2 februari 2014

Stemmen luisteren niet

Inmiddels is het de vierde dag op een rij. Vier dagen waarop de stemmen mij geen moment met rust laten. Ze praten en praten alsof het een lieve lust is. Opdrachten vliegen mij om de oren. Sommige zijn grappig, anderen zijn dusdanig afgrijselijk dat ik tien minuten nodig heb om bij te komen. Tien minuten die mij niet gegund wordt. Ik krijg geen moment rust, ze gaan maar door en door. Constant praten ze tegen mij, constant willen ze dat ik dingen ga doen. Dingen die ik nooit zou willen doen, dingen waar ik niet eens aan wil denken. En toch verlangen de stemmen dat ik ze ga doen.

Ik heb een tijdje met mijn handen over mijn oren gezeten. Daarna een langere tijd met mijn hoofdkussen en dekbed over mijn hoofd, alles in de hoop de stemmen te laten verstommen. Even rust krijgen, even stilte, maar het hielp niets. Ze bleven gewoon doorpraten alsof er niets over mijn oren zat. Bijna alsof ze in mijn hoofd zitten. Alsof de stemmen niet van buitenaf komen, maar vanuit mijzelf. Ik lach een beetje om deze gedachte. De stemmen lachten hier nog harder om. Ze zitten niet in mijn hoofd, zeggen ze. Ze zien mij zitten, liggen en ronddwalen door mijn kamer. Dat vertellen ze mij allemaal en zeggen dan dat ik een mes moet pakken. Of erger. Of veel erger. Ze zeggen dingen die ik niet wil herhalen. Ik weet waar dat toe kan leiden en daar wil ik niet heengaan. Ik wil met rust gelaten worden. Stilte wil ik en graag nu, als dat mag. Maar het enige wat ik krijg ik hoongelach en nog meer opdrachten. Nog meer dingen die ik zou moeten of kunnen doen. Suggesties hoe ik het beste.. Nee, ik geef ze niet dat genoegen. Ik zal niet vertellen wat ze willen, dan winnen ze juist. Ik wil niet dat ze winnen. Ik wil dat ze ophouden, dat ze stil zijn en mij met rust laten. Ze moeten weg! Weg!

Ik ben buiten geweest. Gewoon mijn jas aangetrokken en naar buiten gegaan. Later realiseerde ik mij pas dat ik geen schoenen of een broek droeg. Niet dat ik het koud had, maar de stemmen wezen mij erop. Ze zeiden constant dat ik geen schoenen droeg, dat mijn benen als witte (harige) melkflessen de natgeregende wereld ontsierde. Ze zeiden nog wel meer dingen, maar die ga ik niet herhalen. Het waren ook de dingen waardoor ik niet naar ze wilde luisteren. Ik geloofde ze niet, ik geloofde niet dat ik geen schoenen of een broek droeg. Natuurlijk kan je nu zeggen dat ik alleen even naar beneden hoefde te kijken, maar als ik dat deed zou ik ze gewonnen geven. Dan konden ze zeggen dat ze mij hadden laten kijken en lachen. Ze zouden zo hard lachen dat ik weer dagen, uren wakker zou liggen. En ik sliep al zo slecht door hun constante aanwezigheid. Ik liep daarom gewoon door. Mijn blik vooruit gericht. Alleen de weg voor mij en de bomen naast mij waren belangrijk. Dat was het enige wat ik wilde bekijken. Ik had een broek en schoenen aan, vond ik. Dat moest wel. Ik moest dat wel dragen. De stemmen logen vaker en hier zouden ze ook zeker over liegen. Ik stapte stevig door, want mij zouden ze niet klein krijgen.

Ze kregen mij ook niet klein, al moest ik ze wel gelijk geven. Het moment dat je in een stuk glas of iets anders scherp gaat staan, is ook het moment waarop je zeker weet dat je geen schoenen aan hebt. Een felle pijn schoot door mijn voetzool en ik kon niet anders dan kijken. Niet alleen schrok ik van het bloed dat uit mij stroomde, maar ook van mijn naaktheid. De stemmen hadden gelijk. Ik was naakt aan de onderkant. Geen schoenen, geen broek. Helemaal niets! En mijn voet lag flink open. Een stuk glas van ongeveer een centimeter, misschien twee had mijn huid doorboort. Ik kon het zien glinsteren tussen het bloed dat uit de wond stroomde. De stemmen schreeuwden van vreugde. Dit wilde ze zien. Bloed, felrood bloed dat uit mij stroomde. Uit mij of anderen, als het maar bloed was. Bloed dat warm en vochtig op de grond viel. Bloed wilde ze zien en bloed kregen ze nu te zien. Ze waren blij, terwijl ik op één been stond om te kijken naar het stuk glas in mijn voet. "Hou je kop!" schreeuwde ik naar de stemmen, maar er kwam alleen meer hoongelach als antwoord. Stilte kon ik nu helemaal vergeten. Ze proefden van wat ze graag wilde hebben. Ze kregen nu wat ze wilde hebben en alleen omdat ik vergeten was mij behoorlijk aan te kleden.

Zouden ze gewonnen hebben? Ik had al vier dagen weerstand tegen de stemmen kunnen bieden. Vier dagen waarop ik met mijn handen in het haar gezeten heb om hun opdrachten te negeren. Hun nare woorden langs mij te laten glijden. Vier dagen afzien, dagen die ik nooit meer terugkrijg. Niet dat ik überhaupt ooit nog een dag zal terugkrijgen, maar deze afgelopen vier dagen ben ik kwijtgeraakt aan de invloed van de stemmen. Elk moment heb ik moeten vechten om ze niet te geven wat ze wilde. En nu doe ik het per ongeluk. Omdat ik zo moe was dat ik niet meer kon nadenken vergeet ik mij aan te kleden. Ik ben gewoon stom genoeg om te geloven dat ik van de stemmen kan winnen. Ik leefde in een droomwereld. Het is niet anders, ik moet luisteren naar de stemmen. De stemmen hoeven niet te luisteren naar mij.

Geen opmerkingen: