18 mei 2006

De weg verloren

Waarom denk ik da laatste tijd zoveel na over de dood. Niet over het zelf willen sterven, maar gewoon over de dood. De dood van de maatschappij waarin we leefden, de dood van mijn idealen, de dood van het leven dat we hadden. Alles veranderd langzaam, maar in tegenstelling tot verandring ten goede gaat alles de verkeerde kant op. Niets veranderd ten goede, alles is aan het afsterven op de meest smerige manier die ik me kan indenken. Alles ligt te rotten in verlaten kamers, als lichamen die dagen, weken, maanden in een woning liggen zonder dat iemand er naar omkijkt. Niemand behalve de vliegen en kakkerlakken. Zelfs als de stank niet meer te harden is zal iemand er naar omkijken. We blijven liever vooruitkijken. Spuiten nog een keertje met onze luchtverfrissers en de wereld om ons heen blijft hetzelfde. Hetzelfde op het oog, maar dat is genoeg. We willen de uitgezakte, smerige massa verrotting niet zien. We willen niet weten dat we langzaam bezig zijn onszelf te vergiftigen tot we niet meer verder kunnen.

En ik zie het met lede ogen aan terwijl ik nadenk over de dood. Over de schoonheid van het verrottingsproces. Over de toestromende vliegen, de maden die het vlees gaan bevolken en de schimmels die het zullen kleuren. Ik denk na over de overblijfselen die nagelaten worden als werkelijk al het leven uit het karkas verdwenen is. Als de maden het laatste stukje rottende vlees verorberd hebben en de schimmels een herinnering zijn op het tapijt van de wereld. Daar denk ik over na, misschien zelfs met een bepaald verlangen. Een morbide verlangen terwijl ik zie hoe de wereld om me heen het hoofd aan het verliezen is. De nek doorgesneden door het mes in de eigen hand. Het bloed verstild in de lucht alsof de hele wereld bestaat uit een foto die we niet willen zien, maar alleen voelen.

Mijn geest voelt zich verlamt door deze gedachten. Ik wil niet alleen maar herinnert worden aan de dood, aan verrotting en de stank van de wereld. Ik wil ook de zon kunnen zien en niet alleen het mes dat de slagaderen doorsnijdt. De zon die glinstert op het lemmet en het bloed op de grond. Ik wil niet wachten op de vliegen en weten dat niemand echt alleen dood gaat. Dat wil ik allemaal niet, maar toch gebeurt het. Toch gebeurt het elke dag weer opnieuw omdat de wereld vervuld is van vervuiling, nare gedachten en een overweldigend gevoel van sterven. We zullen hier nooit meer bovenop komen. We zakken langzaam weg in de duistere put waarvan de wanden ons graf zullen worden. De duisternis zal zwarter en zwarter worden terwijl we het weg proberen te jagen met onze zwakke lampen. Nooit zullen we de lijkenlucht ruiken die we verspreiden omdat we niets meer kunnen ruiken. Niets meer kunnen ruiken is het enige wat onze redding is.

Ik wil er eigenlijk niet meer aan denken, maar elke dag zie ik de levende doden weer lopen. De uitgevallen gezichten, de donkere wolken tegen een strak blauwe lucht. Ik zie de verrotting om ons heen, ik ruik de lucht die we verspreiden en weet dat ik dit niet langer vol kan houden. Ik moet het kwijt, ik moet et kwijt. Mijn gedachten stapelen zich op als een emmer gevuld met bloed, nog één druppel en de grond raakt doorweekt. Het moet eruit, ik moet het vertellen. Aan iemand, bij iemand neerleggen om er nooit meer naar om te hoeven kijken. Ik heb mijn nek doorgesneden, ik ben mijn maatsschappij en ik heb mezelf dood laten gaan. Ik lig in mijn woning, verlaten van iedereen behalve de vliegen en maden. Ik voel mijn vlees van mijn botten vallen terwijl de losse stukken voer worden voor de groeiende stukjes leven om me heen. Weerzinwekkende stukjes leven die zich als razende voortplanten terwijl mijn wereld aan het verdwijnen is. Ik zie alles wat ik had verkruimelen in mijn handen. Mijn handen...

Ik mis mijn handen. Ik mis mijn wereld. Ik mis de zorgeloze tijd die ik had toen ik nog een kind was. Toen ik nog in geesten geloofde, toen ik nog kon zeggen dat de dood een echt persoon was die iedereen kwam bezoeken als de tijd gekomen was. Ik mis de tijd waarbij ik zei dat God niet bestond en ik alles in twijfel trok. Ik mis de tijd dat politiek me niet interesseerde en dat de wereld nog zinnig was. Ik mis alles wat ik had en ik mis alles wat ik heb. Ik verlang naar de dood en ik verlang naar de vliegen. Ik zal ze aaien en hun kinderen voeren. Ik zal ze nooit missen omdat ik bij ze zal zijn, maar het is niet hetzelfde meer. De wereld is aan het vergaan en niemand kan het schelen.

Geen opmerkingen: