5 september 2013

De sokpop

Ik steek mijn hand diep in je. Van onderaf glijdt ik naar binnen, wriemel mijn vingers door het gat en trek voorzichtig met mijn andere hand aan je. Ik voel en zie mijn hand bij je naar binnen glijden. Eerst mijn vingers, dan mijn handpalm. Tot mijn pols bereikt is en ik niet meer verder kan met mijn hand. Ik zit helemaal in je, zo diep als ik zou kunnen. Mijn hele hand wordt door jouw lichaampje omvat. Ik draai je om en kijk in je ogen. Jij kijkt naar mij terug, onaangedaan. Je kijkt alsof er niets gebeurt is. Alsof je nog gewoon op dezelfde plaats ligt waar ik je vond. Alsof mijn hand niet vuistdiep in je zit en mijn vingers de diepte van je ingewanden beroeren. Ik lach naar je en je geeft een bevroren lach terug.

Voorzichtig til ik je op, terwijl ik naar de opening kijk waar mijn hand in verdwenen is. Je ogen verraden niet. Geen genot, geen pijn, geen plezier. Helemaal niets. Je kijkt mij alleen aan. Ik beweeg mijn vingers, voel je binnenzijde langs mijn vingertoppen strijken en het lijkt je niets te doen. Je gezichtsuitdrukking blijft als bevroren zitten, alsof je allang wist wat ik ging doen. Ik til je nog verder op en zet te voorzichtig op mijn been. Je buik op mijn dij en je borstkas over mijn knie. Zo heb ik goed zich op mijn arm die in je lichaam verdwijnt. Het is net alsof jouw lichaam een onderdeel van mijn lichaam is. Mijn arm die uitloopt in jouw lichaam. Een Siamese  tweeling die op de meest bizarre wijze aan elkaar zit.

"Wees voorzichtig met me" fluister je vanaf mijn knie. Ik ben altijd voorzichtig. Dat weet je. Nooit is het mijn intentie geweest om je pijn te doen. Om anderen pijn te doen. Ik kan dat niet. Ik ben daar niet voor gemaakt en mijn arm die steeds dieper in je lichaam verdwijnt is dat ook niet. We zijn samen, samen één en toch blijf ik het gevoel hebben alleen te zijn. Ik kijk naar je, naar mijn arm en draai je om. Je ogen zijn belangrijk. Ik wil je in je ogen kunnen kijken, terwijl ik je mond beweeg. Dat je gezichtsuitdrukking intussen niets is veranderd neem ik maar voor lief. Ik weet dat je er niet zoveel aan kan doen. Je bent wat je bent en niet meer. Het gaat er ook om wat we samen doen en het plezier dat we eraan beleven. Ik glimlach naar je, maar je lacht niet terug. Je kijkt mij alleen aan, terwijl mijn hand diep in je verdwenen is. Ik kijk naar beneden en zie mijn pols langzaam heen en weer bewegen. Jij ligt stil.

Besluiteloos blijf ik zitten. Wat gaan we doen? Bovenal, wat ga ik doen? Ik kijk nog een keer naar je, naar je uitdrukkingsloze gezicht, naar mijn hand die diep in je gestoken is. Ik sta op en til je op. Je bent nu letterlijk het uiteinde van mijn arm. Een verlenging die onnatuurlijk is en mij het uiterlijk geeft dat ik twee hoofden heb. Misschien zelfs het idee dat ik twee lichamen heb, alleen verbonden door één arm zonder hand. Ik lach bij de gedachte. Jij zegt niets, je denkt niets en nog steeds blijft je gezicht uitdrukkingsloos. Je staart mij aan, terwijl je niet het idee geeft dat je mij ziet. "Kan het je dan niets schelen?" vraag ik mij in stilte af. Ik heb mijn arm diep in je gestoken, beweeg je ledematen en zelfs je hoofd en toch blijf je doen alsof het je allemaal niets interesseert. Ik beweeg mijn hand wat sneller in je, voel je ingewanden als vilt over mijn huid gaan. Voorzichtig probeer ik mijn vingers in de juiste positie te brengen, vooral mijn middelvinger is weerspannig. Toch lukt het mij vrij snel een lach op je gezicht te toveren. Dit is zoals ik je graag zien, zoals anderen je graag zien. Met een lach op je gezicht kunnen wij de hele wereld aan.

"Het is tijd" zeg je tegen mij. Ik knik. Ik weet het, het is tijd. We staan samen achter het gordijn te wachten tot het moment daar is en het moment is daar. We onthullen wat wij samen al lange tijd weten. Ik met mijn arm diep in je gestoken en jij als een verlenging van mijn arm. Samen staan we sterk en samen zijn we één. Het gordijn gaat open en het gaat beginnen. Jij bent de sokpop die ik alles laat zeggen wat ik niet durf en samen weten we dat het helemaal niet erg is. Ik voel mij ook niet meer naakt nu ik weet dat jij als een verlenging aan mijn arm hang. Mijn naaktheid is een onderdeel van onze act geworden. We zijn samen één en jij doet nu het woord. Je verteld over moord, brand en dingen die mensen niet willen horen. Je beschrijft hoe ik je dagelijks verkracht en je lelijkheid beschimp met worden. Je verteld hoe ik je ooit vond, als een prachtige vrouw op een terras. Een verschijning als de zon, mooier dan het maanlicht, fijner dan sterrenstof. Ik hoor je aan als je beschrijft hoe ik je gemanipuleerd heb om mee te gaan, mee te doen aan deze act en hoe mijn persoon zich aan je bond. Ik luister en knip instemmend. Alles wat je verteld is waar, alles wat je zegt is gebeurt. Je hebt helemaal gelijk.

En dan is het klaar. De mensen applaudisseren, kijken geschokt of weten niet wat ze met de situatie aanmoeten. We zijn gedaan, oud nieuws en hard op weg om weer vergeten te worden. Ik lach naar je, maar je kijkt mij weer met die onbewogen blik aan. Het is niet prettig en ik kijk naar beneden, naar mijn hand die nog steeds diep in je gestoken is. Ik voel mij alleen niet de meester. Ik voel mij de pop en jij bent de hand die mij laat bewegen. "Zullen we dan maar naar huis gaan?" vraag je zachtjes.

Geen opmerkingen: