21 oktober 2013

Stiltecoupes

Uitgeput spring ik net op tijd in de trein. Het fluitsignaal klinkt als ik mijn been en tas tussen de deuren doortrek en deze langzaam sluiten. Het sissende geluid van de deuren overstemd even mijn gejaagde ademhaling. Ik heb het gehaald, de trein die ik moest hebben zit ik in. Opgelucht hijg ik even uit in het halletje en kijk de dichtstbijzijnde coupe in. Ik kan kiezen uit boven of beneden, dit is weer zo'n luxe trein. Een tweedekker die hard over de rails voortraast en mij binnen enkele uren op de plaats van bestemming zal brengen. Ergens ben ik zenuwachtig. Ik ga ergens heen waar ik nog nooit geweest ben, geen weg of steg ken en ook nog met iemand die ik nog nooit ontmoet heb. Voor mijn doen zijn dat best veel onzekere factoren en laat ik nu niet niet van onzekere factoren houden. Maar zoals mijn oma altijd zei: "Zonder risico's te nemen krijg ik die kachel niet aangestoken!" en daarmee richtte ze ook haar leven in. En ik heb mijn oma altijd als een zeer wijze vrouw beschouwd, dus deze raad nam ik altijd van harte. Vanwaar ik hijgend in het halletje van een trein sta te kijken naar de coupe waar ik zometeen ga zitten.

Ik kan gerust zeggen dat ik zo ga zitten. Vanwaar ik sta kan ik zonder moeite enkele vrije plaatsen in de coupe onderscheiden. Heerlijke plaatsen waar niemand zit of naast je zal komen zitten, al durf ik dat laatste nooit met zekerheid te zeggen. De reis is nog lang en ik weet niet hoeveel mensen op de volgende stations zullen instappen. Het boeit mij ook niet. Ik heb net gerend om deze trein te halen en ik ga mijzelf belonen door heerlijk onderuit op een stoel te gaan zitten. Nog na-hijgend loop ik de trap naar de bovenste coupe op. Om de een of andere vreemde reden vind ik het prettiger om boven te zitten, terwijl ik in mijn achterhoofd weet dat wanneer er een ongeluk gebeurt je beneden veel veiliger zal zitten. Het is zo'n risico dat ik neem, een volledig onzinnig risico maar daar gaat mij het niet om. Ik duw de deur van de coupe open en het eerste wat ik op de ramen zie is dat (uitermate) irritante icoontje van een stiltecoupé. Het gestileerde gezicht met de vinger tegen de kin gedrukt, het gebaar "sssst!" uitbeeldend. Ik vind het nog steeds het meest lijken op een mannetje dat zijn vinger in de neus duwt. Een persoon dat net doet alsof hij een bandrecorder in de neus heeft en deze aanzet, alsof de tekenaar teveel naar die Monty Python-sketch heeft gekeken. Ik haal mijn schouders op en doe wat ik altijd doe, mij niets aantrekken van het idee van stiltecoupés en gaan zitten.

Ik plof hard neer in de eerste de beste stoel. Verderop, enkele stoelen bij mij vandaan sist een man hard "sssst!" en wijst naar het raam. Naar het icoontje en het woord "STILTE". Ik negeer de man, het zal mij aan mijn reet roesten dat iemand het idee van stiltecoupés heeft verzonnen. Dat andere mensen graag willen conformeren aan dit soort vreemde ideeën, deze beperkende maatregelen in het openbaar vervoer moeten ze zelf weten. Ik sluit mijn ogen en denk er verder niet over na. De trein schommelt heerlijk. Ik voel de versnelling in mijn lichaam. We gaan vooruit en langzaam kom ik dichterbij de plaats van mijn bestemming, daar waar ik iemand ga ontmoeten die ik niet ken en dingen ga doen waarvan ik niets weet.

Als ik mijn ogen weer open zit de coupe vol. Tegenover mij zit een vrouw op haar telefoon te kijken, soms ontsnapt er een glimlachje. De rest van de coupe is ook gevuld met mensen die naar dingen staren. De meeste naar hun telefoon, een enkeling op een e-reader-achtig iets en naast mij zit iemand die een boek leest. Het is doodstil. Niemand zegt iets, niemand maakt geluid. Zelfs de bewegingen die mensen maken gaan geluidsloos. Ik vraag mij af waar al deze mensen vandaan komen. Heb ik geslapen? En zo ja, hoe lang dan? Ik ben een beetje bang dat ik mijn station gemist heb. "Ehm.. mevrouw.." begin ik tegen de dame die tegenover mij zit. Ze kijkt op van haar telefoon en mij heel erg kwaad aan. "Sssst!" sist ze, terwijl ze naar het raam wijst. "Jaja, stiltecoupé" denk ik en wil mijn zin afmaken. "Zijn we station Bre.." De man met het boek fluistert kwaad: "Wilt u stil zijn. Dit is een stiltecoupé en ik wil rustig lezen" "Ssssssst" klinkt het vanuit andere hoeken van de ruimte. Ik kijk de man uitermate verbaasd aan. "Mag ik niet eens wat vragen?" Hierop ontploft de man bijna. Zijn gezicht loopt rood aan, het boek ploft geluidsloos in zijn schoot. Hij wil opstaan, mij de les lezen maar kijkt naar het raam naast mij en blijft zitten. "Nee, meneer" sist hij zacht tussen zijn tanden. "En nu stilte, anders haal ik de conducteur erbij!" Ik maak een gebaar dat hij de boom in kan en draai mijn blik naar het raam.

Ik staar naar buiten in de hoop iets van de omgeving te herkennen. Onbegonnen zaak, omdat ik nog nooit in dit gedeelte van het land ben geweest. Ik zucht. "Ssssst!" wordt mij weer van alle kanten toegesist. Dit is belachelijk. Ik sta op en loop geïrriteerd de coupe uit. Bovenaan het trapje sta ik stil, de deur duwt nog tegen mijn arm. Ik sta stil, omdat er in het halletje een vreemde gebeurtenis zich ontvouwt. De buitendeur staat open, een conducteur staat ernaast en heeft een klein kind bij de arm. Ik schat dat het kind een jaar of twee, misschien drie is. Iets daarachter staat nog een conducteur de moeder van het kind in de wc te duwen. Vreemd genoeg schreeuwt ze niet, maar is de worsteling die ze met de conducteur voert des te heftiger. Bloed stroomt uit haar neus, haar mond en spat op haar tegenstander. Ze krijgt een klap, recht in haar gezicht en daardoor valt ze achterover. De conducteur duikt achter haar aan het hokje in en de deur sluit. De andere conducteur, die dichterbij mij staat bij de geopende buitendeuren lacht en smijt zonder pardon het kind naar buiten. De schrik slaat om mijn hart als ik het kind met zwaaiende armen en benen naar buiten zie vliegen en de grond raken. De trein raast onverstoorbaar verder en de buitendeuren sluiten zich weer. De conducteur ziet mij staan, ziet waarschijnlijk ook de schrik op mijn gezicht. "Wegwezen!" zegt hij. "Niets te zien hier. Opzouten!" Hij kijkt mij indringend aan en maakt een hoofdbeweging richting de coupe waarvandaan ik gekomen ben. "Ehm.." begin ik voorzichtig, maar besluit de raad op te volgen. Ik draai mij om en stap de coupe weer in.

Kwade gezichten staren mij vanaf de stoelen aan. Ik kijk terug en been de coupe door. Hard. Hier en daar wordt er gesist, mij gemaand tot stilte, maar ik loop door en trek de andere deur open. Het geraas van de trein golft even door de coupe en dan sluit de deur weer achter mij. Ik sta tussen twee deuren. In een soort niemandsland tussen de verschillende coupes. Even blijf ik staan, om op adem te komen. Ik kijk achter mij en zie de conducteur van daarnet de coupe instappen. Aangezien ik geen zin een confrontatie heb trek ik de volgende deur open en loop de volgende coupe in. Sommige mensen kijken op, anderen blijven staren op de telefoons in hun handen. Ik kijk naar het raam. Ook dit is een stiltecoupé. Overal hetzelfde woord en hetzelfde stomme icoontje. "Niet weer!" denk ik bij mijzelf en been de hele coupe door. Weer sta ik bovenaan een trapje naar een halletje. Deze is helemaal leeg. Geen conducteurs, geen kinderen en geen moeders. Langzaam loop ik het trapje af en sta besluiteloos bij de deuren. Ik weet even niet of ik zal doorlopen naar de volgende coupe. Gelukkig duurt dit even. Alsof ik precies weet wat ik doe loop ik door en trek de tussendeur open. Het geraas van de trein bespringt mij, ik sta tussen twee treinstellen. In het spreekwoordelijke niets van een trein, de harmonica-vorm omringt mij, mijn voeten stevig op het metaal. Onder mijn voeten voel ik de trein voortrazen, terwijl het geluid meereist. Ik trek de volgende deur open en loop het volgende halletje in.

Op de banken naast de wc zitten twee mensen. Eén leest een boek, de ander kijkt uit het raam. Ook hier staat in grote letters "STILTE" op het raam geplakt. Een stiltecoupé in het halletje? Het wordt steeds gekker met de trein. "Zeg.." begint mijn vraag. De man die naar buiten keek draait naar mij en zegt alleen "stiltecoupé, stilte.." "Krijg de ziekte met je stiltecoupé!" bijt ik hem hard toe en loop kwaad door. "Sssst!" hoor ik nog achter mij. Ik negeer het en loop het trapje af naar beneden. Naar de volgende stiltecoupé. Overal waar ik kom is een stiltecoupé! De hele trein is een stiltecoupé! Net als ik wil gaan zitten op een plek die nog leeg is kraakt de intercom. "Dames en heren" hoor ik een van de conducteurs zeggen. "Excuses dat uw stilte doorbroken wordt, maar hier is een dienstmededeling. We hebben een ongenode gast op onze trein" Ik kijk verbaasd naar de ronde gaatjes in de muur die de intercom voorstellen. "Ongenode gast? Zouden ze mij bedoelen?" De stem uit de intercom gaat verder. "We zullen hierdoor stoppen op het eerstvolgende station en haar buiten zetten. Houdt u er rekening mee dat dit niet, ik herhaal niet, ons station is. Blijft u alstublieft zitten en bemoei u nergens mee! Dank u wel. Einde dienstmededeling" De intercom kraakt weer en is weer stil. Ik ben verbaasd, meer dan verbaasd. Wat is dit voor een trein? Waar ben ik in godennaam ingestapt?

Verbijsterd ging ik zitten en keek weer naar buiten. Het graslandschap schoof voor het raam voorbij. Ik voelde de trein snelheid minderen, steeds langzamer en langzamer schoof het weiland langs mijn raam. Ik staarde naar het gras en de enkele koe die er graasde. We reden een klein station binnen. "Station Beesd" las ik op de blauwe borden. Meer dan een perron en wat wachthuisjes was het niet. De trein stopte, ergens achter mij siste een deur open. Ik ging snel op de plaats tegenover mij zitten, wat enkele "stiltes" van andere passagiers in de coupe opleverde en keek weer naar buiten. Uit de geopende deur kwam de vrouw, de moeder die ik eerder met de conducteur zag vechten, buiten zetten. Ze was duidelijk geduwd. Ze strompelde het perron op en viel keihard op de grond. Haar kleding was gescheurd. Haar rok zat halverwege haar benen en met één hand hield ze haar bovenkleding bij elkaar. De twee conducteurs kwamen lachend naar buiten. Eén van hen trapte naar de vrouw en raakte haar vol tegen het boven been. De vrouw gilde, schreeuwde bijna en kroop weg van de conducteurs. De andere deed een poging haar tegen het hoofd te schoppen, maar miste. Hij wilde nogmaals schoppen. De eerste conducteur zei iets tegen hem en hij zette zijn been weer op de grond. Gezamenlijk liepen ze weer de trein in en ik hoorde de deur dichtgaan. De vrouw lag snikkend op het perron. Ogen helemaal opengesperd en een combinatie van doodsangst en extreme woede op haar gezicht. Ze kroop voorzichtig overeind toen de trein weer ging rijden.

Ik was verbijsterd. Ik keek achter mij. Slechts één persoon, één medepassagier had meegekeken. Hij had een glimlach op zijn gezicht. Ik keek hem verbijsterd aan. Hij vatte dit waarschijnlijk verkeerd op, aangezien hij zijn duim opstak. Alsof hij wilde zeggen: "Hebben ze goed gedaan. Nietwaar?" Hij knikte erbij en deed zijn duim nog een keer omhoog. Ik schudde mijn hoofd en draaide mij om. De mensen zijn gestoord geworden. Er is iets goed mis. Ik wist ook niet meer wat ik moest doen. Dit had ik nog nooit meegemaakt.

Intussen was de trein weer op volle snelheid en raasde de uitgestrekte weilanden weer op de normale snelheid voorbij. De buitenwereld deed net alsof er niets gebeurt was. Alsof de mensen in deze trein het volste recht hadden om iedereen tot stilte te dwingen en het een goede zaak was om mensen te mishandelen die niet meewerken. Ik zat daar en keek uit het raam. Gedachten schoten door mijn hoofd. Het reisdoel, de ontmoeting en wat ik allemaal zou gaan doen was ik allang vergeten. Ik was verbijsterd. Totaal van de kaart. Uit pure verbijstering pakte ik het krantje dat naast mijn op de zetel lag. Het ritselde, zoals kranten doen. "Ssssssssst" siste iemand verderop. Ik negeerde het en schudde de krant recht. Nog meer geluid, nog meer gesis vanuit de coupe. Ik negeerde het allemaal. Veel meer kon ik ook niet. Ik moest de gedachte aan het kind en die moeder uit mijn hoofd zetten. Dat moest.

Ik sloeg de krant open en begon te lezen. De bladzijde ritselde nog meer en ik hoorde een kwade "stilte!" van achter mij komen. Ze konden de ziekte krijgen, ik lees mijn krantjes zoals ik dat wil. Een bladzijde verder hoorde ik een zacht "ahum" naast mij. Een van de conducteurs stond naast mij. "Meneer, dit is een stiltecoupé. U maakt teveel geluid. U stoort de andere passagiers!" Ik keek achter mij en zag enkele mensen genoegzaam naar mij en de conducteur kijken. De gore klootzakken! Ik keek de conducteur aan. "Wat zegt u?" vroeg ik hem op indringende, maar minzame toon. "Dit is een stiltecoupé" antwoordde hij en ik ontplof.

Geen opmerkingen: