12 juni 2006

De lelijke mens

We zijn niet mooi en perfect. We hebben geen gladde huid en parmantige borsten. Geen golvend haar dat wappert in de wind. We hebben niet genoeg geld om mooie kleren te kopen en een smaak om deze te vinden is helemaal ver te zoeken. Geen perfecte symmertie in ons gezicht, ons lichaam en onze billen. Wij zijn niet geschapen om de wereld te behagen met ons uiterlijk.

Wij zijn lelijk, o zo lelijk. Wij hebben hangende billen. Losse vellen rond ons lichaam of we zijn te dik van het vele eten. Snelle snacks met veel suiker en vettigheid. Rollen zo groot als je vingers hangen over onze broek, kleine dingen die groot lijken in ieders ogen. We hebben wallen onder onze ogen, blauw en hangend. Groot als appelen versperren ze onze blik op de wereld. We groeien haar op plaatsen die we niet willen zien. Haar op onze rug, armen en benen. Haar overal, behalve waar het hoort. Bovenop worden we kaal, in lange plekken. Soms een klein rondje achterop, maar nooit mooi. Nooit is het perfect. Het laat altijd zijn lelijke gezicht zien, met schilvers en roos op je schouders. Wij zijn gewoon lelijk, lelijk en niet perfect.

We zijn jaloers op iedereen die het maar beter schijnt te hebben. Onze rollen trillend in de wind. Trillend van woede terwijl onze mondhoeken hangen van verdriet. Onze ogen staan scheef, soms een beetje meer dan anderen. We beelden ons veel in, maar we zijn lelijk. Wangen als verschrompelde appels. Een hond in je zijde. Benen dus als papier en armen om erbij te horen. Je laat het maar hangen want je rug is ook al krom. We zijn niet veel beter, dik waar jij mager bent. Dun waar jij een vetkwekerij begonnen bent. We poederen ons gezicht en plaatsen make-up, maar zoals alles gaat dit ook fout. Soms te veel, soms te weinig. Soms hebben we geluk en is het precies genoeg. Maar toch zijn we leijk, lelijk als de nacht. We winnen nooit een prijs, we staan altijd achterin.

Geld is een schaars goed, de baan erbij. Werkeloos is geen genot, maar meer een noodzakelijk kwaad. We kunnen niet meer werken want we hebben verloren. Onze lelijkheid is ons kruis. We dragen het op onze rug samen met de rugzak. Ons verleden is ook al niet beter, miseré, verveling en mislukte jeugd. We zijn geworden wat ons uiterlijk weerspiegeld. Verloren, lelijk en niet geslaagd. We zullen nooit bovenop komen, nooit het perfecte lichaam bereiken. We zullen altijd aan de kant staan om te kijken naar het groen. Het groen van anderen dat altijd buiten bereik ligt. Nooit zullen we het halen met ons haar, onze vetrollen en onze magere armen. Laat je mondhoeken nog verder zakken, je wangen hangen er ook. Ik zie tranen in je ogen, maar niemand droogt ze af. Je bent helemaal alleen, net zo lelijk als wij. Niemand vind ik je aardig, niemand zal jaloers op je zijn. Je bent lelijk, net als wij. Lelijk net als wij.

Geen opmerkingen: