15 juni 2006

Van witte kleding naar stoelen



Het was een zondag toen ik haar ontmoette. Het weer was niet echt geweldig. Niets om over naar huis te schrijven zou mijn moeder zeggen. Het miezerde een beetje, niet dat je er nat van werd maar het was gewoon onaangenaam om doorheen te lopen. De temperatuur was ook niet echt hoog. Ik liep de kamer binnen waar ze zat terwijl ik mijn jas uittrok. Het beetje vocht druppelde zachtjes op de grond. De kamer was wit. Witte muren, witte gordijnen, witte kozijnen. Geen spatje kleur te bekennen.

Zij zat bij het raam. Op een witte stoel, een beetje goedkoop aandoende stoel. Een stoel die je veel in kantineruimten aantreft. Plastic leuning en zitting op een paar stalen buizen als poten. Het plastic was wit, net als haar kleding. Een witte katoenen broek en bijpassend shirt. Ze keek niet op toen ik binnenkwam, terwijl ik toch redelijk luidruchtig was om haar aandacht te kunnen trekken. Ze bleef gewoon naar buiten kijken. Alsof er in de regenachtige buitenwereld iets intessanters te zien was dan even te kijken wie haar kwam bezoeken. Ze knipperde niet eens met haar ogen, maar dat kan ook mijn eigen verbeelding geweest zijn.

Ik liep naar haar toe. Mijn schoenen lieten vervagende natte voetsporen na op het witte grondzeil. Ik lette er niet op en zij ook niet. Een tweede stoel stond bij de tafel in het midden van de kamer. Ik pakte de stoel en nam naast haar plaats. Ik volgde haar blik naar buiten proberend te ontdekken wat ze zo fascinerend vond. Niets dan kleine regendrupeltjes op het raam en de werveling van de wereld in de nattigheid kon ik ontwaren. Ik verloor snel mijn interesse terwijl zijn gefixeerd bleef op het raam. Voorzichtig verlegde ik mijn blik naar haar. Kleine blikjes wagend uit mijn ooghoeken nam ik haar op. Hoe ze daar zat, haar handen op haar schoot. Blik vooruit gericht naar het raam, een verbeten mond alsof ze zichzelf moest verbijten om niets te zeggen. Haar witte kleding ging langzaam op in de witte achtergrond van de stoel en muur. Ik zou bijna kunnen zeggen dat ze onzichtbaar had kunnen zijn als ze een beetje moeite zou doen, maar ik hield mijn mond. Ik bleef kijken en deed dit steeds brutaler. Ik liet na een tijdje merken dat ik haar aankeek, naar haar golvende bruine haren die tot op haar schouders vielen. Haar blote voeten onder haar stoel geschoven en haar handen. Haar nagels afgebeten tot op het vlees, net niet bloedend maar een beetje doorkauwen zou dit resultaat opleveren.

"Ik hield van hem..." sprak ze zachtjes tussen haar lippen door. Ik zie niets, mijn blik was weer afgedwaald naar de regen buiten. De miezer was overgegaan in een hardere regen. De druppels op het raam waren verworden tot kleine stroompjes die hun sporen naar beneden trokken. "Ik hield van hem..." zei ze nogmaals. Ik draaide mijn hoofd. "Dat weet ik" antwoordde ik. Bij het horen van mijn stemgeluid draaide ze haar hoofd naar mij en fixeerde haar blik zich op mijn ogen. Haar mooie bruine ogen. Lichtbruin met een groene aura erom heen, ik verdwaalde bijna in die ogen toen ze me aankeek maar ik bleef mezelf. Ik bleef daar in die witte kamer, met haar. Altijd maar met haar. Het moment duurde niet lang. Ze hield van hem sprak ze weer. Ik zei niets en ging weg.

Geen opmerkingen: