25 juli 2008

Jezus is mijn bestek

Voor we verder gaan zijn er eerst enkele dingen waar we stil bij moeten staan. Aan de overkant van de straat wacht een oude man op de bus. Al enkele minuten staat hij daar, geduldig wachtend en in zichzelf vloekend dat de gemeente geen bushokje neergezet. Het liefste zou hij even gaan zitten. Gewoon even zijn benen ontlasten van de jaren die erin gekropen zijn. Staan is geen probleem voor de oude man, maar als hij lang moet gaan staan wil hij toch liever zitten. Verderop sta ik te kijken naar het stukje klein leed dat de man doormaakt. Klein leed dat mij eigenlijk niets kan schelen. Ik nies een keer en hoest zijn kant op voordat ik verder ga. Jezus is mijn bestek en dat is alles wat ik op dat moment wil weten.

Een moeder bereid haar kinderen voor op een periode van ontberingen en weinig eten. Er is al weken geen regen meer gevallen en de oogsten dreigen te mislukken. De grond is gebarsten door de langdurige droogte en de dieren staan er somber bij. Niemand in het dorp kijkt vrolijk, alleen de kinderen weten er nog een mate van plezier uit te slaan. Ondanks de harde en droge omstandigheden spelen zij lustig, alsof de toekomst niets dan zonnig en vrolijk is. De kinderen luisteren naar hun moeder, maar hun hoofd is al afgedwaald naar het volgende spel. Hun bestek is Jezus en dat is alles wat ik wilde weten. Een moeder kan je dat niet vertellen. Een moeder zal het nooit begrijpen.

Gisteren nam ik een hap van mijn soep. Goed gevuld met groente en vleesballetjes. Ik liet het me flink smaken, al had ik liever een koude maaltijdsalade gehad. Het was te warm voor soep, zelfs voor soep met veel vleesballetjes. Toch doopte ik mijn lepel er flink in. Liet ik mijn lepel veelvuldig de weg naar mijn mond afleggen. Ergens hou ik van soep zoals andere mensen van hun dieren houden, maar in tegenstelling tot de anderen zal ik soep nooit gaan knuffelen en aaien. Jezus is mijn bestek en dat vind ik eigenlijk meer als genoeg. Laat mij maar soep eten. Op warme dagen en op koude dagen zal de soep gegeten mogen worden. Alleen wil ik het ook niet elke dag doen. Elke dag hetzelfde maakt de wereld erg saai en met Jezus als mijn bestek gaat het er niet beter op worden.

Ooit had ik een baan aanvaard als wasser der dode lichamen. Mensen die gestorven waren werden bij mij gebracht om gereinigd te worden. Naakte, koude lichamen van mannen en vrouwen. Kinderen soms ook, maar die waren gelukkig heel zeldzaam. Meestal waren het oude mensen, mensen met een rimpelig vel dat als oude zak om ze heen hing. Losse stukken waarin stof en vuil zich makkelijk in liet vangen. Hen waste ik, met water en zeep. Met handschoenen en veredelde hulpstukken. Nooit gebeurde er iets, altijd was het stil. De enige geluiden die in de ruimte doordrongen was het geluid van de spons op oude huid. Van zeep op gestorven haren. En van Jezus als mijn bestek. Ik hield van die baan, maar de baan hield niet van mij. Het was tijdelijk. Ik was tijdelijk, net als het leven niet meer dan een korte tijdspanne is. Na drie maanden verliet ik de lichamen. Ze waren gewassen, niet allemaal maar genoeg. Ze waren genoeg gewassen en nu zou iemand anders mijn taak overnemen. Alleen is Jezus niet zijn bestek.

Ik dacht dat ik nog veel geld had, maar de afgelopen dagen is dit aanzienlijk geslonken. Van enkele meters bleef ik nog zitten met enkele centimeters. Niet dat ik ermee kan zitten, tenslotte maakt geld niet gelukkig en is Jezus mijn bestek. Door de laagte van mijn geld kan ik tenminste weer over de horizon kijken. Dromen van de groenere weiden die ik bij de buren kan zien en mijmeren over geluk in vrede. Een mes en vork is alles wat ik nodig heb. Soms een lepel als ik soep wil gaan eten. Of ijs, want dat is ook lekkerder met iets anders dan een vork. Veel geld hoeven ze niet te kosten. Jezus is mijn bestek en daarmee heb ik wel alles gezegd. Jezus is mijn bestek en dat zou jij ook moeten doen.

Geen opmerkingen: