29 juli 2006

Schuldig aan misdaden

"Maar edelachtbare.." probeerde ik er nog tegen te werpen. "Het was slechts een vlieg, niet dat ze een mindere levensvorm is. Maar ze gooide zich praktisch voor de stofzuigermond. Ik kon haar gewoon niet missen. Ze pleegde zelfmoord!" Smekend keek ik de man achter het strenge bureau aan. "Ik was niet alleen toen het gebeurde! Er was een vrouw bij me, de vrouw die ik al maanden vertrouw en zij vertrouwd mij. Zij was bij me." Ik wees naar achteren. "Zij zal alles bevestigen." De rechter trok zijn wenkbrauw op en schudde zijn hoofd. Ik keek hem verwonderd aan om mij langzaam om te draaien. Ze was verdwenen, de lege plaats was zelf verdwenen. Er zat helemaal niemand achter mij. Niemand die tot mijn verdediging zou komen. Zelfs niemand die het zou willen.

Niet dat het geholpen zou hebben. Ik was al schuldig bevonden voordat ik deze kamer binnengebracht werd. Mijn schuld stond al vast voordat ik de misdaad daadwerkelijk gepleegd had. Dit was niet meer dan een showproces. Een daad van jaloerzigheid omdat ik doorgedrongen was tot de vrouw in de witte kamer. Zelfs met haar op reis ben geweest. Ik kon geen andere reden bedenken voor hun handelen, er was geen andere reden. Zoals altijd had ik ook hier gelijk in, ook al was de vrouw in de witte kamer verdwenen. Niemand wist waar ze was, niemand kende haar. Ze kende haar natuurlijk wel, maar tegenover mij ontkende ze haar bestaan terwijl ze weer gewoon opgesloten was in de witte kamer. Dezelfde kamer waaruit wij ontsnapt waren naar een door haar gecreeërde vrijheid. Ze was gewoon weer terug. Zelf de vlieg op het raam zou er weer zijn, ongeschonden zonder enige vorm van aangedaan letsel. Het enige verschil zou zijn dat ik niet naast haar zat. Dat ik de vlieg op het raam niet zou bestuderen terwijl de regen striemende strepen zou achterlaten op het glas. Ze zou me niet eens missen.

Het proces was afgelopen, de rechter had me veroordeeld. Ik werd hardhandig weggebracht door twee supposten. Ik liet me leiden, het kon me niets meer schelen. Zonder haar was de wereld zinloos, zonder haar voelde ik me leeg. Zo leeg als de ontsnappingsweg die we hadden genomen. De grijsheid die ze me liet zien had zich genesteld in mijn ziel, in mijn gedachten en in mijn hart. Ik was niets meer dan stof, grijs, doods stof. Stof dat weggeveegd werd om de wereld te plezier, om de wereld zijn jaloerse gevoelens te laten botvieren. Het kon me niets schelen. Ik schreeuwde naar ze dat het me niets kon schelen, maar ze zeiden niets. Waarschijnlijk hoorde ze me niet eens. Mijn lot was bezegeld. De straf moest nog komen.

Nu zit ik hier. Wensend dat ze me veroordeeld hadden tot een eeuwigheid in de hel. Ik zou liever branden in helse vuren terwijl duivels aan mijn ledematen knagen dan nog één minuut hier doorbrengen. Maar ik kan niet weg. Twee keer had ik al een poging gedaan om me van mijn leven te beroven. Twee keer slaagde ik er perfect in, maar ze brachten me gewoon terug. "Je moet eerst je straf uitdienen." zeiden ze tegen mij. Eerst mijn straf uitdienen, voor hoe lang? Ik wist het niet meer, dus wacht ik af. Ik zit in het gras terwijl een bij loom van bloem naar bloem vliegt. Nectar verzamelend voor haar bijenvolk, om er honing van te maken waarmee de larven gevoed kunnen worden. Ik kijk terwijl de bij verder vliegt. De zon staat bijna op zijn hoogste punt, bijna is het weer middag. In de verte hoor ik kindergelach. Het is te ver weg om te zien wat ze aan het doen zijn. Ze zijn altijd te ver weg. Ik blijf toch zitten, mijn rug tegen de boom en mijn voeten in het gras. Soms doezel ik even weg en dan weet ik dat ik mijn tijd weer heb kunnen verkorten met een klein uurtje. Maar ik moet nog zo lang. Hoe lang? Dat weet ik niet. Ik denk alleen nog aan de vrouw in de witte kamer. Aan haar en de grijsheid die ze in mijn ziel wist te planten. Zij is het enige waar ik nog van hou. Zij en de grijsheid van mijn ziel.

Geen opmerkingen: