17 mei 2006

Toen de rookwolken optrokken

Soldaten zijn het voer voor oorlogen zoals oorlogen de monden van de maatschappij zijn. Eigenlijk moeten we een hekel hebben aan oorlogen, aan de zinloze verspilling van menselijk leven, maar ik kan niets anders dan de schoonheid van oorlogen zien. Niet de grote vechtpartijen zelf, het slachten en doodschieten van de soldaten. Het voer van de oorlog ontdaan van hun menselijkheid en persoon. Neen, de vechtende soldaten vind ik niets mooi aan. Ik hou niet van vechten, ik hou van rust en stilte. Het moment wanneer de rookwolken optrekken is het mooiste moment van een oorlog. Als de stilte de herrie overstemd en niemand meer kan bewegen door de levenloosheid, dat is het mooiste moment van een oorlog.



De lichamen die verspreidt door het gras liggen, het bloed dat aarde insijpeld en de grond vruchtbaarder maakt. Ik kan intens genieten van dat soort beelden, de verstilde beelden die de doden achterlaten. Wachten op het moment dat de karkassen vergaan zijn in de grond terwijl het zand bedekt wordt door het zand is weer te ver in de toekomst. Alleen het moment wanneer de rookwolken optrekken en de doden hun stille dans doen is mijn moment. Alleen dan wil ik plaatsnemen op het slachtveld. Alleen dan wil ik een deelnemer zijn aan de strijd. Ik wil de wolken wegblazen, de stilte horen vallen als de laatste strijdkreet verstomd. De laatste kogel inslaat en de laatste soldaat zijn leven geeft voor een zinloze zaak. Dat moment wil ik vangen in mijn herinnering. Voor altijd de mijne maken.



Op die momenten zal ik mijn voeten ontbloten om te wandelen tussen de lichamen, mijn voeten nat laten worden van het rode vocht. Met respect zal ik de doden benaderen en hun verspilde levens eren met mijn bezoek. Ik zal mijn voeten dopen in de plassen die ze achtergelaten hebben. Met mijn tenen voren in de grond maken om het bloed te laten stromen. De aarde zal hun nieuwe thuis zijn terwijl ik hun bloed weer laat stromen. Moeder zal ze omarmen in haar eeuwige omhelzing en ik zal misschien om ze rouwen. Misschien zal ik mijn tranen laten vallen zoals zij gevallen zijn voor de zinloze zaak. Uiteindelijk zal ik wachten op de dageraad die altijd weer komt. De dag waarop de lichamen verdwijnen, weggehaald om de ongeschijnlijke lelijkheid te laten verdwijnen. Maar dit zijn altijd de mensen die de oorlog begonnen zijn. De mensen waar het allemaal om draait. Zij willen niet herinnerd worden aan hun daden, zij willen niet de gevallenen eren met een veld van lichamen. Zij eren met kruizen, eren met grond. Zij willen zand erover, zand dat alles bedekt. Maar in hun harten blijven ze liggen. De lichamen. De doden. In hun harten liggen ze er voor eeuwig en ik zal er altijd zijn. Wandelend tussen de lichamen, kijken, luistert en proberend de schoonheid te vatten. Ik zal altijd proberen de schoonheid te vatten van de soldaten die zijn gestorven. Hun bloed zal mijn verf zijn en hun lichamen mijn canvas, maar ik zal ze altijd eren. Een veld van lichamen zal mijn deel zijn.

Geen opmerkingen: