15 augustus 2011

Het oerwoud

Langzaam verandert de kamer in een oerwoud. Een groene massa van bladeren, slingerende takken en felgekleurde bloemen. Het was bijna niet meer mogelijk om je voort te bewegen in de chaos van planten die in de kamer begon te ontstaan. De drukkende hitte maakte het ademen zelfs moeilijk. Hij kreeg het gevoel in een constante omhelzing te liggen van vele vrouwen tegelijkertijd, een liefdesverklaring waar hij niet om gevraagd had maar wel opgedrongen werd. Nog één diepe ademhaling en hij begon de tocht naar de andere kant van zijn kamer. Dwars door de planten en bloemen heen, de hitte neemt hij maar voor lief. Die beklemmende hitte kon hij toch niets aan doen.

Vlak voordat hij doorhad dat de kamer in een oerwoud begon te veranderen waren de ramen al verdwenen in de plantenmassa. Het idee om een raam open te zetten was allang onmogelijk geworden. Hij ging het niet eens meer proberen, al kwam het idee ook niet eens bij hem op. De eerste stap was de makkelijkste, daarna begon de werkelijke beproeving door het struikgewas en fel gekleurde bloemen. Hij snoof de eerste geur van de bloemen op, zwaar van nectar en de felle kleuren.Daar ging hij, de stevige stengels streelden zijn lichaam terwijl hij tussen de planten doorliep. Al snel ging het strelen over in een harde ranseling van takken, bloemen en de zware geuren die de bloemen verspreiden. Hier en daar hoorde hij een insect roepen, misschien een vogel. Het oerwoud begon op zijn schouders te drukken, de vochtige warmte kroop in zijn lichaam en geest. Hij wist zeker dat hij hier ergens zijn autosleutels had achtergelaten, als hij maar kon zien tussen de planten zou hij ze onmiddellijk vinden. Niet dat hij veel aan zijn sleutels had op dit moment, zijn auto was verder weg dan het dichtstbijzijnde hemellichaam en dat bevond zich niet eens in de kamer.

Hij ploegde door, duwde de stengels en takken ruw van zich af waarna ze hem hard in de rug sloegen nadat hij voorbij gegaan was. Een geritsel vlak bij zijn hoofd deed hem schrikken. Hij keek op en zag een gigantische kever over een stengel naar hem kijken. Loeren was eigenlijk een beter woord. Alhoewel hij geen ogen op het monsterlijke insect kon ontdekken wist hij zeker dat het hem zat aan te staren. Te kijken of hij eetbaar materiaal was, misschien had het beest zelfs al een plekje van zijn lichaam uitgekozen om in te gaan bijten. Hij zag het zomaar gebeuren. De kever zwaaide in zijn richting met lange voelsprieten, groenig uitgeslagen alsof er mos op vastgekleefd zat. Hij deinsde achteruit, weg van de kever. Weg van de gedachten die het beest bij hem opriep. Hij moest weg zien te komen uit deze jungle, weg uit zijn kamer. Gewoon weg zien te komen. De kever verdween in de massa van bladeren en liet zich niet meer zien. Maar inmiddels klonk van alle kanten geritsel en zag hij in zijn geestesoog overal grote kevers zitten die uit waren op zijn vlees. Op de smaak van zijn bloed en lichaam. Hij schreeuwde, hard.

Zijn schreeuw werd beantwoord met hetzelfde geritsel, alsof er niets veranderd was. Het kon ze niet schelen. Dit was hun jungle, hun terrein en hij mocht blij zijn dat hij zolang ongemoeid werd gelaten. De drukkende lucht leek nog zwaarder te worden, de begroeiing nog dichter. Hij strompelde voort door de bladeren en takken. Harder en venijniger sloegen de stengels op hem in als hij voorbij ging. Bladeren begonnen aan zijn gezicht te plakken doordat het zweet van zijn hoofd gutste. Op dit moment begon zijn angst vormen van blinde paniek aan te nemen. Weer schreeuwde hij, net zo lang tot zijn stem oversloeg en het constante geritsel even verstomde. Hij was aan de grond genageld door de plotselinge stilte. Dit was nog enger dan het geritsel dat sinds een half uur om hem heen geklonken had. Deze stilte wekte een verwachting, een verwachting waarin hij het onderspit moest delven. Hij keek voor zich, naar de bladeren en de kleurige bloemen die er in verspreid waren. En hij voelde de paniek in zijn keel omhoog komen. Hij wist dat hij het niet ging redden, de paniek zou hem overmeesteren.

Hij probeerde zich te vermannen, voort te bewegen maar de paniek bleef hem op de hielen zitten. Hij deed weer een stap. Sloeg de dichtstbijzijnde bladeren opzij, veegde een grote kever van zijn arm en vermorzelde een tak onder zijn voet. Met een luide krak brak de tak in tweeën en de paniek overviel hem zoals hij de kevers in zijn gedachten had zien doen. Het sprong op hem als een vraatzuchtig roofdier en liet hem blind door het gebladerte rennen. Takken sloegen in zijn gezicht, kleuren bedwelmden hem zonder dat hij ze zag. De lucht ging zwoegend door zijn longen en uiteindelijk viel hij keihard tegen de grond. Hijgend lag hij daar. Tussen takken, stengels, bladeren en onbeschrijfelijke dingen die hij geen naam wilde geven. De paniek had hem te pakken, hij was verloren. Hij kon net zo goed blijven liggen en zich oprollen tot een bal. De val had een kleine opening gemaakt in de bladermassa en hij zag kans zijn benen zover op te trekken dat hij zijn armen eromheen kon slaan. Hij kroop verder ineen, zijn hoofd tussen zijn armen tot zijn voorhoofd zijn knieën raakte. En hij begon te wenen, zachtjes kwamen de tranen. Omdat hij niet meer wist waar hij was, omdat hij overvallen was door de paniek, omdat hij.. Omdat hij deze verstikkende lucht niet meer wilde inademen. Omdat hij het niet meer wist. Doodgaan was nu nog beter, dacht hij... en hij bleef liggen waar hij lag. Paniek vrat aan zijn lichaam, maar omdat hij op de grond lag kreeg het geen vat meer op zijn geest.

Na verloop van zijn verdween de paniek uit zijn lichaam en bleef alleen de angst nog over. De angst en de wetenschap dat hij zichzelf in een onmogelijk pakket had gebracht. Hij nam een besluit, het enige besluit dat hij kon nemen. Hij zou op zoek gaan naar een touw en de boom die hij in de verte van zijn kamer had zien staan. Voorzichtig stond hij op en ging weer op weg. Alles om hem heen negerend. Het geritsel had geen vat meer op hem, de insecten en dieren die hij tegenkwam zag hij niet meer. Hij had een doel! En dat doel lag bij die boom in de verte. Hopelijk had hij een touw gevonden wanneer hij daar uiteindelijk aankwam, maar hij heeft goede hoop. De paniek mag iemand anders verslinden en het oerwoud zal alleen zijn lichaam kunnen krijgen. Met die gedachten was hij onderweg naar die boom.

4 opmerkingen:

Warvis zei

Inderdaad geen gezellig verhaal. Valt het eigenlijk wel te classificeren? Bizar, komt in me op. Word er ook in lichte mate onrustig van. Je weet in ieder geval te beroeren, zonder dat het beroerd is. Ik houd het bij bizar; trés!

Chielie zei

Ik vind zelfmoord een waardeloos plan. Je moet kevers geen duimbreed geven. Angst is voor mietjes, want dood was je altijd al.

Godpipo zei

@Warvis, classificeren doe ik zelf niet aan. Ik schrijf het gewoon op en hoop dat men het leuk vind/wil lezen. Maar Bizar vind ik een mooie, daar doe ik het wel voor. :)

@Chielie, zelfmoord is ook een waardeloos plan. Edoch kan je met een touw en een boom veel meer dan alleen zelfmoord plegen en zonder angst is er geen leven mogelijk. Het gevoel bang te zijn zorgt dat je in leven wil blijven, liever angst dan kevers!

Erick zei

De spanning viel van mij af bij de gedachte dat de boom zekers gehaald zal worden.
Geef mij ook zo'n boom, dan kan ik uitkijken over het gebladerte en wellicht een uitweg zien.