4 mei 2013

De klagers beklaagd

Ik merk dat het speeksel in mijn mond hard bezig is op te drogen. Elke keer als ik mijn mond wil opendoen om de constant klaagzang die vanuit de wereld op mij afkomt tegen te spreken voel ik het. De droogte op mijn tong zet zich door naar mijn wangen, gaat verder mijn keel in en trekt over mijn huig. Ik zie de volgende stroom klagers komen en mijn tong voelt aan als een woestijn. Als ze nu over mijn handelen klaagde, over de dingen die ik doe (of juist niet doe) zou het niet erg zijn. Dat kan ik negeren. Mijn handelen en mijn persoon is van mij, wat anderen daarvan vinden kan mij (inmiddels) niets meer schelen.

Maar ze klagen over de wereld. Ze zeuren over de maatregelen die politici genomen hebben. Ze zeiken over de mensen die gekozen hebben voor een idioot met raar haar. Ze spugen naar de mensen die moeite hebben met de mensen die het niet met hun stemgedrag eens zijn. Stemmen gaan op om de man-vrouw verhoudingen nog verder op scherp te zetten, terwijl er helemaal niets op scherp staat. Ze roepen dat de regering de maatschappij aan het verkwanselen is. En bovenal klagen ze over de graaiers aan de top. Vooral de topmanagers, de mensen die meer geld verdienen dan waar ze recht op hebben of überhaupt nodig hebben, moeten het ontgelden.

Soms heeft de stroom van klagers ook echt gelijk in waarover ze klagen. Is de zuigende werking van hun woorden iets wat je zou moeten horen en hoor je je stem te laten horen tussen alle anderen. Ik doe dan mijn best, maar ook bij deze onderwerpen valt mijn mond droog. Ook hier hangt mijn tong als een droge boterham achter mijn tanden. Ik ben de klagers moe. Ik ben het klagen moe. Zelfs het klagen over de klagers vind ik teveel moeite, er is toch geen enkele reden dat het ooit zal stoppen. Het zit in de menselijke aard om te klagen. Om alles aan te vallen wat niet binnen het eigen straatbeeld valt en voor de mensen die geen straatbeeld hebben trekken ze het denkveld gewoon uit de kast. Ze willen gewoon klagen. De blaren op de tong roepen tot de tegenpartij huilend op de grond valt en zich terugtrekt in een diepe duistere grot. Het mooiste vinden de klagers als de tegenpartij volledig verdwijnt en het liefst na het uitroepen dat ze het helemaal mis hadden. Hoe hadden ze zo stom kunnen zijn, dat is ook iets wat ze graag willen horen.

Je zou denken dat ze daarmee de overwinning behaald hebben. Dat het klaar is, dat ze een feest vieren, maar niets is minder waar. De overwinning smaakt altijd zuur. Zelfs de overwinning moet beklaagd worden en breed uitgemeten in verschillende blogverhalen waarna het op sociale media nog verder uitgehold wordt. Er is geen overwinning zonder dat deze volledig de grond in getrapt is door iedereen die een mond heeft. Een mening is niet meer belangrijk, hoe harder je roept en hoe harder je klaagt des te sneller zal je gehoord worden. De grootste klagers zijn de grootste helden. Zij zijn trots op de blaren die ze op de tong geklaagd hebben en klagen tussen neus en lippen door over de blaren die ze op de tong hebben zitten. Zij worden op handen gedragen als het voorbeeld voor allen, want zij hebben de wijsheid in pacht. Welke wijsheid dat is, dat weten ze niet te vertellen. "Is dat belangrijk?" vragen ze als je toch doorvraagt.

Ik vraag nooit meer door. Er valt niets meer te vragen. Mijn mond is droog, verdroogd. Ik wacht tot de stroom klagers mij bereikt heeft en voorbij gestroomd is. Er is ook maar één oplossing om er helemaal vanaf te komen, wat dusdanig drastisch is dat alleen de sterken van geest het aankunnen. Dat gaat mij (nog) niet lukken. De klagers komen mij de neus uit, maar ergens heb ik wel een lichte vorm van menselijk contact nodig. Om mijzelf helemaal te onttrekken aan de mensheid, diep in een grot en ver weg in het bos te gaan wonen.. Ik kan het niet. Ik wil het ook niet.

Laat mij maar hier staan met mijn droge mond. Soms vind ik een slok water, een lichte verademing die mij de adem beneemt en voel ik mij weer even mens. Even normaal, doordat ik iets zie dat mij aan de mooie momenten uit het leven doet denken. Ik koester die momenten dan even en laat ze weer gaan. Zij zijn niet voor de klagers. Ze zouden het niet snappen. Het is ook mijn wereld, mijn mond en mijn gedachte. Ik zie de volgende golf klagers op mij afkomen. Ik slik de droogte in mijn mond weg. We gaan ervoor. Ik kan gelukkig zwemmen. En ik hoop dat jij het ook kan, anders zal je echt verzuipen.

Succes!

Geen opmerkingen: