
De ogen keren zich naar mij. Ik word zijn prooi terwijl ik verstijfd daar sta. Wat ik ook doe, ik kan niet meer vluchten. Mijn benen weigeren dienst, een schreeuw verstild in mijn keel terwijl het kattenmonster zich opricht in zijn volledige lengte en met behulp van zijn bloedrode vlerken het luchtruim kies. De grond waar hij eerst stond leeg laten als een smet op de wereld. Ik volg zijn vlucht terwijl hij met krachtige slagen mijn richting opvliegt. Op dat moment kom ik in beweging. Ik ren met alle kracht die in mij rest weg van het monster, naar het monster toe. Weg van de plaats waar ik sta. Het mag niet baten.
De klauwen dringen zich in mijn vlees. Een nagel doorboort mijn buikwand waarna ik registreer dat mijn maag geperforeerd word. Maagzuur stroomt samen met het bloed mijn buikwand in om de rest van mijn ingewanden te verteren. De pijn hiervan is onverdragelijker dan de klauwen en nagels in mijn vlees, maar gelukkig dringt een andere nagel zich mijn linkerlong binnen. Bloed stroomt binnen als het leven uit mijn lichaam verdwijnt. Het laatste wat ik voel is dat mijn ontzielde lichaam opgetild word om te verdwijnen in de lucht. Nooit laten de klauwen me los als we het luchtruim kiezen.
Ik ontwaak op een zandvlakte. Maagdelijk wit zand zover het oog reikt. Als een vlakte van gedroogde yoghurt ligt alles voor me. Niets beweegt, niets dat de witheid doorbreekt. Slecht wit, leeg en berooft van elke vorm van regelmaat. Ik lig daar onwetend, onverklaart. In de verte verschijnt een zwarte vlek. De enige kleur in deze witheid. Het is de monsterkat, mijn enige vriend in deze wereld. Ik blijf liggen en wacht tot de klauwen weer mijn lichaam binnendringen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten