, de gebeten hond en niet meer welkom. En ergens geef ik ze nog gelijk ook, maar dat mag je niet zeggen (wat ik dus ook niet doe)

Sinds de laatste keer droom ik niet meer van vriendschappen met mijn exen. De enige met wie ik nog regelmatig contact heb ik mijn ex-vrouw en dat is ook alleen maar vanwege de kinderen. We hebben ze toch samen op de wereld gezet en zijn daarom ook samen verantwoordelijk voor ze. Iets waar zowel mijn ex-vrouw als ik het altijd eens over geweest zijn, zelfs vlak na de scheiding. Maar ik noem dat geen vriendschap, het is meer dat we gedwongen zijn met elkaar te blijven omgaan en gelukkig is mijn ex-vrouw geen vervelend persoon. Maar de droom van een vriendschap heb ik opgegeven. Er zijn dingen waar andere mensen beter in zijn. Dit is toevallig iets waar anderen veel beter in zijn en ik kan er dan iets over schrijven. Iets waar jij, als lezer, weer helemaal niets mee kan. Ik verdoe namelijk graag je tijd!