17 december 2012

Beenvissen

Aan de glinstering in haar ogen kon ik zien dat ze mij weer zat uit te lachen. Toch wist ze haar gezicht onbewogen als altijd te houden. Strak, zonder enige zichtbare emotie en op een eerste glans zou je niets aan haar opmerken. Alleen die glinstering in haar ogen... Ze lacht mij uit, ik wist het zeker. Honderd procent zeker, zo'n secreet is ze namelijk. Net doen alsof ze elk woord dat ik haar toevertrouw geloofd, maar achter mijn rug om hard lachen. Ze zat nu ook diep in haarzelf te lachen om alles wat ik haar verteld had. Het secreet, de trut. Ze is gewoon een ontzettende trut! Achter mijn rug om mij uitlachen..

"Zit mij niet uit te lachen!" beet ik haar toe. De glinstering die ik eerder in haar ogen zag verdween. "Wat? Uitlachen? Ik lach je helemaal niet uit! Ik zit gefascineerd te luisteren naar wat je mij te vertellen hebt." Ze stak haar handen als verdediging naar voren. "Echt niet, ik lach je niet uit!" Ze keek verontwaardigd, verrast en ook een beetje geschrokken. Een scala van emoties trok over haar gezicht, maar de glinstering in haar ogen keerde geen moment terug. Ik had doel getroffen. Ze zat mij uit te lachen en is nu geschrokken dat ik haar doorhad. Ze is geschrokken, de trut. Ik wist het wel.

"Ga verder met je verhaal.." probeerde ze mij te paaien, maar het was te laat. Ik had er geen zin meer in. Ze is net als alle anderen. Precies zoals alle anderen. Ik dacht dat zij anders was (kon zijn). Geen vis zoals je ze normaal in de oceaan kan vinden. Van die harde, schubbige beenvissen waar niemand wat aan heeft. Niemand behalve een of andere visser die ze op het droge haalt om zijn brood te verdienen met de verkoop van de lijken. Ik hou niet van vissen en helemaal niet van beenvissen. Ik hou van benen. Lange benen. Benen die vanaf de voeten omhoog lopen in een prachtige kont en een vrouwelijk lichaam. De rondingen van benen, daar hou ik van. Zij had de perfecte benen. Lang, slank maar niet te slank en bovenaan overgaan in een prachtige ronde kont. Ik mag graag naar haar kijken als ik tegen haar praat. Tenminste.. dat deed ik voordat ze net als alle anderen bleek. Ook zij lachte mij uit.

Ik keek haar nogmaals aan. Ze keek even terug en sloeg haar ogen neer. Geschrokken van het vuur in mijn ogen? Zou ze de agressiviteit voelen die in mij branden? "Waarom lachte je mij uit? Ik vertrouwde je. Ik dacht dat ik je kon vertrouwen." Haar blik ving weer die van mij. "Ik lachte je echt niet uit! Je kan mij vertrouwen. Waarom doe je nu weer zo?" In haar ooghoek welde een traan op, alsof ik haar pijn had gedaan.. Ha, haar pijn doen! Ze is een beenvis. Iedereen weet dat beenvissen geen pijn kunnen voelen. Ze kunnen alleen doen alsof. Om andere mensen een loer te draaien, hun geheimen te ontfutselen en daarmee hard te lachen als je weer verdwenen bent. De enige emotie die zij kennen zijn haat, minachting en een hang naar destructiviteit. "Hou op met de vermoorde onschuld uithangen" brieste ik. "Het staat je niet en je maakt mij misselijk!"

Snel veegde ze haar traan weg en stond op. "Ik kan beter gaan. Je bent niet jezelf vandaag en volgens mij kan ik niets goed meer doen." Met deze woorden liep ze naar de deur en keek nog één keer achterom naar mij. Ik bleef onbewogen zitten. Ze doet maar. Ik zie haar ook liever verdwijnen dan haar tegenover mij te hebben. "Ja, ga maar. Ik zal er geen traan om laten." Die laatste was een sneer naar haar nep-traan, haar gefake'te emotie. Haar doorzichtige manier om weer met een goed blaadje in mijn boek te komen, maar ik ben slimmer dan zij denkt. Ik doorzie iedereen. "Dan ga ik maar" zei ze met haar hand op de geopende deur. Ik zei niets meer, liet haar kijken naar mijn onbewogen rug. Ik nam niet eens de moeite om mij om te draaien en haar netjes de deur te wijzen. Ze had afgedaan en dat mocht ze weten ook.

"Je hoeft morgen ook niet terug te komen" sprak ik terwijl ze de deur dichttrok. "Oke" hoorde ik haar benepen zeggen door de kier. De deur sloot zich en ik was weer alleen. Niemand om mij heen. Geen beenvissen, mensen of andere aanwezigen. "Pfffff" zei ik tegen de leegte. Ik lachte. De leegte, de stilte waren mijn echte vrienden. Alleen waren ze zo leeg, stil en dodelijk saai. En ik lachte nogmaals, iets harder nu.

Na vijf minuten stond ik op en liep naar het raam. Buiten zag ik haar weglopen, wat vreemd was.. Zo lang doe je er niet over om van mijn kamer naar de voordeur te lopen. Wat zou ze gedaan hebben in de tussentijd? Gesproken met iemand om nog meer leugens over mij te verspreiden? De anderen in het huis hadden zonder haar ook al een hekel aan mij, dus haar roddels hoefde ze echt niet te verspreiden. Een lichte haat voor haar begon omhoog te borrelen, wat ik snel weer probeerde te onderdrukken. Haat voor een beenvis is niet mijn stijl. Het heeft ook totaal geen zin en is een verspilling van mooie emoties en het leven zelf. Ik besloot een andere kant op te kijken en zag nog net hoe een kraai een rood besje naar binnen slokte. Dat was een mooi gezicht, een kraai die eet. Ik glimlachte. Kraaien zijn mooie beesten. "Kraaaa!" riep ik naar het raam, naar het beest buiten. Mijn adem vormde een wolkje op het raam.

Geen opmerkingen: