13 mei 2015

Verhuist


Schaapswrak is verhuist naar www.godpipo.nl
Ik dank u voor de aandacht, voor de vis, de dingen
en tot ziens!





























17 april 2015

Drieëntwintig

Vandaag kreeg ik een mail met de woorden: "Ga de weg die je moet gaan." Mijn moeder stuurde die woorden. Mijn moeder heeft geheel gelijk, ik zal de weg gaan die ik moet gaan. Ik ga de weg van drieëntwintig bewandelen. Dat zal mijn lot zijn, dat zal mijn teken zijn. Deze stap draag ik op aan de drieëntwintig aan de Goden van de Drieëntwintig, twee in getal zullen ze zijn en de weg ligt open. Mijn weg is moeilijk, mijn weg is zwaar maar noodzakelijk. De drieëntwintig zal mij leiden naar waar ik moet gaan. De drieëntwintig zal mijn weg zijn.
Ik wil nog zoveel meer zeggen. Redenen, verklaringen, gedachten over de toekomst. Maar alles ligt nog open, alles ligt voor me uitgespreid als koopwaar op een kleed. Ik vouw het kleed dicht en pak de spullen erin. De weg ligt open, de weg ligt voor me. Ik moet hem gaan bewandelen. Op zoek naar de drieëntwintig hoef ik niet meer. De drieëntwintig heb ik al gevonden, de weg van de drieëntwintig heb ik gevonden. Drieëntwintig heeft mij gevonden, want drieëntwintig leeft. Leeft in mijn hoofd, in mijn hart en in mijn buik. Mijn lichaam is de drieëntwintig zoals ik de God van drieëntwintig ben. Ik wandel mijn eigen weg. Ik moet wel.

De drieëntwintig heeft mij gevonden zonder dat ik er naar zocht. Ik kwam gewoon op het pad zoals ik het pad al jaren volg zonder het te weten. Eindelijk kan ik het verlichte pad zien, eindelijk kan ik de drieëntwintig zien. Ik zie mijn teken, mijn missie, mijn toekomst. Eindelijk weet ik waar ik heen zal gaan en dat zal de weg van drieëntwintig zijn. Ik hoef niet meer te zoeken wat ik al gevonden heb en ik kan niet kwijt raken wat ik al in bezit heb. Ik zal de koopwaar elders uitstallen. Elders op de weg van drieëntwintig zal ik mijn tekens neerleggen. De Goden van drieëntwintig zullen mij leiden op mijn pad omdat ik mijzelf zal leiden op mijn pad. Ik zal wandelen tot ik mijn bestemming bereikt heb en mijn reis zal mijn bestemming zijn. Ik ben altijd daar waar ik moet wezen. Ik ben voor altijd drieëntwintig. Niet in leeftijd maar in getal. In teken, het is mijn teken. Ik ben drieëntwintig en drieëntwintig is mij.

Het pad ligt voor me. Vol goede moed ben ik erop gestapt. Af en toe angstig achterom kijkend naar wat ik zal achterlaten. Maar ik weet dat wat ik achterlaat ik ook zal meenemen. Ook dat zal op het pad van drieëntwintig liggen, altijd bij me. Op een andere manier zal ik het met me meedragen, maar het is ook een deel van mij geworden. Drieëntwintig delen zal ik achterlaten, maar meenemen bij mijn koopwaar. Ik zal het uitspreiden op de deken zodat iedereen het kan zien. Het leed dat ik berokkend heb zal een les zijn voor de drieëntwintig. Een les voor wie hem wil leren. Ik leg de les op de weg en leer eruit. Het is mijn les, mijn weg, mijn wijsheid. Het is mijn weg van drieëntwintig en ik ben de God ervan. 
De toekomst is vol drieëntwintig.

16 april 2015

Het podium

Met een klap gooide ik de deur open en stampte naar binnen. Mijn blik schoot snel van links naar rechts terwijl ik de ruimte voor me opnam in mijn doortocht. Mensen gezeten op stoelen keken over hun schouder terwijl ik voorbij liep, hun hoofden draaien als de kogels in een lager. Hier en daar zag ik een verschrikt gezicht maar vooral straalden ze ontzag uit. Ontzag voor iemand die voorbij liep? Mij werd niets verteld, mij werd niets gevraagd. Ik liep daar tussen de mensen door, gezeten op harde houten stoelen. Een pad snelde voor me uit om te eindigen bij een laag podium met een tafel erop.

Ik liep snel door naar de tafel, mijn blik gefixeerd op de rand ervan. Er lag een vrouw op, dat had ik vanuit de deuropening al gezien en eerlijk gezegd was zei de reden om de deur met een ruk open te trekken. Niet dat ze me bekend voor kwam, maar haar maagdelijke naaktheid maakte iets in mij los. Iets waar deze mensen waarschijnlijk voor gekomen waren om te zien. Misschien was dat het ontzag dat ik op hun gezichten kon lezen. Ik wist het niet. Ik balde mijn vuisten en liep door. Met een stijve trend kwam ik aan bij het podium, de vrouw op tafel keek me aan. Weer diezelfde blik van ontzag las ik in haar ogen en ik voelde de zaal de adem inhouden. Wat was dit voor een gedoe? Waarom was ik hier? Ik stapte het podium op. Een zucht van verlichting ging door de zaal.

Het podium was gestoffeerd in een prettig blauw laag-polig tapijt. Mooi afgewerkt aan de randen met metalen strips, helemaal zoals het hoort. Maar daar was ik daar niet voor. Ik moest hier zijn voor de tafel en nog belangrijker de vrouw op de tafel. Waarom was zij daar? Zij was geheel naakt, haar borsten als volmaakte honingmeloenen op haar lichaam gedrukt. Zachtjes zag ik ze heen en weer gaan door haar ademhaling. Lichtelijk versneld dacht ik. Haar schaamstreek was netjes verzorgd tot een mooi driehoekje op de venusheuvel. Ik liet mijn blik over haar lichaam dralen, alle details opnemend in mijn gedachten. Elk klein oneffenheid opslaat in mijn geheugen. Moedervlekken, littekens en ander bovenhuidse zaken. Alles nam ik rustig in mijn op tot ik een zacht gemompel achter me hoorde.

Ik draaide me om en nam de zaal op. Verwachtingsvolle gezichten keken me aan. Jong, oud, het was allemaal aanwezig. Ik vond dat ik eerst een woord tot ze moest richten tot ik deed waarvoor ik gekomen was. Nog steeds was het me geheel onduidelijk, maar de bult in mijn broek deed de gezichten voor me nog verwachtingsvoller kijken dus ik kon me een aardige voorstelling maken. Ik opende mijn mond en begon te praten. Ik vertelde ze van de landgenoten, de mensen die huis en haard verraden om meer soep en boter te kunnen eten. Ik vertelde ze van de landgenoten, de mensen die hun kinderen martelen omdat ze te zwak zijn om toe te geven dat ze zelf nog kinderen zijn. Ik vertelde ze van de zwam die ik in mijn ooghoek liet groeien. De zwam die de medische wereld probeerde te ontkennen, maar waarvan ik wist dat hij bestond omdat ik dagelijks tegen hem praatte. Ik vertelde hem van de opgediende soep met boter die ik verkregen had toen ik mijn buren aangaf voor hamsteren. Ik vertelde hem van de schouderklop die ik ontving toen ik dat deed en hoe goed het voelde om zo te mogen handelen. Ik vertelde hen van landgenoten die mij niets zeggen omdat ik mijn zwam heb die mij alle blikken op de wereld opnam. Ik vertelde hen dat en nog veel meer. Nog veel meer, gedurende twee uur sprak ik van vele zaken en de zaal luisterde ademloos op een enkel "amen" na. Ik eindigde in een tirade over het huurgenootschap waarin verzeild was geraakt en de inferioriteit van vrouwen ten opzichte van elkaar. Ik werd onthaald met een luidkeels gejuich en een staande ovatie. Het was tijd om te doen waarvoor ik was gekomen.

Voor een zaal van tweehonderd mensen begon ik me uit te kleden. De naakte vrouw nam haar afwachtende houding weer aan terwijl ik mijn kleren netjes op een stapeltje naast de tafel deponeerde. Mijn lid liet ik fier opgeheven naar de lucht wijzen terwijl ik de korte tocht naar de aangewezen plaats ondernam. Plots zag ik je zitten, weggedoken links in een hoek. Je weigerde me aan te kijken, maar ik wist dat je voor mij gekomen was. Waarom zou je daar anders zitten. Met je houding beschuldigde je me van zaken die ik nog niet ondernomen had. Jaloezie, vreemdgaan, moord, alcoholisme en andere zonden van de mensheid las ik uit je houding. Ik riep je, maar je reageerde niet. Iemand naast je sprak je zachtjes aan en je schudde nee. Ineengedoken bleef je daar zitten terwijl ik naakt op het podium stond met mijn lid omhoog gericht naar de lampen boven ons. Wat deed je met me vroeg ik me af. Waarom was ik gekomen? Waarom was jij gekomen. Het moment ging verloren en ik deed waarvoor ik gekomen was. Maar ik deed het niet van harte, jouw blik maakte het schuldgevoel dat ik moest voelen alleen maar groter. 

Alles was anders vanaf dat moment.

15 april 2015

Alleen, die stilte
















Alleen, die stilte
Niemand om je heen, niemand om je aan te raken.
Alleen in de kamer, samen
met niemand (die er is).
Zelfs de stemmen verstommen
in die stilte.

In je hoofd verstommen ze.

De olifant in de kamer
is een krokodil geworden. Schubbig, oeroud en toch gloednieuw
Zijn tanden blikkeren
in het koude licht, hard als staal
en toch zacht. Zacht genoeg
om je te bijten. Te raken.

Alleen, die stilte laat hem spreken
Alleen, die stilte.

Luister je,
naar die stilte. Ze zegt:
Niemand wil naar je kijken, met je praten
Alleen, die stilte..
krokodillen-stilte spreekt voor je, met je
Vragen, waarmee je bij niemand terecht kan.

De stemmen verstommen.
Hun stemmen verstommen, niemand spreekt
Niemand luistert.
Tanden blikkeren, bijten, verscheuren
je levend.

Je luistert niet!

Alleen, die stilte
luisterde..


Ontwaken

Nog voor ik wakker word heeft hij al woorden in mijn hoofd geplaatst. Hij fluistert nachtenlang als ik slaap, zelfs met één oog open. Zodra ik lig kruipt hij dichterbij. Zijn schubbige lichaam beweegt in stilte, zijn ogen net boven het wateroppervlakte in mijn slaapkamer. Tussen de tanden in zijn lange bek vormt hij de woorden die hij mij influistert.
Woorden over de dood, verminking, schubben en water. Vissen zijn nooit ver uit zijn gedachten, omdat hij deze altijd wil eten. Hij vertelt erover en hoe hij ze met touwen en tanden vangt. Ik luister niet naar hem en toch weet ik precies wat hij zegt. Het tijdstip waarop hij praat is allesbepalend. Vlak voor het ontwaken zit mijn hoofd vol met hem, met zijn woorden en de gedachtes die hij mij inprent. Ik wil het niet horen, zoals ik hem ook nooit kan zien.

Geluidloos zwemt hij rond, altijd onder water, altijd op de bodem. Zijn staart, langer dan mijn armen en zijn eigen lichaam, beweegt hem voort op de stroom. Ik loop ongemerkt over hem heen en denk aan alles wat hij mij verteld heeft. Zijn ingeprente gedachten verschijnen als beelden voor mijn ogen, als ik ze sluit. De verminkingen, het bloed, de dood in zijn ogen, alles speelt zich af als een film (die ik voor het eerst zie)
Omdat ik weet dat hij er altijd is, zelfs al kan ik hem niet zien, vraag ik hem "waarom" en vlak voordat ik wakker word geeft hij mij een antwoord. Hij zegt dat hij door zijn vraatzucht niet anders kan. In zijn afgeplatte hoofd is geen ruimte voor de vrolijke dingen in de wereld, in zijn hoofd zijn bloemen niet de kleurenpracht die mensen erin zien. In zijn hoofd is alles wat leeft allang gestorven en niets meer dan het toekomstige voedsel voor zijn maag. Hij wil ook van niets anders weten, het is zijn wereld en dat hoor ik te weten.
Ik luister niet naar hem, als hij dat vertelt. Ik wil niet weten dat de dood mij dichterbij staat, dan het leven. Ik wil niet weten dat ik nooit zal genieten van de kleurenpracht van bloemen en nooit verder zal komen dan de oppervlakkige gevoelens die ik heb. Laat mij liever denken dat ik wel kan aanvoelen wat leven is, wat er diep van binnen (in de onuitgesproken duisternis) leeft in andere mensen. Laat mij dromen en proeven van het leven, maar de krokodil is onwrikbaar. Ik moet het doen met wat hij mij influistert. Dat is mijn waarheid, dat is mijn houvast.

Ik zie hem niet, maar ik weet dat hij er is. Hij wacht geduldig tot ik weer ga slapen, tot ik weer wegzink in de duisternis waarin ik altijd leef. Hij wacht tot ik weer ontvankelijk ben voor zijn woorden en pas dan vertelt hij mij hoe het leven echt is. En ik kan niets anders dan hopen dat hij sterft, maar ik weet dat zonder hem er helemaal geen leven is. Ik ben als de dood, ik ben altijd tastende in de duisternis (op zoek naar jou en mijn gevoelens, gedachten en het leven)

14 april 2015

Krokodil



Ik droomde dat ik woonde in het binnenste van een krokodil.
Mijn tent, tussen zijn ribben opgeslagen

En ik keek naar het dagelijkse komen 
en gaan van de vissen.
Toen ik mij realiseerde dat een krokodil 
een machtig dier moet zijn.

Elke keer als hij een oprisping had,
voelde ik zijn maagzuur branden in mijn keel.

31 maart 2015

Vergeten worden

In een boek las ik dat er in een mensenleven slechts vijfhonderd mensen zijn die een rol in dat leven zijn. Vijfhonderd mensen die je overal, waar je ook maar gaat, tegenkomt en tegen het lijf blijft lopen. Alle andere mensen, die miljoenen die ook op deze aarde wonen, zijn slechts de figuranten in het toneelstuk dat 'je leven' genoemd wordt. Dat is ook de reden dat ontzettend veel mensen (misschien wel iedereen) dat de wereld een kleine plaats is. Je komt tenslotte altijd dezelfde bekende gezichten tegen. Altijd zie je die vijfhonderd mensen die een rol spelen in jouw toneelstuk en andersom ben jij weer onderdeel van hun vijfhonderd mensen. Je zal nooit iemand anders tegenkomen, dan die vijfhonderd mensen. Het is een wetmatigheid van het universum, die nooit wetenschappelijk onderbouwd is maar veelvuldig beschreven.

Met de komst van het internet is de wereld nog kleiner geworden. De vijfhonderd mensen die in jouw leven een rol spelen zijn nog dichterbij gekomen. Ze zijn niet alleen meer de gezichten die je overal tegenkomt, maar inmiddels ook onderdeel geworden van de woorden die je steeds op het internet leest. Dat mensen denken dat ze door de sociale media en de duizenden 'vrienden' die ze aan hun profielen toevoegen met veel meer mensen, dan de bekende vijfhonderd, contact hebben. Ze realiseren zich niet dat ze keer op keer in hetzelfde kringetje ronddraaien, met dezelfde mensen praten en op vakantie naar een ver, warm oord weer tegen dezelfde gezichten aanlopen. De illusie dat de figuranten een rol zijn gaan spelen is groter geworden, dan ooit tevoren. We voelen ons door het internet en vooral de sociale media meer gezien dan ooit. We zijn onze eigen pop- of filmidolen geworden, maar vergeten dat die mensen ook slechts figuranten in ons eigen leven zijn. We zijn net zo min zichtbaar voor hen, als wij dat voor de figuranten in ons eigen leven zijn.

Maar wat als je leven, je toneelstuk, zo klein is dat er geen vijfhonderd mensen in passen? Dat het bijna volledig uit figuranten bestaat en dat die figuranten allemaal gezichten hebben die op elkaar lijken, maar steeds verdwijnen omdat jij dat ook steeds doet? Als je geen talent hebt raak je vergeten. Dan is er niemand meer die naar je omkijkt, wordt je een figurant in het leven van iedereen om je heen. Dat soort mensen sterven alleen in een woning en blijven daar jarenlang liggen. Hun crematie is een eenzame aangelegenheid, alleen de omhoog-kringelende rook herinnert nog aan hun bestaan. Verder niets. Zelfs de ambtenaar van de gemeente waar ze gestorven zijn weet niet bij wie hij aanwezig is en dagen later zelfs de naam weer vergeten. Het toneelstuk van mensen die niets meer dan figurant zijn is eenzaam, maar gelukkig vergeten mensen dat snel. Niemand weet hoe een figurant eruitziet, ze zijn ook niet belangrijk. Ze laten geen indruk bij je achter, net zo min als een schaduw blijft bestaan als de zon niet meer schijnt.
Niet dat een figurant met een talent een blijvende indruk achterlaat in het leven van de mensen om hem of haar heen. Ook deze figuranten worden vergeten, sterven alleen en laten een lijk achter dat in alle rust bovengronds kan ontbinden. Het enige wat ze beter doen dan de talentloze figuranten is een nalatenschap achterlaten. Iets wat iemand kan vinden, waardoor ze weer terug kunnen komen in de herinnering van mensen. Als iemand die een talent had, iemand die iets kon, maar meer ook niet. Je blijft een onbekend gezicht in de mist van gezichten. Niets meer dan een vergeelde foto tussen de honderden foto's van de vijfhonderd mensen die een rol spelen in het toneelstuk, dat het leven van iemand is.

Eigenlijk is het ergste als je vergeten wordt, terwijl je nog in leven bent. Dat je wel een talent hebt en geroemd wordt om dat talent, maar omdat je slechts een figurant in het leven bent weer vergeten bent voordat je er erg in hebt. Een talent is namelijk alleen mooi om te hebben, als je mensen hebt die er zijn om het met je te delen. Die je talent delen met anderen en het verspreiden over meer dan de vijfhonderd mensen die een rol in je leven spelen. Zonder dat is het talent van een figurant niets meer, dan een manier om jezelf bezig te houden om de momenten dat er niemand in de buurt is om iets mee te delen. Het talent is dan slechts een activiteit, zinloos voor dat moment en alleen met een grote hoeveelheid geluk iets waarmee je ooit herinnert zal worden. En dan nog niet eens bij heel veel mensen, maar slechts bij een kleine, selecte groep mensen. In veel gevallen zelfs dezelfde groep mensen die je op sommige dagen roemen om je talent, maar vergeten zodra je verdwenen bent in de mist van gezichten en andere figuranten.

Je vraagt het je af of het wel zin heeft om als figurant van het leven je talent te etaleren. Om ermee te koop te lopen en te denken dat je geen figurant bent, dat je in ieder geval vijfhonderd mensen in je leven hebt waarvoor je een rol speelt. Al weet je heus wel wanneer je geen mensen om je heen hebt. Dat wordt je snel duidelijk. Als je op straat loopt en je ziet alleen onbekende gezichten, mensen die je nog nooit eerder gezien hebt, weet je dat je de vijfhonderd kwijt bent. Misschien heb je er nog honderd, of zelfs nog minder, maar je bent voor het merendeel van de mensen slechts iemand die ze één keer zien. Eén keer voelen langslopen en daarna weer vergeten, omdat sneeuw ook smelt als de warmte terugkeert. Je talent zien ze ook niet als je over straat loopt, dat ligt verborgen in je eigen woning, in je hoofd of de plaatsen waar je het achterliet. In het ergste geval zal het gewoon weggegooid worden als je er niet meer bent, omdat je namelijk maar een figurant was en zij laten nooit iets belangrijks achter. Is je talent dan niet verspild, als je toch vergeten wordt?

6 maart 2015

Het basisinkomen

Door de uitzending van het Belgische Panorama over het basisinkomen raakte ik weer getrokken bij het nadenken over dit fenomeen. Ik blijf het een fascinerend idee vinden, zelfs een heel erg goed idee en vind dat dit onvoorwaardelijke basisinkomen globaal ingevoerd zou moeten worden. Iedereen heeft namelijk recht op genoeg geld om het leven in te richten zoals hij of zij goeddunkt en naar mijns inziens hebben we ook genoeg technologische voortgang gemaakt om dit te bewerkstelligen.

En toch zijn er genoeg bezwaren te vinden waarom het onvoorwaardelijk basisinkomen er nooit zal komen. Ik heb het dan niet over de praktische bezwaren die de tegenstanders van het basisinkomen altijd opwerpen, zoals de angst dat mensen helemaal niet meer gaan werken als ze genoeg geld krijgen om van te leven. Het merendeel van de mensen kan namelijk helemaal niet stilzitten. Ze vinden het juist prettig om nuttig bezig te zijn, hun leven invulling te geven door dingen te doen. Mensen zullen altijd blijven werken, alleen zal het werk gaan veranderen. Er zullen andere werkzaamheden gedaan worden, mensen zullen alleen stoppen met werkzaamheden die zij helemaal niet leuk vinden. Of zelf maar nuttig zijn. Ook het bezwaar dat de economie een basisinkomen niet kan betalen kan, mijns inziens, naar het rijk der fabelen verwezen worden. Er is namelijk genoeg geld om iedereen van een zeer riant salaris te voorzien, dat het geld volledig oneerlijk over de wereld verdeeld is zal ook geen eye-opener zijn. Nu pleit ik ook niet om geld af te pakken van de superrijken of wat dan ook, laat ze die zooi lekker houden als ze het zo graag willen hebben.
Feit is wel dat het belastingstelsel zal moeten veranderen, eerlijker worden. Belastingontduiking via een belastingparadijs (als Nederland is), zoals de superrijken nu tot mogelijkheid hebben zal volledig moeten verdwijnen. Iedereen zal zijn belasting moeten betalen naar ratio en inkomen, alleen dan is het mogelijk om een systeem als het onvoorwaardelijk basisinkomen serieus uit te proberen.

Maar laat dat nu net het eerste heikele punt zijn waar de maatschappij over struikelt als we het basisinkomen willen invoeren. De superrijken willen helemaal geen belasting betalen. Ze parkeren niet voor niets al hun inkomsten in landen waar ze geen belasting hoeven te betalen over hun winsten, inkomsten en het geld dat ze bij elkaar geharkt hebben. Het enige wat ze willen is nog rijker worden over de ruggen van iedereen die minderbedeeld is en niet de mogelijkheid heeft om dezelfde trucs uit te halen om nog rijker te worden. Ze steken ook heel veel geld in politieke lobby's om te zorgen dat degene die democratisch gekozen worden door het volk geen plannen ontwikkelen om hun belastingparadijzen op te heffen. Of zelfs maar te stoppen met het rondpompen van geld om zodoende nog meer geld te kunnen opstrijken. De superrijken maken juist handig gebruik van het democratische stelsel waarin wij leven door de bestuurders als marionetten te laten doen wat zij willen dat ze doen.

Dat de superrijken ook alle multinationals, bedrijven als Coca-Cola, McDonalds, Unilever, Shell en noem maar op, in handen hebben schiet ook niet echt op voor het invoeren van het basisinkomen. Je kan namelijk op je vingers natellen dat de eerste bedrijven die over de kop gaan door de invoering van het basisinkomen de multinationals zijn. Waarom zou je werken voor een gigantisch groot bedrijf, waar je voor een schijntje stomvervelend werk moet doen en ook nog een hoge werkdruk hebt, als je lekker thuis je eigen plan kan trekken? Bij de invoering van een basisinkomen zal het merendeel van de mensen die in deze fabrieken werkt ontslag nemen en gaan doen wat ze zelf willen gaan doen. Productie zal veel kleinschaliger gaan plaatsvinden, veel lokaler worden ingericht en mensen zullen zich ook meer gaan specialiseren op wat ze echt leuk vinden, minder op wat ze opgedragen wordt om te doen. En dat vinden de superrijken met hun multinationals helemaal niet zo leuk. Sterker nog, dat vinden ze totaal niet grappig. Als niemand meer voor ze wil werken en zorgen dat hun producten geproduceerd worden, kunnen ze ook geen winst maken en dat geld naar belastingparadijzen sluizen om nog rijker te worden. Ook hier zal er veel geld in de lobby om het basisinkomen in de kiem te smoren gestoken worden. Hun winst is alles en de macht die ze daarmee behalen willen ze tenslotte graag behouden.

Dan de regeringen zelf. Er is niets gevaarlijker dan een bevolking die doet wat ze zelf willen. Mensen die genoeg geld hebben om hun eigen leven in te delen zijn niet vatbaar voor de regelmakers. Dat soort mensen trekt zich minder aan van de regels die van hoger hand opgelegd worden en zal daarmee een potentieel gevaar kunnen opleveren voor de mensen die (democratisch gekozen) de macht hebben. Geen idee of dit echt zo is, maar het is wel de manier waarop regeringen en vooral de mensen die achter de regeringen staan denken. Het ordehandhavingsapparaat wil geen bevolking hebben die voor zichzelf denkt, omdat mensen die nadenken niet luisteren naar de voorgeschreven regels. Toch zal dit niet een argument zijn dat welke regering dan ook gebruikt om tegen het basisinkomen te stemmen, maar ergens diep in het achterhoofd zal het wel meespelen.

Aan de andere kant willen mensen ook helemaal niet zelf nadenken en vinden ze het juist wel prettig als iemand ze de regels voorschrijft, regels waar ze zich aan kunnen en moeten houden, dus dat de bevolking opeens voor zichzelf gaat denken zal ook niet zo'n vaart lopen. Alleen zal er een dusdanig anders voorgegeven maatschappij gaan ontstaan als er een onvoorwaardelijk basisinkomen ingevoerd gaat worden, dat er wel meer mensen zelf gaan nadenken over wat ze eigen willen en wie ze de wet mag voorschrijven. Misschien zal er meer individualisme ontstaan en misschien zullen mensen veel meer samen gaan werken om iets te bereiken, maar dat ze daarmee geen van hogerhand opgelegde regels nodig hebben is wel duidelijk. En ergens maakt dat regeringen en politiek an sich, in de huidige vorm ook onnodig, wat in de ogen van de machthebbers een onwenselijke ontwikkeling is.

Met een onvoorwaardelijk basisinkomen zal de maatschappij dusdanig veranderen dat de maatschappij gerust enkele jaren volledig tot stilstand komt, misschien zelf volledig ontwricht raakt. Het is nogal een verandering, van een maatschappij waarbij de focus ligt op arbeid, productie en zoveel mogelijk geld verdienen, naar eentje waarbij je kan doen wat je wilt en er geld genoeg is om van te leven. Die verandering is iets wat ook een struikelblok vormt tegen het basisinkomen. Het verleden heeft al geleerd dat een maatschappij heel slecht tegen veranderingen kan, dat mensen liever bij het oude blijven, hoe slecht het eigenlijk ook voor ze is. Ze blijven liever hangen in het bekende, het vertrouwde dan werken aan een maatschappij waarbij iedereen gelukkig kan worden en eindelijk de dromen kan waarmaken ze ze altijd hebben. Mensen blijven liever dromen van hoe het zou kunnen zijn, dan daadwerkelijk zorgen dat die dromen werkelijkheid worden. En daarmee is het onvoorwaardelijk basisinkomen een hele mooie droom, iets wat we graag willen nastreven, maar altijd een utopie zal blijven die nooit gaat plaatsvinden. Ik blijf anderzijds wel hopen dat het ooit gebeurt, maar verwacht dat we steeds verder zullen afglijden naar een ondemocratische maatschappij waarbij het geld de macht heeft en arbeid wordt afgedwongen door de mensen die het geld in handen hebben. Tenslotte is slavernij ook nooit echt afgeschaft en is het zelfs nog springlevend.


Disclaimer: Ik ben geen econoom, noch geschoold in politieke zaken. Dit stuk is tot stand gekomen op basis van mijn eigen ideeën over de maatschappij en hoe deze vormgegeven wordt door de visie op arbeid, geld en verdeling van macht. Ideeën die ik gevormd heb door het lezen van boeken, volgen van studies en werkzaam geweest te zijn in de verzekeringswereld. Ik pretendeer dus ook niet de wijsheid in pacht te hebben.

27 februari 2015

Ongekende bekentenis

Misschien is het beter als ik dit helemaal niet vertel, zoals ik überhaupt nooit aan het beschrijven van de krankzinnige acties van de buurvrouw in het hoge Noorden had moeten beginnen. Jammer genoeg heb ik het toch gedaan en blijft deze gebeurtenis maar door mijn hoofd spoken. Letterlijk blijft het door mijn hoofd spoken en de enige oplossing die ik ervoor kan vinden is erover schrijven. Ik hoop dat het dwalen, spoken en piekeren dan uit mijn hoofd verdwijnt, zoals willekeurige gedachten ook doen wanneer ik ze ergens opschrijf en deel met de mensen. Ik zou ook de officiële instanties kunnen inschakelen, maar ik ben bang voor de gevoelen. Zoals ik eigenlijk ook bang ben voor de gevolgen voor wat ik hier ga bekennen, al ga ik er ook vanuit dat niemand er verder iets mee zal doen. Laat staan dat veel mensen dit relaas zullen lezen. Ik neem de gok gewoon en kijk wat er zal gebeuren.

Dat de gekke buurvrouw mij stalkte had ik al in weinig verhullende woorden uit de doeken gedaan. Ik weet tot op heden nog steeds niet waarom ze het deed en hoe ze de dingen van mij wist die slechts een paar mensen weten. Op dit moment doet het er ook niet meer toe. Ik kan het haar niet meer vragen en ik acht de kans ook groot dat ze het mij nooit verteld zou hebben ook. Maar voordat ik op de situatie vooruit loop is het beter als ik weer terugga naar het begin. Het begin waarmee het piekeren en spoken begonnen is.

Zondag was ik weer alleen in de woning die ik sinds jaar en dag huur. Ik had in overweging genomen om die avond terug te gaan naar het hoge Noorden, maar omdat ik met het openbaar vervoer reis en dit in de avonduren een extreme exercitie is bleef ik bij mijzelf slapen. De avond verliep rustig en gevuld met zinloze televisieprogramma's. Zoals gewoonlijk ging ik veel te laat slapen, maar ik was in de veronderstelling dat ik kon uitslapen dus kon het mij ook niet veel schelen.
Alles leek voorspoedig te gaan. Ik had mijn hoofd nog niet op mijn kussen gelegd of ik sliep al. Het werd een droomloze slaap tot ik wakker werd van een gerucht in mijn huis. Iemand liep de trap op! Ik hoorde duidelijk de trap kraken, tree voor tree kwam er iemand omhoog. Wie? Niemand had de sleutel van mijn huis. Alleen mijn kinderen dan en zij waren thuis bij hun moeder. Als een van hen hierheen was gekomen had ik dat allang geweten, dat wist ik zeker.
Met de vraag in mijn hoofd wie er in godennaam in mijn huis was lag ik te luisteren naar degene die de trap opliep. Het was duidelijk dat de persoon voorzichtig, stilletjes omhoog probeerde te lopen, maar omdat mijn trap nogal kraakt hierin faalde. Mijn hart bonsde in mijn keel. Wie was dit? Waarom was er iemand in mijn huis? Zou het Elisabeth zijn? Nee, dat kon ook niet. Zij heeft geen sleutel van mijn huis, daar is nooit een reden voor geweest. Mijn ex-vriendin? Zou zij de sleutel gekopieerd hebben toen we uit elkaar gingen? Ik kon het mij niet voorstellen. Dat is niets voor haar. Maar wie was het dan wel?

Ik voelde de duisternis in mijn slaapkamer zich verdichten. Het werd donkerder dan het al was. Ik weet dat dit slechts een illusie was, opgekomen doordat ik wakker geschrokken was en even niet meer wist wat ik moest doen. Ik lag daar in het donker, te wachten tot de persoon op de trap boven kwam. Wat moest ik anders doen? Zou er vaker iemand in mijn huis zijn als ik er niet was? Zouden ze mijn huis gebruiken, omdat ik bijna nooit meer hier aanwezig was? Ik was normaal gesproken op zondagavond ook hier niet, maar misschien iemand anders dus wel.
Hoe laat was het? Ik keek op de wekkerradio naast mij. 03.23 gaf deze ik zachtgroene oplichtende letters aan. Wie komt er nu om drie uur in de nacht bij een vreemd huis binnen? Wie?
Mijn slaapkamerdeur werd zachtjes opengeduwd. "Arjan... ben je wakker?" hoorde ik iemand fluisteren. Een vrouw! Er stond een vrouw in mijn slaapkamer. Ik kon de stem in eerste instantie niet thuisbrengen. Vooral omdat ze fluisterde. En opeens drong het besef als een kanonskogel tot mij door, het was de gekke buurvrouw uit het hoge Noorden die hier in mijn slaapkamer stond. Wat moest dat wijf hier?

Ik greep naar het licht en knipte het aan. De lamp sprong met een niets ontziend schijnsel aan. De buurvrouw knipperde met haar ogen, het licht verraste haar. Ze glimlachte naar mij. "Hoi, Arjan" zei ze. Ik zei niets, keek alleen en voelde woede in mij opwellen. Een ongelofelijke woede kwam in mij omhoog. Het was sterker dan ik. Ik gooide het dekbed van mij af, sprong uit bed en een rode waas verscheen voor mijn ogen. Wat er precies gebeurde weet ik niet meer. Ik weet dat ik geschreeuwd heb en haar een klap in het gezicht gegeven heb, maar daarna... Mijn herinneringen zijn een zwart vlak. Het enige wat ik weet is dat de buurvrouw onderaan de trap lag, bloedend uit haar hoofd en met een gebroken nek. Ik had haar vermoord. Per ongeluk? Van de trap afgeduwd of was ze alleen gevallen door de felheid waarmee ik haar aan had gevallen? Ik wist het niet. Ik wist niets meer. Het enige wat ik wel wist is dat ik met een dode vrouw in mijn huis was en ik iets moest doen, maar wat..? Het beste zou zijn om de politie te bellen en het hele verhaal op te biechten. Alleen wist ik 100% zeker dat ze mij niet zouden geloven. Ik zou gewoon opdraaien voor het doodmaken van deze vrouw. Er waren geen sporen van inbraak te vinden. Hoe ze wel binnengekomen was wist ik niet, maar de deur was gewoon intact. Geen braaksporen en er was ook geen ruit ingeslagen. Ze zouden gewoon zeggen dat ik haar binnengelaten had en uiteindelijk van de trap geduwd. Het was duidelijk te zien dat ik haar geslagen had. Meerdere keren zelfs. De wonden op haar gezicht spraken boekdelen. Zelf had ik niets. Geen schrammetje. Ze zouden er gewoon vanuit gaan dat ik deze vrouw om het leven gebracht had en mij in het gevang stoppen. In het ergste geval zou ik voor moord veroordeeld worden, in het minst erge geval alleen langdurig in voorarrest zitten. In beide gevallen zou ik mijn kinderen weken niet zien en gezien de relatie die ik met hun moeder heb ze zelfs nooit meer. Ze zou nooit accepteren dat ik nog met hen in één ruimte zou zijn als ze wist dat ik iemand om het leven gebracht had. Of het nu per ongeluk was of niet, ze zou het nooit toestaan.

En dat gaf de doorslag. Ik wist wat ik moest doen. Er zat ook nog maar één ding op. Ze moest verdwijnen. Helemaal verdwijnen en ik had het voordeel dat niemand wist dat ze hier was. Daar ga ik tenminste wel vanuit, dat niemand weet dat ze naar mijn huis gekomen was. Als ze zou verdwijnen zou ze niets meer zijn dan een statistiek in de cijfers van het CBR, politie of weet ik veel wie die onzin bijhoudt. Ik zou in ieder geval vrijgepleit worden van alles. Dan kon ik zeggen dat ik haar nooit gezien had, dat de laatste keer dat ik haar zag in het hoge Noorden was, waar ze vanachter haar keukenraam naar mij zwaaide toen ik voorbij liep. Haar laten verdwijnen was het beste wat ik kon doen.

Hoe was geen raketwetenschap. Ik had een kleed in huis liggen en aangezien ik toch ga verhuizen naar het hoge Noorden heb ik deze niet meer nodig. Meer dan het kleed onder mijn salontafel vandaan bevrijden was het niet en voor ik er erg in had was ik bezig het lichaam van de buurvrouw in het kleed te rollen. Ze paste er precies in, ironisch genoeg. Haar haar stak er een beetje uit aan de bovenkant, maar dat propte ik er gewoon weer in. Vreemd genoeg was ik uitermate kalm bij het uitvoeren van deze taken. Ik had verwacht dat ik wel paniek zou voelen, angst misschien, maar ik voelde niet. Het was net alsof ik kots aan het opruimen was, daar heb ik ook totaal geen gevoelens bij. Met duct-tape bond ik het kleed vast om het lichaam. Ik wist ook al waar ik haar zou heenbrengen, naar mijn schuur. Onder de tegels onder de schuur lag heel veel los zand en ik wist dat dit de perfecte plaats is om een lichaam te laten verdwijnen. Niemand zal ooit onder die tegels gaan zoeken. Waarom zouden ze ook? Het is een schuur en die hoort bij het huis. Alleen als ze de schuur zouden weghalen zouden ze iets vinden, maar er was totaal geen reden om die schuur weg te halen. Daarbij heb ik geen auto, dus haar lichaam dumpen in een bos ver hier vandaag ging niet lukken. En ik wilde ook niet dat iemand mij zou zien slepen met een gigantische rol met een onmiskenbare vorm erin. De schuur was de beste plek.
Daar ligt ze nu ook begraven. In een gat van een meter of anderhalf diep met de tegels weer netjes erbovenop gelegd. Niemand zou zeggen dat daar een lichaam begraven ligt. Ik vind dat ik het vrij netjes gedaan heb, zeker voor iemand die nog nooit een straatje betegeld heb. Het ziet eruit alsof het er al jaren ligt, precies zoals de bedoeling is. Ik hoef verder toch niets in die schuur te doen, dus ligt ze daar goed. En de nieuwe bewoners, die naar mij het huis zullen huren zullen geen reden hebben om de tegels uit de schuur te halen en een gat te graven. Het is een schuur, geen zwembad.

Door alles wat er gebeurt was heb ik die nacht niet meer geslapen. Ik heb Elisabeth de volgende dag een whatsapp-je gestuurd dat ik mij niet goed voelde en die dag niet naar het hoge Noorden zou komen. Ik voelde mij ook echt niet goed. Ze reageerde uiteraard bezorgd en stelde gelijk voor om mij met de auto op te komen halen, iets wat ik op dat moment weigerde. Het leek mij beter om alleen te blijven en daarbij moest ik nog alle troep opruimen. Er lagen bloedvlekken in de gang en mijn woonkamer was een zooitje doordat het kleed verdwenen was. Als ze nu zou komen wist ze gelijk dat er iets aan de hand was. Ik wilde haar niet betrekken in wat ik gedaan had. Zij hoefde het niet te weten. Niet op dat moment tenminste.

Inmiddels is het donderdag en ben ik nog steeds in mijn eigen woning. Ik kan niet meer fatsoenlijk slapen. Elke keer als ik in slaap val hoor ik voetstappen op de trap, tenminste dat denk ik te horen. De gebeurtenis blijft maar door mijn hoofd spoken. Wat ik gedaan heb kan ik niet meer loslaten. Ik heb tegen Elisabeth gezegd dat ik flink ziek ben, koorts heb en daarom niet naar het hoge Noorden kan komen. Ze gaat ervan uit dat ik ook echt ziek ben en weet dat ik dan alleen wil zijn, met rust gelaten wil worden. Wat er precies aan de hand is weet ze nog steeds niet en ik vrees het moment dat ze dit blog zal lezen. Misschien moet ik het haar gewoon vertellen. Haar zometeen even bellen als ik dit geplaatst heb. Zij is één van de weinige mensen die mijn blogs leest en dat niet veel mensen hier komen om mijn relaas te lezen is ook de reden dat ik dit best hier durf op te biechten. Hier komt geen politie, hier komen ook geen mensen die denken dat ik hier doodleuk een doodslag op een buurvrouw zou opbiechten. En als ze er wel komen, wie zou mij geloven? Ik voel mij hier veilig, maar wat er gebeurt is kan ik niet loslaten. Ik moet het loslaten. Ik plaats daarom nu deze bekentenis hier. Doe ermee wat je wilt, ik ben het (voor nu) kwijt.

18 februari 2015

Het wordt teveel

Op dit moment wil ik er helemaal niets meer over schrijven. Het liefste zou ik de gekke buurvrouw gaan doodzwijgen, maar het blijft maar in mijn hoofd rondspoken. Zij met haar compleet achterlijke acties blijft in mijn hoofd rondspoken en ik moet het wel ergens kwijt. Daarom schrijf ik er maar weer over. Weer een hoop woorden over de gekke buurvrouw en de volgende ervaring die ik met haar had. Gelukkig heb ik haar al een paar dagen niet gezien, waardoor er iets meer rust in mijn hoofd ontstaan is om dit op te schrijven.

Elk weekend ga ik terug naar de plaats waar ik opgegroeid ben. Daar wonen mijn kinderen en dat is ook de plaats waar de woning staat die ik huur. Het is ook de plaats waar mijn eigen buurvrouw woont, iemand die wel prettig in de omgang is. Vooral omdat ons contact nooit verder gaat dan "hallo" en "hoe gaat het met u? Goed. Dat is fijn!" Meer vind ik ook niet nodig. Contact met mensen is niet mijn ding, ik hou er niet zo van en een beetje afstand is fijn. Maar elk weekend ga ik dus terug vanuit het Noorden naar de woning waar ik tot een jaar geleden elke dag vertoefde. Afgelopen zaterdagavond had ik mijn kinderen teruggebracht naar hun moeder, precies volgens afspraak. Ik ben erg van afspraken nakomen en ruzie met de moeder van mijn kinderen heb ik geen zin meer in. Dat is voor mij een geval van "been there, don that" en inmiddels volstrekt zinloos. We zijn niet voor niets gescheiden.
Op de terugweg naar huis liep ik nog even naar de supermarkt om eten te halen. Ik had ook eerder mijn diner kunnen halen, maar daar had ik toen geen zin in. Ik vond het leuker om de momenten die ik met mijn kinderen heb ook in hun gezelschap door te brengen en eten halen kon ik ook doen als ik ze thuis gebracht had. Wat dat betreft is wonen in een klein dorpje wel prettig, je hebt alles voorhanden en alles ligt op loopafstand van elkaar.

Rustig, verzonken in gedachten aan eten, loop ik de supermarkt binnen. Het is druk bij de kassa's en ik vloek binnensmonds. Ik hou niet van drukte, dat kost mij tijd (niet dat mijn tijd kostbaar is) en ik moet dan tussen mensen wachten. De moed zinkt mij al in de schoenen voordat ik goed en wel door het toegangshekje ben. Ik heb ook geen andere keus, er is niets meer te eten in huis en ik heb toch echt honger. Dan maar proberen zo snel mogelijk de winkel doorjagen, alle spullen bij elkaar zoeken en hopen dat de rij bij de kassa's over vijf minuten aanzienlijk geslonken is.
Ik sta bij het gehakt te zoeken naar een stukje genoeg voor mij alleen als ik een bekende stem naast mij hoor. Ze snijdt door mijn ziel als een mes door boter. Het is de snerpende stem van de gekke buurvrouw uit het Noorden. "Heee, Arjan! Wat toevallig, jij ook hier!" Ik kijk naast mij en daar staat dat mens. In mijn winkel, in het dorp waar ik opgegroeid ben! Ze is hier aanwezig!
"Wat moet jij hier?" is het enige wat ik kan uitbrengen. Mijn stem klinkt uitermate onderkoeld, bijna kwaad. Ze lacht naar mij, ik denk in een poging liefelijk over te komen.
"Boodschappen doen, gekkie. Wat denk jij dat ik hier doe dan? Het is toch een supermarkt"
"Jij woont hier niet en jij hoort hier niet!" snauw ik haar toe en ik loop weg. Het gehakt dat ik wilde kopen is vergeten. Elk idee aan boodschappen doen is verdwenen. Ik wil hier weg. Weg van dat gestoorde wijf. "Waar ga je heen?" roept ze tegen mijn rug.
Ik draai mij om en loop terug. "Je moet opzouten!" schreeuw ik recht in haar gezicht. Speeksel vliegt uit mijn mond, tegen haar gezicht. In haar haar, op haar bruine jas. "Gewoon oprotten en doodgaan"
Mensen kijken mij aan, sommige draaien hun hoofd om. Er wordt gemompeld en ik zie in een ooghoek de winkelmanager aansnellen. "Ga weg en blijf weg. Praat niet tegen mij en rot op!" gooi ik er nog met een benepen stem eruit. Ze kijkt mij verschrikt aan. Alsof zij de onschuldige hier is.

De winkelmanager is inmiddels gearriveerd en verzoekt mij rustig te zijn of anders de winkel te verlaten. Ik verontschuldig mij tegenover hem en geef aan dat ik de winkel zal verlaten. Dat ik niet in één ruimte met die vrouw wil zijn. Ik wijs op de gekke buurvrouw als ik dat zeg. Hij knikt alleen maar, waarschijnlijk opgelucht dat een beginnend relletje zo snel alweer opgelost is. Hij loopt met mij mee naar de kassa's en wenst mij een "prettige avond"
Ik snuif en loop de winkel uit. Ondanks dat ik honger heb ga ik toch naar huis. Wat moet ik anders. Ik wil niet meer de supermarkt in. Niet weer geconfronteerd worden met dat mens van een buurvrouw. Ik pak mijn telefoon en bel Elisabeth. "Wat is er, lief?" is het eerste wat ze vraagt. Dat ik haar bel is al bijzonder, we bellen nooit. Alleen wanneer er echt iets dringends is bellen we en zelfs dan nog liever niet. "Weet de gekke buurvrouw waar ik woon?" vraag ik.
"Wat? Hoe bedoel je? Is de gekke buurvrouw daar?"
Ik knik en realiseer mij dan dat ze dit helemaal niet kan zien. "Ja, ze is hier" antwoord ik. "Ik kwam haar net tegen in de supermarkt en ben tegen haar uitgevallen. Gezegd dat ze moet oprotten en dood neervallen. Toen werd ik verzocht de winkel te verlaten."
Elisabeth is helemaal met stomheid geslagen. Volgens haar weet niemand waar ik woon en zeker de gekke buurvrouw niet. Hoe zou zij het überhaupt moeten weten? Ik reis met het openbaar vervoer, dus als zij bij mij in de trein en de bus zat had ik haar moeten zien. Ik snap er ook niets van. We praten nog even door tot ik weer thuis aangekomen ben. Daar neem ik afscheid van haar en zeg dat ik wel een pizza laat bezorgen. Ze lacht en zegt dat ik een pizza-verslaafde ben.

Binnen gooi ik mijn jas op de trap, mijn telefoon leg ik op tafel en loop naar het raam. Ik kijk wat besluiteloos naar buiten. Er stopt een auto voor de deur. Een lelijke, oranje-bruine Renault  met een te grote laadruimte. Ik herken die auto overal, het is het ding waar dat gestoorde wijf inrijdt. Met een ruk draai ik mij weer om en storm naar buiten, recht op de auto af die net de straat inrijdt. Woedend loop ik ernaar toe. Ik zie dat zij in de auto zit en mij aankijkt. Haar blik verschiet van verrast naar blij naar verschrikt. Dat laatste doordat ik een loeiharde trap tegen haar deur aangeef. "Oprotten!" schreeuw ik naar haar en trap nog een keer tegen de deur. Het veroorzaakt een flinke deuk. De auto schudt ervan. "Niet doen, Arjan! Niet doen!" roept ze door het gesloten autoraam en houdt haar handen omhoog. Ik schop nog een keer tegen de deur, gevolgd door nog een trap. "Oprotten!" Ik spuug tegen haar raampje. De dikke klodder druipt langzaam naar beneden. Ik trap nog een keer tegen de auto aan, een nieuwe deuk veroorzakend.

Hierop start ze de auto en rijdt weg. Ze zwaait naar mij. Denk ik. Haar arm gaat tenminste omhoog en ik denk dat ze een zwaaiende beweging maakt. Ik kijk rond of ik iets zie om naar haar auto te gooien. Woedend ben ik, als ze uitgestapt was had ik niet voor mijzelf kunnen instaan. Ik kijk de wegrijdende auto na tot die om de hoek verdwijnt, pas dan loop ik weer naar binnen. Mijn honger is helemaal verdwenen. Ik wil en kan niets meer eten. Ik wil helemaal niets meer, alleen met rust gelaten worden. De rest van de avond gebeurt er ook niets, al doe ik ook geen pogingen meer om naar buiten te kijken. Mijn woede naar de gekke buurvrouw heeft wel mijn honger gestild, dat is tenminste iets.

12 februari 2015

Een kopje suiker

Alsof de duivel ermee speelt rennen de katten op de muziek van Natural Snow Buildings de keuken door en laten mij bijna struikelen. "Wil alleen koffie zetten!" schreeuw ik bijna naar ze, maar hou wijselijk mijn mond. Ze luisteren toch niet. Het zijn katten. Ze weten niet eens wat koffie is, laat staan dat ze het begrip zelf kennen. Rondrennen, dat kunnen ze goed met die walnoot-breintjes van ze. Mij hierbij laten struikelen is slechts een bijkomstigheid en als het gebeurt staan ze verschrikt te kijken hoe ik van de grond opkrabbel. Gelukkig gebeurt het niet erg vaak en ook deze keer weet ik onderweg naar de bank die harige lichaampjes te ontwijken.

Nog voor ik mijn eerste (welverdiende) slok koffie kan nemen hoor ik geklop op de deur. Ik wil het negeren, iets waar Elisabeth uitermate bedreven in is. Zij negeert iedereen die onaangekondigd voor de deur staat, maar mijn nieuwsgierigheid wint het van mij. Inmiddels vervloek ik deze eigenschap van mijzelf. Meer dan vroeger. Ik haat mijn nieuwsgierigheid. Het brengt mij alleen maar in de problemen en deze klop op de deur had ik helemaal liever genegeerd. In eerste instantie negeerde ik het geklop op de deur ook. Ik nam een slok koffie, toen nog eentje en toen werd er weer geklopt. Harder, iets indringender, alsof het belangrijk was. In mijn hoofd klonk het belangrijk, maar ik weet dat het mijn nieuwsgierigheid was. Ik wilde gewoon weten wie het was die hier op de deur klopte en vooral waarom. "Het zal wel weer zo'n deur-tot-deur-verkoper zijn, die de stickers op de deur doodleuk negeert" dacht ik bij mijzelf. Een uitgelezen kans om iemand even de mantel uit te vegen met ironie en ijskoud sarcasme. Met dit in het achterhoofd liep ik naar de voordeur en trok het gordijn dat ervoor hangt open.

Het was geen deur-tot-deur-verkoper. Het was de gekke buurvrouw. Haar gezicht stond uitermate blij toen ze mij zag. Hoe ik keek weet ik niet, maar het zal niet blij geweest zijn. Ik trok de deur open en forceerde een glimlach om haar te begroeten. "Hoi, Arjan!" zei ze met grote glimlach op haar gezicht. Haar ogen keken mij indringend aan.
"Mag ik een kopje suiker van je lenen?" Ze hield een oud, gebarsten kopje met een bloemetjesmotief omhoog. "We hebben geen suiker.." antwoordde ik minzaam.
"Tuurlijk hebben jullie suiker!" Ze lachte toen ze dit zei. "Iedereen heeft suiker in huis, dus jullie hebben ook suiker in huis" Ik schudde mijn hoofd.
"We hebben echt geen suiker. Niemand gebruikt hier in huis suiker, dus hebben we het ook niet in huis. Misschien dat de overbuurman iets heeft.."
"Kevin? Nee, ik wil geen suiker lenen van Kevin. Ik wil van jou suiker lenen"
"We hebben geen suiker in huis" herhaalde ik. Hierop keek ze mij poeslief aan. Als ze zou kunnen spinnen zou ze het gedaan hebben, dat weet ik zeker.
"Dan loop je toch even voor mij naar de Lidl. Ik zie je zo vaak naar de Lidl lopen. Gisteren ben je er wel drie keer geweest, dus kan je voor mij ook best wel even gaan"
"Hou je mij in de gaten of zo?" Ik verhief mijn stem een beetje. Ik werd zelfs een beetje kwaad. Wat dacht dit wijf wel niet?
"Wist je dat bij mij de kraan gaat druppelen als jij hier de kraan openzet? En je zet best vaak de kraan open, dat vind ik fijn. Ik vind het leuk als mijn kraan gaat druppelen door jou" Ze keek mij alleen aan, onderzoekend. Zoals een kat naar een muis of vogel kijkt.
Ik zei niets meer, alleen: "We hebben geen suiker en je kan zelf naar de Lidl lopen. Van mij part loop je helemaal door naar de maan. Laat mij met rust!" Weer keek ze poeslief.
"Je hoeft niet boos te worden. Ik wilde je alleen iets vragen, dat is alles. Vragen staat vrij. Toch?"
"Nee!" zei ik en gooide de deur dicht.

Wat ze daarna deed weet ik niet, maar ik was blij dat ik dagen geleden de luxaflex voor het keukenraam dichtgedaan had. Ik zag haar zo weer staan met haar handen tegen het raam, naar binnen kijken wat ik aan het doen ben. Eng mens. Ik liep weer naar de bank om de rest van mijn koffie op te drinken. Het was wat afgekoeld, in tegenstelling tot mijn woede naar de buurvrouw. Die is weinig bekoeld, alleen maar meer geworden. Ik had mijn koffie nog niet op of de brievenbus klepperde. Er werd iets naar binnen geworpen. Het kon heel goed gewoon de postbode zijn, maar ik wist 100% zeker dat de buurvrouw een of ander ding naar binnen geworpen had. Een brief of zoiets. Ik wilde het niet zien. Ik wilde ook niet het risico lopen dat ik haar weer bij de deur zou zien. Dat is wel een nadeel van een deur met een ruit erin. Iedereen kan je zien als je voor de deur staat, zoals je ook iedereen kan zien die bij jou voor de deur staat.
Een uurtje later, misschien zelfs iets meer ging ik toch kijken. Die vervloekte nieuwsgierigheid van mij moet bevredigd worden. Ik zat ook niet lekker op de bank, met alles wat ik aan het doen was in de tussentijd. Op de deurmat lag inderdaad een enveloppe. In sierlijke letters stond mijn naam erop geschreven, meer niet. Ik heb de enveloppe niet opengemaakt. Dat ding heb ik zonder te kijken in de prullenbak geflikkerd en ben koffie gaan zetten. De oude koffieprut heb ik bovenop de enveloppe gegooid, zodat ik ook niet meer in de verleiding kom om toch te gaan kijken wat erin zit. Ik wil het niet weten.

Nu hoop ik dat Elisabeth snel thuiskomt uit haar werk. Gelukkig duurt dat nu niet lang meer.

9 februari 2015

Buitenspelen

De hele week bleef het rustig, alleen de gebruikelijke zaken van het leven passeerden de revue. Nadenken over wat we 's avonds zouden eten, zorgen dat de katten genoeg te eten kregen, plezier maken met de kinderen en elkaar. Het leven kabbelde voort en de herinnering aan de buurvrouw vervaagde weer tot iemand die naast ons woont en waarvan we zeggen dat ze niet goed wijs is. In onze gesprekken werd ze weer "de gekke buurvrouw" en spraken we niet meer over haar. Ze liet zich ook niet zien, niet horen en wat mij betreft kon ze net zo goed dood zijn.

Hoe ik mij hierin vergiste kwam ik al snel achter. Ze was niet alleen nog springlevend, ze had ons (mij?) de hele week in de gaten gehouden. Aangezien we een stelletje bange katten met pleinvrees hebben, zijn we de trotse bezitters van twee kattenbakken waar ze hun behoefte op kunnen doen. Kattenbakken die regelmatig schoongemaakt moeten worden en dat was ik in alle rust aan het doen. Ik stond met de klikobak open een kattenbak leeg te scheppen toen opeens, voor mij uit het niets de buurvrouw naast mij stond. "Mag je lekker buitenspelen?" Poeslief keek ze mij aan. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik herkende haar in eerste instantie ook niet als de buurvrouw, tenslotte had ik die vrouw pas één keer echt goed gezien. Haar bruine jas, die ze nu ook aanhad, was hetgeen waardoor ik haar herkende. Mijn blik sprak waarschijnlijk ook boekdelen. "Je herkent mij toch wel? Ik ben de buurvrouw van jullie. Je weet wel, de gekke buurvrouw!" en hierop begon ze hard te lachen.

Ik keek haar alleen aan. Helemaal verbluft. Wat moest ik hierop zeggen? Ik stond daar met de kattenbak in mijn handen voor een geopende kliko en keek naar de vrouw die naast mij stond te lachen. "Ik weet heus wel hoe jullie mij noemen, hoor. Ik heb je blog gelezen. Echt leuk geschreven, hoor!" En weer lachte ze. Wat moest ik hierop zeggen? Ik kon gewoon niets zeggen. "Geeft niets, hoor Arjan" Ze glimlachte naar mij. Ik keek nog verbijsterder. Hoe wist deze vrouw mijn naam? "Je schrijft echt leuk en ik ben wel trots dat je een verhaaltje over mijn persoontje schreef.."
"Oh.. oke.." stamelde ik en kieperde de hele inhoud van de kattenbak in de kliko. Dit gesprek wilde ik zo snel mogelijk beëindigen. Ik vond het absoluut niet prettig en alles wat ze wist verontrustte mij. Hoe kon het dat deze vrouw, deze gekke buurvrouw, wist van mijn blog? En mijn naam? Al kon dat laatste doordat ze Elisabeth en mij had horen praten, dat kon een verklaring zijn. Maar mijn blog? Elisabeth had het haar toch niet verteld? Ik kon het mij niet voorstellen, al zou ik het haar wel even vragen als ze weer thuis is. "Ik moet gaan!" zei ik tegen de buurvrouw en liep met de geleegde kattenbak naar binnen. Of ik de kliko dichtgegooid had wist ik niet eens meer, maar toen ik de volgende dag keek was deze wel gewoon gesloten.
"Doéééi!" hoorde ik nog achter mij, uitgesproken met een poeslieve stem en toen viel de voordeur dicht. Ik keek niet om door het raam van de voordeur of ze daar stond en liep met de lege kattenbak naar de keuken om de laatste resten eruit te spoelen.

Niet helemaal erop gerust keek ik, terwijl ik de kattenbak uitspoelde, naar het raam in de keuken. En ja hoor, daar stond mevrouw weer met haar handen tegen het raam naar mij te kijken. Toen ze zag dat ik haar aankeek zwaaide ze en riep ze iets door het raam. Ik kon het niet verstaan. Gelukkig maar denk ik nu ook, ik wil helemaal niet weten wat die vrouw tegen mij te zeggen heeft. Nu wil ik absoluut dat ze uit mijn buurt blijft, maar het vervelende is dat ze pal naast ons woont. Echt de buurvrouw is..

Later die middag, toen Elisabeth weer thuis uit haar werk kwam was het eerste wat ik vroeg of ze de gekke buurvrouw gesproken had. "Nee, absoluut niet!" was haar antwoord. Ze wilde niets met dat mens te maken hebben, dus waarom zou ze überhaupt met dat mens willen praten. Elisabeth had de buurvrouw al meer als een week niet gezien. Ik vertelde wat er die dag was voorgevallen en vooral wat de buurvrouw tegen mij had gezegd. Het gezicht van Elisabeth sprak boekdelen. Hoe wist zij, de buurvrouw, van mijn blog? Waar haalde ze die informatie vandaan? We kenden allebei niemand die ook de gekke buurvrouw kennen en de mensen die ook hier in de stad wonen, weten niet waar wij precies wonen. Hoe kan dit? Hoe wist ze dit allemaal? Zou ze dit blog ook gaan lezen? En wat bedoelde ze precies met de opmerking dat ik "lekker mocht buitenspelen"?
Ik bleef die avond met vele vragen op de bank zitten en tot nog toe is er geen van beantwoord. Elisabeth zegt dat ik mij niet teveel zorgen moet maken. De buurvrouw is nu eenmaal niet helemaal optimaal in haar hoofd en waarschijnlijk heeft ze ons horen praten, nadat ik het eerste blog geschreven had. Hoe ze het precies wist te vinden had ze geen verklaring voor, dat was wel een mysterie, maar ik moest mij niet teveel zorgen maken.

Ik doe dat dan ook maar niet. Ze is de buurvrouw maar, een rare vrouw met een lelijke bruine jas en laat haar maar kletsen. Al zit het mij toch niet helemaal lekker. Ik zit momenteel met iets teveel vragen hoe zij dingen van mij weet. Wat weet ze nog meer? Wat? Ik hoop ook zeker dat ze dit blog leest, dat ze mijn vragen leest en ophoudt met mij lastig vallen met haar onzin. Ik wil dat ze mij met rust laat!

29 januari 2015

De gekke buurvrouw

Op mijn oude, inmiddels opgeheven Twitteraccount schreef ik soms over mijn buurvrouw. Hoe ze in haar tuin stond, dik, wanstaltig en dat ik stenen naar haar gooide. Nooit echt natuurlijk, want mijn buurvrouw is in het echt een ontzettend lieve Turkse dame van middelbare leeftijd. We hebben niet veel contact, want daar hou ik niet van, maar we groeten elkaar altijd vriendelijk en met een glimlach als we elkaar treffen op straat. Of wanneer ze in het zonnetje voor haar huis zit. Ik zou nooit stenen naar die vrouw willen gooien, ze is de onschuld zelve.

Tegenwoordig zie ik mijn buurvrouw niet vaak meer. Ik vertoef meer in het hoge Noorden bij mijn prachtige, sexy en nog veel lievere vriendin Elisabeth, dan ik nog thuis ben. Mijn buurvrouw zal er niet veel van merken, aangezien ik nogal een kluizenaar ben en weinig naar buiten kom. Dat ik daarbij een erg rustige buur ben zal haar waarschijnlijk ook niet ontgaan zijn. Maar in het hoge Noorden hebben we ook een buurvrouw. Iemand wie Elisabeth altijd als "de gekke buurvrouw" aansprak. Niet in haar gezicht, mocht je dit nu denken, maar tegen mij. Ik liet dit altijd maar gaan. Beschouwde het als een gezonde burenruzie, maar eentje die overgegaan was op koude oorlogsvoering. Ik had in de eerste weken dat ik in het hoge Noorden vertoefde de buurvrouw geen moment gezien, al hoorde we soms geluiden door de muur. Muziek, hard gepraat, dat soort dingen. Niets om iemand "gek" voor te noemen en ik liet het onderwerp rusten. Ik was ook geen partij in deze gebeurtenis, ik kende de vrouw niet en interesse in buren heb ik nooit gehad. Mijn motto is tenslotte: "Laat mij maar met rust en de buurt kan mij gestolen worden" Ik ben niet zo'n mensen-mens en gezelligheid hou ik liever binnenshuis.

De eerste weken gingen ook op die manier voorbij. Ik zag niemand en niemand zag (zover ik wist) mij. In het hoge Noorden liet men elkaar ook met rust, al kan het ook komen door de invloed van Elisabeth. Zij houdt tenslotte ook niet van interactie met de buren en de andere mensen die hier wonen. Tot twee weken geleden had ik ook nog nooit iemand gezien. Voordeuren bleven dicht en de enige mensen die ik wel zag zaten in auto's die altijd doorreden. De eerste persoon die ik zag was een oudere, extreem magere vrouw die in een badstoffen ochtendjas haar klikobak naar binnen probeerde te trekken. Op dat moment zaten we zelf in de auto, dus de kans dat ze ons zag acht ik klein. "Wie is dat?" vroeg ik Elisabeth. Ze haalde haar schouders op. "Gewoon iemand die hier woont, ik heb haar één keer gesproken en daarna nooit meer.." Het was ook niet belangrijk. Ik vroeg niet verder, waarom zou ik ook. Mensen interesseren mij niet. Als ze nu katten waren, dan was het een ander verhaal. Katten boeien mij wel.

Twee weken geleden zag ik "de gekke buurvrouw" ook voor het eerst. Ik hoorde ook voor het eerst haar snerpende stem. Het was een donderdagavond, we zaten op de bank te bespreken wat we zouden gaan eten. Niemand had echt zin om eten te gaan koken, dus leek het erop dat we pizza zouden gaan eten. Al moest er dan wel boodschappen gedaan worden. Opeens werd er op het raam geklopt, hard. Elisabeth leek niet echt verrast hierdoor. Ze vloekte wat en liep naar de deur. "Het is dat gekke wijf weer" en liet mij achter op de bank.
Het volgende moment hoorde ik voor het eerst de buurvrouw praten. "Hoi Elisabeth!"
"Wat is er?" antwoordde ze.
"Heb jij toevallig een gootsteenontstopper? Ik was net bij Kevin en hij zegt dat jij een gootsteenontstopper hebt. Zou ik die mogen lenen. Eventjes.."
 Er volgde een korte stilte. "Nee, ik heb zo'n ding niet. Zou niet weten wat ik ermee moet"
"Maar Kevin zegt dat jij er eentje hebt.."
"Kevin kan zoveel zeggen, ik heb zo'n ding niet!" en daarmee was het gesprek afgelopen.

Elisabeth kwam de kamer weer in. "Zo'n vermoeiend mens.."
"Wie in godensnaam is Kevin eigenlijk?" vroeg ik haar. "Oh, Kevin. Daar heb ik je toch weleens over verteld. Kofferbak-Kevin!" Ik wist het weer. Een Engelse man die hier ook woont en een aardige kerel (volgens Elisabeth). "Maar hoe komt hij erbij dat jij een gootsteenontstopper hebt?" Ze haalde haar schouders op. "Je moet dat mens niet geloven. Ze is echt niet bij Kevin geweest, hij heeft een gruwelijke hekel aan haar. Ze verzint gewoon dingen om hier aan te kunnen kloppen. Dat mens is gestoord, dat had ik je toch verteld?" Ik knikte. Het gesprek ging daarna weer over het eten en welke pizza's we zouden halen.

Niet veel later bevonden we ons in de Jumbo, op zoek naar diepvriespizza's en extra topping. Ik hou ervan om mijn pizza te bedekken met extra zooi. Soms tartaar, soms chorizo, soms iets totaal anders. "Krijg nou wat!" fluisterde Elisabeth opeens. Ik keek haar aan. Ze wees voorzichtig naar een vrouw bij de diepvriesproducten. "Dat is de gekke buurvrouw" Iets verderop, zo'n tien meter verderop stond een vrouw in een vaalbruine jas tegen een medewerker van de Jumbo te tetteren. Ze wilde weten of ze ook vegetarische frikandellen hadden en waar ze dan zouden liggen. De medewerker kon haar niet helpen en hierop liep ze kwaad, in zichzelf tierend, weg. Echt gek zag ze er niet uit. Gewoon een normale jonge vrouw, ergens in de dertig, met lang bruinig haar. Alleen die stem, dat snerpende geluid dat ze voortbrengt. Ik snap best dat je daar gek van zou worden. We vermeden haar ook als de pest, al zag het er niet naar uit dat ze op ons af zou komen. Iets wat ik op zich wel verwacht had. Ik zei dit ook tegen Elisabeth en ze begon te lachen. "Dat doet ze nooit, ze spreekt mij alleen thuis aan. Nooit ergens anders." Het onderwerp "gekke buurvrouw" verdween daarna helemaal naar de achtergrond. We hadden andere zaken aan ons hoofd, belangrijkere zaken.

Vandaag zag ik haar weer. Ik was net uit bed gekomen, Elisabeth was al naar haar werk vertrokken en ik stond in de keuken een bak koffie voor mijzelf te maken. Opeens had ik het ongemakkelijke gevoel dat je bekeken wordt. Ik keek opzij, naar het keukenraam en schrok mij dood. De gekke buurvrouw stond met haar handen tegen het raam naar binnen te staren. Een enge grijns op haar gezicht en priemende ogen, die mij aankeken. Ze lachte nog harder toen ze mij zag kijken. Ik stond bevroren aan de vloer, even wist ik niet wat ik moest doen. Ze bleef mij nog enkele seconden aankijken, zwaaide en liep weg. Terug naar haar tuin en voordeur. Nu moet je weten dat het keukenraam zich aan de voorkant, aan de kant van de voortuin bevind en dat je met alle gemak de tuin inloopt. Toch wist ik echt niet wat ik hiermee aanmoest. Wat moest dat mens en waarom keek ze zo naar binnen. Ik vertelde dit aan Elisabeth en haar reactie was: "Ach, dat doet ze wel vaker. Moet je maar niets van aantrekken" Ik denk dat ik dit ook maar ga doen, al vind ik het wel raar. Sommige mensen zijn gewoon raar en niet goed wijs. Inmiddels begrijp ik wel waarom ze "de gekke buurvrouw" heet, dat mens is echt niet goed wijs. Ik hoop dat ze ver uit mijn buurt blijft. Dit is echt iemand die ik niet moet!


12 januari 2015

Het is oorlog!

De taal van de mensen die weigeren na te denken begint strijdbaar te worden. Het zijn vooral mensen die vanachter hun bureau roepen dat het oorlog is. Iets wat ze veelvuldig roepen op het internet, soms in kapitalen of onderbouwd met drogredeneringen die religieuzen liever laten liggen. Dat deze mensen, deze toetsenbord-activisten, daadwerkelijk geloven dat het oorlog is kan je vergif op innemen. Dat ze het roepen als een dwaze manier het volk te mennen is ook een mogelijk. Dom is het in ieder geval wel, zinloos ook. Roepen dat het oorlog is, omdat er mensen door terreur sterven is van alle dagen. Het is zelfs iets dat overal gebeurt, zonder enige uitzondering.

De oorlog die over ons afgeroepen wordt is niets meer dan de geschiedenis van gisteren. Er is niets om bang voor te zijn, behalve de angst zelf. Angst die opgedrongen wordt door de oorlogshitsers, de mensen die het bloed van minderheden in de straten willen zien stromen. Het liefste zien ze geloofshuizen afbranden. Als wat afwijkt van hun normen en waarden willen ze vernietigd zien. Hun oorlog is een strijd tegen alles wat zij niet willen zien, horen en denken. Hun mening is het enige wat je mag denken. Zelfs het enige wat je mag horen. Zij schrijven de wet voor, zij zijn de wet en de media. Hun leugens zijn de waarheid en alles wat daar niet binnen past wordt gedemoniseerd. Sommige dingen worden belachelijk gemaakt, andere worden de kop in gedrukt met belediging en intimidatie. Niets wordt geschuwd om het eigen gelijk het eigen gelijk te laten blijven (niets, behalve het grove geweld dat een echte oorlog kenmerkt)

Dat het naar hun mening oorlog is heeft alles te maken met het op scherp zetten van het publieke debat. Er is voor zowel links als (extreem) rechts geen gelijk meer te halen, dus kan je alleen nog de discussie dusdanig op de spits drijven dat angst achterblijft. Niet dat ze de tegenstand angst aan kunnen jagen, die doorziet de leugens perfect. De tegenstand maakt juist van dezelfde leugens en methoden gebruik. Het zaaien van angst komt in beide kampen voor. Angst zaai je ook niet in het andere kamp, maar de angst zaai je onder de zwijgende meerderheid. Bij de mensen die niet verder kijken en alleen op de wereld zijn om hun dagelijkse boodschappen te doen. Die mensen moeten bang worden, zij zijn namelijk degene die stemmen. Hoe banger een mens is, des te extremer hij zal gaan stemmen en dat is precies het kaf op de koren die de oorlog-hitsers zoeken. Hun denkbeelden moeten doorschemeren in de politiek, zoals ze steeds vaker doorschemeren in de moderne media. Angst verkoopt en angst moet regeren.

De mensen die roepen dat het oorlog is weten dit. Hoe harder zij roepen dat het oorlog is, dat de wereld brandt en het gevaar uit een idee, een geloof, komt des meer mensen bang worden en hun leugens kopen. En hoe meer zij hun leugens aan de man kunnen brengen, des te makkelijker het zal worden om de politiek te beïnvloeden. De media weet dit ook. Bange mensen kopen meer kranten en kijken gretiger naar het nieuws, want ze willen weten of de angsten al waarheid worden. Dus moet je de angsten voeden. Vertellen waar de pijnpunten zitten, kleine incidenten opblazen tot gigantische proporties en grote incidenten die je doel niet onderschrijven volledig negeren. Alles voor de verkoop en kijkcijfers. Dat de media leugens zijn gaan verkopen weten ze zelf ook wel, maar zolang het verkoopt behouden zij hun banen en met een baan kan je boodschappen blijven doen. Bange mensen schrijven makkelijker leugens op en bange mensen hebben geen reden om te twijfelen aan wat de media ze voorschotelt, waarmee de cirkel rond is.

Angst regeert en dat weten de mensen die roepen dat het oorlog is dondergoed. Zij willen juist dat je bang bent. Bang genoeg om al je vrijheden op te geven, bang genoeg om hun leugens voor zoete koek te slikken en bang genoeg om intolerantie tot nationaal speerpunt uit te roepen. Ze willen juist dat je alles wat afwijkt met argusogen gaat bekijken, want afwijkende zaken zorgen voor verandering. Dat is de jus die tradities afbreken en een maatschappij optilt naar een hoger niveau. Mensen die afwijken hebben andere ideeën en willen ook gehoord worden wanneer zij een mening over dingen hebben. Andere meningen zorgen dat onmenselijke maatregelen niet door kunnen gaan, dat mensen vrijheden hebben, krijgen en behouden. Alles wat niet meedoet met de grote, grijze massa en de ideeën die rechtstreeks uit de onderbuik komen, laat die massa juist nadenken over zichzelf. Over hoe je in het leven moet staan en wat je religie eigenlijk precies inhoudt. Afwijkende mensen zorgen dat angst voor het onbekende verdwijnt, al moet je het dan eerst leren kennen.

En dat is precies wat de mensen die roepen dat het oorlog is willen. Ze willen kostte wat het kost voorkomen dat we kennis nemen van datgene wat we niet kennen. Dat we de buurvrouw met een andere culturele achtergrond een hand geven en koffie (of thee) bij haar gaan drinken. "Koekje erbij, buurvrouw?" Stel je voor dat je mee zou gaan met de buurman naar de moskee of synagoge. Dat je eens een ander heilig boek dan de bijbel of Any Rand's Altas Shrugged oppakt en leest. Mensen die kennis nemen van andere culturen, interesse hebben in zaken die afwijken van hun normale leefwereld zijn niet bang. En mensen die niet bang zijn die geloven niet meer in de leugens die verspreid worden. Iets wat niet mag. Mensen die niet bang zijn kan je niet controleren. Mensen die niet bang zijn willen vrij zijn en gaan regering die bij alles wat ze doen over de schouder meekijkt. Bange mensen willen beschermt worden, mensen die niet bang zijn hebben geen bescherming nodig. Mensen die niet bang zijn denken voor zichzelf en dat kan niet. Je mag niet voor jezelf denken, je moet de leugens geloven en daarom is het oorlog. Het is oorlog!

3 januari 2015

In het kort

Achtergelaten in een ondiepe greppel, mijn lichaam voelt aan alsof het door een vrachtwagen is overreden. Ik klem de restanten van mijn kleding strak om mij heen. Niet dat het iets helpt, de scheuren laten koude en wind toe. De flarden beschermen mij niet tegen de elementen, maar het idee dat mijn naakte lichaam bedekt is voelt prettiger. Ik beweeg niet. Mijn lichaam doet zeer, overal voel ik pijn. Ik ben gemangeld en als oud vuil neergegooid in de greppel waar ik nu lig. Het harde gras prikt in mijn zij, in mijn benen en de stenen ondersteunen mijn hoofd. Het gevoel dat ik moet huilen stijgt op, maar de tranen komen niet. Ik ben helemaal leeg gehuild. Er zijn geen tranen meer. Er is niets meer.

Mijn keel voelt rauw aan. Het urenlang schreeuwen heeft hiervoor gezorgd. Ik weet ook niet hoe lang ik al in deze greppel lig. Ik open mijn ogen en zie een weiland aan de andere kant van de greppel liggen. Het gras in de greppel is droog, lang en vol met onkruid, terwijl het weiland er als een groene, uitgestrekte zee bijligt. Opeens zie ik het jongetje staan. Hij kijkt triest, bijna alsof hij ook moet huilen. Zijn kleding hangt los om zijn lichaam en soms trekt een windvlaag het strak. Witte kleding, alles wit. Bijna zo wit als zijn gezicht en net zo triest. Ik wil roepen naar het jongetje, maar er komt alleen een zacht gekras uit mijn keel. Niets meer. Het jongetje kijkt in mijn richting, alleen heb ik niet het idee dat hij mij ziet. Zijn ogen lijken wel niets te registreren. Niet dat ik het goed kan zien, het jongetje is zeker vijftig meter van mij verwijderd en ik zie niet goed in de verte. Ik doe nog een poging om zijn aandacht te trekken, maar mijn stem werkt niet mee. Bewegen durft ik niet. Ik ben veel te bang dat de flarden van mijn kleding wegwaaien en ik hier helemaal open en bloot in de elementen lig.

Dat jongetje doet mij denken aan mijzelf, jaren geleden. Zijn verdriet lijkt op de tranen die ik pleegde over de viezigheid die ik op mijn broek morste. De eerste keer dat ik klaarkwam was recht op mijn schone broek. Ik durfde niet naar huis te gaan, omdat iedereen kon zien wat ik gedaan had. De vlek was onmiskenbaar en ik huilde dikke tranen. Uiteindelijk was ik zonder dat iemand het zag thuisgekomen en volledig gekleed in mijn bed gaan liggen. Het kon mij niet schelen, in bed was ik tenminste veilig en kon niemand iets zien.

Met een ruk trek ik de dekens dichter om mij heen. Mijn blik is nog steeds gericht op het jongetje op het weiland. Nu ik wat hoger lig zie ik dat hij geen schoenen draagt. Zijn blote voeten stevig in het groene gras onder zijn voeten. De wind trekt harder aan zijn kleding. De losse delen klapperen in de wind, zijn magere lichaam is hierdoor duidelijker te zien. Ik vraag mij af hoe mijn bed in deze omgeving gekomen is. Of ik niet aan het dromen ben. Waarom lig ik hier? En waarom doet mijn lichaam zo pijn? Ik voel mij misbruikt, gemangeld en mishandeld. Alsof ik in de handen van een psycho met een voorliefde voor mannen viel en ben losgelaten. Wat doe ik hier? Ik staar naar het jongetje en wil dat hij weggaat. Hij jaagt mij angst aan. Het lijkt wel een geest. Een echte geest, niet eentje die ik bedenk in de krochten van mijn geest en waarmee ik mijzelf soms angst aanjaag. In gedachte zeg ik tegen het jongetje dat hij moet weggaan. Niet dat hij luistert. Natuurlijk luistert hij niet, ik spreek hem niet direct aan. Ik spreek hem helemaal niet aan. Ik durf niet. Ik ben bang en weet niet waar ik ben. Weer vraag ik mij af hoe mijn bed hier komt.

Tien minuten gaan voorbij en niets gebeurt. Ik lig in mijn bed, de dekens strak om mij heen en verderop staat het jongetje in het gras naar mij te kijken. Ik weet zeker dat hij mij ziet. Zijn blik is onophoudelijk op mij gericht. Zijn ogen staan leeg, maar hij ziet mij. Hij moet mij zien. Het moet. Ik lig hier in een gigantisch bed. Felle kleuren op groen gras. Het moet opvallen, maar hij beweegt niet. Hij kijkt mij alleen aan met die trieste blik op zijn gezicht. De twintig meter die ons scheidt is zo overbrugt en hij moet wel heel blind zijn als hij mij niet ziet. Ik wil de dekens het liefste over mijn hoofd trekken. De buitenwereld buitensluiten, maar ook dat durf ik niet. Ik ben veel te bang voor wat er dan kan gebeuren. Hier in het gras kan het nooit veilig zijn. Ik wil naar huis, maar weet niet hoe ik daar moet komen. Het jongetje kan ik het niet vragen. Hij ziet er verdwaald uit. Verdwaald en toch weet hij precies waar hij is. Ik wil het niet weten, ik wil het hem niet vragen. Ik wil naar huis. Ik wil hier niet zijn. Het duurt mij allemaal veel te lang. De dekens zijn gelukkig warm, ik trek ze nog iets strakker tegen mijn lichaam.