23 november 2013

Van die dingen

Iedereen heeft weleens zo'n dag waarop verschillende mensen aan je vragen hoe je je voelt. Niet mensen die je daadwerkelijk kent, mensen die je als vriend beschouwd, maar gewoon de mensen in de wandelgangen. De vage kennis of iemand die geheel toevallig in hetzelfde gebouw moest zijn als jij. Of gewoon iemand online, iemand met meer nieuwsgierigheid in de medemens dan jij ooit kan opbrengen. Iedereen kent dit soort mensen en iedereen heeft dezelfde vraag wel voor de kiezen gehad.

Meestal kies je ervoor om de waarheid te verbloemen. Het is toch een onbekende die het vraagt en dan ga je niet vertellen dat het niet zo lekker loopt. Je gaat zeker niet uitleggen dat je gisteren nog met een beteuterd gezicht naar je plafond stond te kijken, omdat de bout die je erin gedraaid had je gewicht nooit kon dragen. Dat je nog geen andere plaats hebt gevonden om je touw aan vast te maken hou je helemaal voor jezelf. Je staat eigenlijk nog steeds te kijken naar een goede plek. Het is een missie in je leven geworden, die je niet deelt met iedereen. Sterker nog, er is niemand die weet dat je soms met een touw in je handen naar je plafonds staat te staren. Hopen op een ingeving, een moment van helderheid waarop je weet dat het touw jouw gewicht kan dragen. Maar je hebt dat moment nooit. Altijd zie je weer een dingetje, de houvast dat je lichaam te zwaar is voor alles wat je in het plafond kan draaien. Je vraagt ook geen hulp. Dat doe je niet. Je verteld het gewoon aan niemand en zeker niet aan mensen die je helemaal niet zo goed kent.

Weet je nog dat je een keer, enkele dagen geleden, in het medicijnenkastje keek en alleen paracetamol zag liggen. Paracetamol en pleisters, iets anders had je niet meer en de pleisters hadden niets met je doel te maken. Die telde niet eens mee. Je stond te kijken naar de paracetamol, denkend aan de witte ronde pilletjes binnenin het doosje. Met die dingen zou het nooit lukken. Hoeveel je er ook tussen je tanden kapot beet, het ergste wat je kon overkomen was een pijnlijke maag en misschien een duizelig gevoel. Voor het gevoel haalde je één wit pilletje uit het blister en wierp het op je tong. Je voelde het dingetje liggen in je mond. Langzaam oplossen op je smaakpapillen. De vieze smaak van de pil in je mond en het speeksel dat ontstond om het weg te krijgen. Je kauwde de restanten weg met je kiezen. Het droge gevoel in je mond negeerde je en je ging op de bank zitten. Je vroeg geen hulp en je vertelde het aan niemand. Je zat gewoon op de bank te kijken naar de muren. Niets bewoog en jij nog minder. Je bleef zeker een uur of twee staren naar de muren, voordat je weer in het medicijnenkastje keek. Niets veranderd. Nog steeds alleen paracetamol en pleisters, niets dat echt nuttig was. Het touw lag al een tijdje onaangeroerd half onder de bank. Zelfs dat bracht je geen vreugde meer, omdat je wist dat je het nergens aan vast kon binnen. Dat je niets in huis dat stevig genoeg was om je gewist te dragen.

Het duurde niet lang voordat iemand weer aan je vroeg hoe het met je ging en je weer loog over alles. Je vertelde dat het goed ging en dat je bezig was met mooie plannen. Dat je elke dag je hoofd diep onder de dekens stak en de plannen bestonden uit het bevechten van de duisternis onder de dekens liet je maar achterwegen. Je vertelde dat je je moeder als anderhalve maand niet meer hebt gesproken, maar dat het niet erg was. Jullie gingen toch altijd uit van "geen bericht, goed bericht!" maar je vertelde er niet bij dat je zelf ook nooit contact opnam met je moeder. Dat je haar niets te zeggen had en niet zo goed wist wat je er verder mee moest, omdat je moeder nooit bij je op bezoek kwam. Je knikte als iemand tegen je zei dat je goed bezig was en dat jouw pootjes wel terecht zullen komen. Zoveel talent als jij hebt, dat zou iemand toch moeten opvallen. Dan knikte je weer, lachte wat en ging weer verder met wat je aan het doen was. Je kon ze niet vertellen wat er echt speelde.Ze zouden toch niet luisteren of met raad komen die je zelf ook allemaal wel wist. Het was ook het punt waar je elke dag tegenaan liep. Je wist precies hoe het hoorde, kende elke brokje raad uit je hoofd en toch kon je het niet toepassen. Je gedachten wilden wel, maar je hoofd kreeg je lichaam niet aangestuurd en daarmee de duisternis in licht. Het waren van die dingen.

Dingen zoals het touw dat je nergens kon vastmaken, het medicijnenkastje dat helemaal leeg was, het gebrek aan hoogte als je uit je raam keek.. Er was altijd wel wat. Beren op de weg die zelfs zichzelf in de weg liepen. Je wist precies wat het was en ook wat je eraan kon doen, maar dat vertel je niemand. Dat kan je ook aan niemand vertellen. Ze zouden het niet begrijpen. Denken dat je een grapje maakt of zeggen dat het allemaal zo erg niet is. Dan gooien ze de goede raad dat je je schouders eronder moet zetten en door de zure appel heen bijten. Je hoort het ze allemaal zeggen, omdat je het allemaal al eerder gehoord heb. Niet één keer, maar honderden keren. Je moeder was geen uitzondering en ondanks je haar al een tijd niet gehoord hebt weet je wat ze zal zeggen. Je laat het allemaal meer. Het hoort erbij en met het touw in je handen loop je weer door het huis. Misschien dat je iets over het hoofd gezien hebt. Misschien dat er toch iets stevig genoeg is. Misschien... maar er is nooit iets te vinden. Het zijn namelijk van die dingen.

Geen opmerkingen: